Toen ik maandag terugkwam op mijn werkkamer, lag de nieuwe er al! We zijn inmiddels beland bij deel IV van zijn monumentale Syntax of Dutch: 375 pagina’s over voor- en achterzetsels in het Nederlands. (U kunt het hier gratis downloaden; maar als ware liefhebber koopt u die delen natuurlijk en zet ze te pronken in uw kast.)
Er zijn bijvoorbeeld allerlei voorzetsels die ruimtelijke relaties beschrijven, zoals voor, achter, naast. Of Jan voor of achter het huis staat, hangt vooral af van hoe we het huis zien. Voor het huis betekent aan de kant van de hoofdingang van het huis, of aan de kant van het huis die naar ons is toegekeerd. De richting waarheen Jan kijkt doet er in het geheel niet toe. Iets vergelijkbaars geldt ook voor achter en naast. Jan kun je alle kanten op draaien, hij blijft achter de auto staan. Maar als je de auto omdraait, zodat de neus naar hem toegericht staat, staat Jan er ineens niet meer achter.
Het Nederlands kent één voorzetsel waar de richting van allebei de objecten ertoe doet: tegenover. Als Jan tegenover Marie staat, kijken ze naar elkaar; je kunt geen van twee omdraaien zonder die relatie te verstoren. Dat is het verschil tussen tegenover en voor, zegt Broekhuis. Tegenover is (daarom) ook symmetrisch: als Jan tegenover Marie staat, staat Marie ook tegenover Jan. Maar als Jan voor Marie staat, staat Marie doorgaans niet tegelijkertijd voor Jan.
Tegelijkertijd nuanceert Broekhuis dat weer, want hij wijst op voorbeelden zoals de volgende:
– De oude kersenboom staat tegenover de kerk. (1)
– Mijn auto staat tegenover de kerk. (2)
We zien kersenbomen normaliter niet als objecten die een bepaalde voorkant hebben, dus het is niet duidelijk hoe de boom in zin 1 naar de kerk toegedraaid kan zijn. Zin 2 is een nog sterker voorbeeld: wanneer je die zin zegt, betekent dat helemaal niet per se dat de voorkant van de auto naar de voordeur van de kerk gedraaid staat.
Broekhuis zegt overigens dat “perhaps we must conclude from these examples that only the orientation of the reference object is crucial”, maar ook dat lijkt me niet helemaal onproblematisch: staat mijn auto alleen tegenover de kerk als hij aan de voorkant van de kerk staat?
Een probleem is misschien dat sommige kerken twee voorkanten hebben: de toren en de kant van de kerk waar je binnenkomt. Maar tijdens mijn eeuwige zoektocht naar het Ware en het Goede kwam ik de volgende tekst tegen op een weblog:
Het vertrekpunt was gelegen aan de kerk op het Impedorp. Begin 2000 werden er grote restauratie- en herstellingswerken gestart aan de Sint- Denijskerk waarbij binnen-en buitenkant een fraaie opknapbeurt kregen.
Tegenover de kerk staat de Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdesgrot.
Waar staat nu die grot in relatie tot de kerk? Dat kunnen we te weten komen wanneer we de Sint Denijs in Impe opzoeken op Google Streetview. Je kunt helemaal om de kerk heenlopen, en ontdekt dat de voordeur van de Sint Denijs daar in de toren zit. De voorkant van deze kerk is dus onmiskenbaar links op de foto geplaatst. De grot bevindt zich echter wanneer je bovenstaande foto neemt recht achter je. (Draai in Streetview dus 180 graden.)
Tegelijkertijd lijkt het me niet onverwacht, en misschien wel onoverkomelijk voor de interpretatie van de grot staat tegenover de kerk dat Maria in het bovenstaande plaatje naar de kerk kijkt. Wanneer de grot omgedraaid zou zijn, zou de grot naar mijn gevoel niet tegenover de kerk staan.
Ik denk dus dat Broekhuis geen gelijk heeft dat alleen de oriëntatie van het referentieobject ertoe doet. Wanneer een van de twee betrokkenen een mens of een dier is, moet deze denk ik altijd naar de ander kijken wil er sprake zijn van tegenover.
Irina zegt
Volgens mij staat iets alleen maar tegenover de kerk als er een weg of zo tussen is. Anders staat het voor de kerk.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, daar kan ik wel iets van meevoelen. Er moet een bepaalde afstand tussen de twee dingen zijn die 'tegenover' elkaar staan.
andreopeetermans zegt
Wat hieruit eventueel ook uit zou kunnen blijken: dat het bepalen van mogelijke voorkanten van een kerk op meer dan de vermelde 2 manieren kan gebeuren. Ik vermoed dat in dit specifieke geval de plaatsing van ramen en deuren en de manier waarop deze kerk op het plein ingeplant is een rol spelen. En als een gemeenschap eenmaal besloten heeft dat een bepaalde kant van de lokale kerk als (een) voorkant beschouwd mag worden en daar dan bijvoorbeeld het gebruik van het voorzetsel 'tegenover' op afstemt, neem ik aan dat dat een gewoonte wordt.
Taalprof zegt
Het klinkt misschien een beetje voor de hand liggend, maar ik zou denken dat het nog iets anders ligt: als een van de twee objecten (mens, dier of ding) een duidelijke en in de context relevante voorkant heeft (dat wil zeggen: een kant die de oriëntatie of richting bepaalt), moet die naar het andere object gericht zijn. Bovendien lijkt mij vereist dat ten minste een van de objecten zo'n duidelijke en relevante voorkant heeft. Ik vind de zin 'De twee cilinders staan tegenover elkaar op tafel' een bijzonder vreemde zin, terwijl ik me bij 'De twee boeken staan tegenover elkaar' voorstel dat de twee voorkanten van de boeken naar elkaar gericht zijn.
Als je de relevante voorkant van een mens in de context probeert te manipuleren, kan dat volgens mij ook. In een zin als 'Ze stonden omgekeerd tegenover elkaar' wordt de achterkant ineens de relevante voorkant. Dat vind ik nog best een acceptabele zin. Een interessante combinatie, die je op het internet wel tegenkomt is 'met de rug tegenover elkaar.' (ik vind het bijvoorbeeld in een drilinstructie, waarbij mensen soms in die positie terechtkomen).
Taalprof zegt
Of: 'zet de stoelen met de ruggen tegenover elkaar'
Andy Peetermans zegt
Altijd fijn de columns van Marc van Oostendorp te lezen!
Misschien is een andere mogelijke conclusie, namelijk dat het bepalen welke kant(en) van een kerk als voorkant mogen gelden op meer dan de twee vermelde manieren kan gebeuren. Ik heb een vermoeden dat in dit specifieke geval de plaatsing van ramen en deuren en de manier waarop de kerk op het plein ingeplant staat een rol spelen. En als een gemeenschap eenmaal besloten heeft dat een bepaalde kant van de lokale kerk als (een) voorkant beschouwd mag worden en daar het gebruik van de voorzetsels op afstemt, neem ik aan dat dat een gewoonte wordt.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat draaien is interessant. Wanneer ik me probeer voor te stellen dat er op bovenstaande foto van de kerk een auto in het parkeervak staat, zou ik het geloof ik gek vinden om te zetten dat die auto tegenover de kerk staat, zelfs als hij met de koplampen naar de kerk gedraaid stond. Terwijl als die auto achter de fotograaf zou staan, met een zijdeur naar de kerk gericht (dus parallel aan de straat), ik dat niet zo gek zou vinden. Dat heeft iets te maken met 'de weg of zo ertussen' waar Irina het hierboven over heeft. Door die weg of dat plein wordt de kant van het object (de kerk, de auto) die aan die weg ligt ineens de 'relevante voorkant'.
Wim Mattens zegt
Het begrip indifferentialis (substantief zonder enige numerificatie) levert een verklaring voor 'op kantoor' en *'op nieuw kantoor'. Vele substantieven worden als indifferentialis gebruikt in min of meer vaste voorzetselconstructies: 'naar huis, op school, in bed'. Deze substantieven kunnen in deze constructie normaliter niet gediminueerd worden, want diminuering impliceert numerificatie, singularis of pluralis. Ook de aanwezigheid van een adjectief veronderstelt vaak numerificatie: 'het nieuwe kantoor', behalve bij substantieven die uitsluitend als indifferentialis gebruikt worden: 'op sterk water, in grote verlegenheid, in totale verwarring'.
Onvermeld in de Syntax is dat het voorzetsel 'per' in de betekenis 'voor een, voor één of voor ieder' een singulariserende fucntie heeft: 'per kilo, niet ''per een kilo' of 'per kilo's', wel 'per kilootje', want in de constructie 'per + substantief is het substantief gesingulariseerd en kan dus ook gediminueerd worden.
Terughoudendheid lijkt mij soms geboden bij het geven van een logische verklaring voor het gebruik van bepaalde voorzetsels. We kunnen in het Nederlands heel goed zeggen:'de auto's rijden te dicht naast elkaar', maar ook 'de auto's rijden te dicht achter elkaar.' De laatste zin is logisch natuurlijk onjuist. In het Frans bijv. is zo'n zin onmogelijk. Les voitures roulent trop proche l'une derrière l'autre.
"Met de rug naar elkaar' heeft bij mij de voorkeur op 'met de rug tegenover elkaar'.
Taalprof zegt
Met betrekking tot de logica van 'de auto's rijden te dicht achter elkaar': ik denk dat die logica aansluit op een soort sequentiële interpretatie van het wederkerige voornaamwoord, ook te zien in: 'de koningen volgden elkaar in snel tempo op.' De wederkerige interpretatie kan nog verder opgerekt worden in een zin als 'De leerlingen keken elkaars werk na.' Daar hoeft het niet zo te zijn dat de hele klas in groepjes van twee verdeeld kan worden waarbij telkens de een het werk van de ander nakijkt en die ander ook het werk van die ene. Het is meer zo dat elke leerling participeert als nakijker en als "nagekekene."
Ik deel de voorkeur voor 'met de rug(gen) naar elkaar,' maar het ging mij om de vraag of 'tegenover' per se zou moeten inhouden dat er een de ander aankijkt.
Mient Adema zegt
Als je twee stoelen zo zet, dat de ruggen elkaar raken, dan is de locatieve duiding met tegenover m.i.lang niet zo sterk als dat je ze tegen elkaar (aan)zet. Ik hoor dat iemand bij een opdracht ook niet zo makkelijk zeggen: "zet die stoelen met die mooie leuningen eens netjes tegenover elkaar" als je aan een stoelendans wilt beginnen bijvoorbeeld. Nee, dan moeten ze tegen elkaar (oké, dan wel met de ruggen) worden aangezet en heb je ook geen afstand nodig. Die is dan 0.
Maar de kring moet groter en het vertrek is niet lang genoeg. Dan gaan we die stoelen in de breedte van het vertrek tegenover elkaar zetten en moeten er wat stoelen bij. Inderdaad, dan heb je dus een afstand nodig en moet er blijkbaar "over" bij, zodat je tegenover krijgt. "Tegen" moet dan betekenen dat er een relatie aanwezig is tussen de stoelen en "over" betekent dan zoiets als "van de overkant", "over the river", met een afstandje ertussen, een weg, een ruimte, lucht.
Dat voorkant/achterkantverhaal overtuigt me niet zo. Als achterkant van de grot en achterkant van de kerk precies de andere kant uitwijzen (en de grot niet "tegenover" maar b.v. "vlak bij" de kerk staat, dan gaat een wegvrager toch niet eerste de beide voorkanten opzoeken? Hij is al blij als hij de grot en de kerk zelf gevonden heeft. Ook als de dorpskenner hem verteld heeft dat die grot tegenover de kerk ligt.
Bij mensen zal de context vaak uitwijzen dat "tegenover" impliceert dat ze met de gezichten naar elkaar staan. In die zin is dat voorzetsel meerbetekenend dan de rest van zijn collega's.
Bert Zandbergen zegt
Voor, achter en tegenover elkaar zijn niet eenduidig.
De bewering dat Jan achter de auto staat kan betekenen dat hij zich aan de achterkant van de auto bevindt. Dit is echter vooral relevant voor de bestuurder van die auto, die dan niet zomaar achteruit kan rijden. Bevindt de auto zich tussen Jan en Marie, dan kan Marie zeggen dat Jan achter de auto staat, onafhankelijk van de stand van de auto.
Als Jan en Marie aan weerszijden van een straat staan, staan ze voor een waarnemer op die straat tegenover elkaar, onafhankelijk of ze met hun voorzijden naar elkaar gericht zijn.
Zo is het ook met de grot en de kerk. Als je van Streetview uitzoomt naar Maps, zie je dat de straat via welke de bezoeker bij de grot kan komen tussen de grot en de kerk ligt. Voor de aankomende bezoeker ligt de grot simpelweg tegenover de veel gemakkelijker te herkennen kerk.
Het tegenover elkaar plaatsen van stoelen betekent alleen dat er een ruimte tussen de stoelen is en dat de spreker zich bevindt in het verlengde van die ruimte. De toevoeging 'met de ruggen tegenover elkaar' zegt iets over de stand van de afzonderlijke stoelen, die zonder de toevoeging niet kan worden vastgesteld.