Het gesjteggel zou ik als een soort publieke dialect ‘battle’ kunnen vertalen. Tijdens die ontvangsten schertsen de moelemeëker en de burgemeester van de ankerplaats in hun eigen dialect wat er allemaal mis is met elkaars gemeenten. De burgemeesters hebben het gemakkelijk: vanuit Zuid-Limburgse ogen is in Heerlen ‘noeëts get good en richtigs’. Aan de Heerlense moelemeëker de gewichtige taak die scherts te pareren met wat er in het ontvangende dorp of stad komisch is, of wat daar nog allemaal te verbeteren valt. Voor de Blauwe Schuit staat bij dit alles het aanknopen en bestendigen van vriendschapsverbanden in de euregio voorop.
Blauwe Schuit
Door Leonie Cornips
Op een druilerige zondagmorgen zit ik in de trein naar Heerlen om op uitnodiging even onderdeel uit te maken van de draaiboekbesprekingen van de Blauwe Schuit.
Overmorgen vaart het schip op wielen uit om vijf dagen lang de vastelaovend aan te kondigen, ook in het nabije België en Duitsland. Deze zondag zijn ook diverse gastheren van de ankerplaatsen die de bemanning van de Blauwe Schuit aandoet, in de Heerlense thuishaven te gast. Dit overleg in de Schelmentoren op twee zondagen voorafgaand aan vastelaovend is belangrijk. Het bestuur van de Blauwe Schuit, waaronder de vuurzitter, moelemeëkeren sjriever neemt met de gasten het vaarschema en vooral het protocol door. Ook bespreken ze opmerkelijke plaatselijke gebeurtenissen die onderwerp van spot kunnen worden tijdens het gesjteggel met de autoriteiten waar de Blauwe Schuit volgende week aanmeert.
Deze zondag dat ik even te gast ben bij de Blauwe Schuit, is bijzonder omdat alles wat ik die middag zie, hoor en meemaak mijn verbeelding prikkelt. Vanuit mijn jeugd associeer ik Heerlen met mijnen en mijnwerkers, moderne gebouwen, de weidse Brunssummerhei, mijn speelkameraadjes in Schaesbergerveld en Femina als de discotheek waar allerlei spannende dingen gebeurde. Maar op deze zondag beleef ik een klein stukje van Heerlen volledig anders: door een vervlechting van allerlei indrukken verandert mijn stad van vroeger in een plek die opeens rijk aan historie, traditie en dialect is. Hoe kan dat?
Voor het eerst bezoek ik de Schelmentoren vanbinnen. Dit gebouw staat naast de eerbiedwaardige Pancratiuskerk en is een middeleeuwse gevangenistoren. Ik klim via de wenteltrap naar de eerste verdieping waar bezoekers wachten totdat het bestuur van de Blauwe Schuit hen kan ontvangen. Het bestuur ontvangt me op de tweede verdieping in een vertrek met dikke, eeuwenoude houten balken en meubilair uit de achttiende eeuw. De belleur van de Blauwe Schuit leidt me daarna rond op de derde verdieping en vertelt over de bonte stoet van eigenaren van de Schelmentoren. En over de bokkenrijders die hier in de gevangenis geworpen zijn. Misschien zijn Hendrik Cornips, bijgenaamd ‘den Uil’ en Herman Cornips, die zo rond 1740 als bokkenrijders aan de galg zijn geëindigd, wel mijn verre voorouders en zaten ze hier in de Schelmentoren in het krappe cachot. De historie van het gebouw, de uitgesleten wenteltrappen, het antieke meubilair en de verhalen prikkelen de verbeelding waarin Heerlen iets ‘authentieks’ krijgt. De verhalen, de bezoekers en de wijze waarop zij gekleed zijn, maken de Schelmentoren deze zondagmiddag tot een betekenisvolle plek die het verleden direct en eenduidig aan het heden lijkt te knopen. Zo noemt de belleur de eerste blauwe schuit die in 1133 vanuit Kornelimünster is uitgevaren. De pauwenveren en kostuums van de prins en adjudanten, de uitdossingen van de Auw Wiever uit Valkenburg en de op Napoleon geïnspireerde uniformen van het garderegiment d’r Kuëb va Heële in de kleuren blauw en geel (met sabel en musket) brengen met een knipoog een historisch decor kleurrijk tot leven.
En dan het dialect: dit voert de boventoon in de Schelmentoren, voor mij zo opvallend in Heerlen. Die zondagmiddag is het Heëlesj plat een draad dat de kostuums, antieke attributen, verhalen en de Schelmentoren als kralen tot een nieuw betekenisvol geheel aan elkaar rijgt. Wat ik die middag in de Schelmentoren beleef, ademt in ieder geval verbondenheid en lokale distinctie uit en getuigt vooral van heel veel sjpas. En buiten de Schelmentoren is het weer een gewone druilerige zondagmiddag.
Deze column verscheen vrijdag in De Limburger/Limburgs Dagblad
Laat een reactie achter