2014 wordt een spannend jaar voor de studie naar Taalcultuur in Limburg. In het vroege voorjaar starten twee jonge talentvolle onderzoekers met een eigen project. Het project dat in februari begint, vervult een langgekoesterde wens van me. Het onderzoekt of kinderen voordelen dan wel nadelen ondervinden van het tweetalig opgroeien in het dialect en in het Nederlands. In de laatste vijftien jaar is er veel internationaal onderzoek verricht naar de cognitieve ontwikkeling van tweetalige kinderen. Cognitie staat voor de mentale activiteit die informatie in de hersenen verwerkt door leren, waarnemen, herinneren, denken, interpreteren, geloven en problemen oplossen. Nu lijkt zeer recent onderzoek aan te tonen dat tweetalige kinderen beter dan eentalige kinderen zijn in taken die juist de inzet van cognitief, uitvoerende functies vragen. Die uitvoerende functies zijn belangrijk voor hoe kinderen op school en in het alledaagse leven functioneren. Zij zorgen ervoor dat het kind doelgericht gedrag ontwikkelt waardoor hij of zij op school goed presteert.
Uitvoerende functies helpen het kind om impulsen te onderdrukken, om onbelangrijke informatie te negeren en om zich goed te kunnen concentreren op een bepaalde taak. Maar nu komt het. In internationaal onderzoek bestudeert men jonge kinderen die in twee nationale talen (standaardtalen) opgroeien, dus kinderen in Amerika die Engels en Spaans verwerven.
Tot nu toe vindt er geen studie plaats naar dialectsprekende kinderen. Maar dat gaat nu veranderen, we hebben een primeur. We hebben honderd tweetalig dialect-Nederlands en honderd eentalig Nederlands sprekende kinderen tussen de 6 en 12 jaar nodig om dit nieuwe type onderzoek te kunnen uitvoeren. Daarom benaderen we in het voorjaar basisscholen in Limburg met de vraag of leerlingen mee mogen doen. We leggen deze kinderen taken voor om na te gaan welke woorden zij (her)kennen, hoe goed zij zich kunnen concentreren en zich dus niet laten afleiden. Bij zo’n taak zitten kinderen achter een computer waarop in het midden van het scherm of aan weerskanten een plaatje van een paarse bloem of een rood hartje verschijnt. Het kind drukt zo snel mogelijk op een linkertoets met een paarsgekleurde sticker of een rechtertoets met een rode sticker. Een antwoord dat accuraat is, is als het kind op de rode toets drukt wanneer het hartje verschijnt. Dit laat zien dat het kind zich niet door de vorm van het plaatje – het hartje – laat afleiden maar zich op de kleur ervan richt. De onderzoekster meet ook de snelheid waarin het kind op de toets drukt. Kinderen die tweetalig zijn, lijken beter te zijn in dit soort taken dan eentalige kinderen. Waarschijnlijk omdat vroege tweetalige kinderen steeds een van beide talen moet onderdrukken en daardoor hun uitvoerende functies oefenen. Nu zal het spannend worden of dit ook voor dialectsprekende kinderen in Limburg geldt.
Dit onderzoek is mogelijk doordat ik aansluit bij een grootschalig gefinancierd onderzoek van taalkundige Elma Blom. Elma doet precies dit type onderzoek bij tweetalige Nederlands en Friese, Marokkaanse- en Turkse kinderen. Nu doen dus ook Limburgse kinderen mee. Financieel is dit mogelijk omdat het Universiteitsfonds Limburg (SWOL) als zeer gulle gever optreedt. Bovendien hebben de universiteiten van Maastricht, Utrecht en Amsterdam, het Meertens Instituut en de Raod veur ’t Limburgs kleine bedragen toegezegd. Met dit bedrag kan Kirsten van der Heuij als onderzoekster aan de slag voor één dag in de week, tien maanden lang. Kirsten is vorig jaar bij mij afgestudeerd en heeft veel ervaring in onderzoek naar jonge kinderen. Zij krijgt hulp van drie studenten via het Meertens Instituut.
Dit onderzoek is voor Limburg van onschatbare waarde. Limburg heeft te maken met vele vooroordelen over meertaligheid, vooral over het gebruik van dialect. Dialectsprekende kinderen worden snel met taalachterstand geassocieerd. Hopelijk kunnen we aantonen dat deze associaties ongefundeerd zijn. Een resultaat zou zelfs kunnen zijn dat zeer jonge tweetalige Nederlands-dialectsprekende kinderen een taalvoorsprong hebben. Maar het duurt minstens anderhalf jaar voordat ik hier meer over kan berichten.
Anoniem zegt
Dit lijkt me een geweldig onderzoek. Wel denk ik dat men het misschien beter in Vlaanderen zou kunnen doen, omdat Vlamingen zich volgens mij meer bedienen van streektaal dan Limburgers.