Korte inleiding in het werk van William Labov (6 en slot)
Door Marc van Oostendorp
Taal bewijst dat mensen aardrijkskundige dieren zijn, dieren voor wie het belangrijk is waar ze precies vandaan komen, wat hun territorium is. Zangvogels zijn ook van dat soort geografische dieren, die met hun liedjes afbakenen wat hun gebied is. Veel zangvogels kennen dan ook dialecten: het ene vinkje zingt net wat anders dan het andere dat vijftien kilometer verderop woont.
Dat geldt ook voor mensen; alleen vormt de menselijke soort patronen die nog veel groter zijn dan gebiedjes van een paar kilometer groot. En mensen kennen taalverschillen die met méér te maken hebben dan alleen met geografie. Met politiek bijvoorbeeld.
Leesonderwijs
Labov geeft hier sterke voorbeelden van in zijn boek Dialect Diversity in America. Hij laat zien dat de Amerikaanse steden dialectologisch (ondanks radio, tv, internet, snelweg, telefoon en ondanks de communicatieproblemen die iedere taalverandering veroorzaakt) nog steeds uit elkaar groeien. Hij laat zien dat die taalverandering vooral een kwestie is voor de blanke inwoners van de steden. De zwarte inwoners spreken een heel ander soort Amerikaans, dat veel minder geografisch bepaald is. En hij laat zien dat dit allemaal met politiek te maken heeft.
Labov houdt zich al decennia lang bezig met de taal van African Americans. Hij was een van de eerste deskundigen die overtuigend liet zien dat hun Engels niet een verzameling ’taalfouten’ was, maar een volwaardig dialect van het Amerikaans Engels, met eigen grammaticale regels en (merkwaardigerwijs) zonder al te veel regionale verschillen. Hij noemde deze taal AAVE: African American Vernacular English. Hij heeft zich ingezet voor de erkenning van deze variëteit, bijvoorbeeld om het leesonderwijs voor zwarte leerlingen te verbeteren.
Democraten
Waar komt dat dialect vandaan? Volgens Labov kun je het niet terugvoeren op de taal van de plantages het lijkt te weinig op wat daar nog van over is. Dat het AAVE zo anders is dan de witte dialecten in dezelfde steden, is vooral terug te voeren op de rassenscheiding die er in de praktijk nog steeds is: witte en zwarte Amerikanen wonen fysiek in dezelfde stad, maar taalkundig in verschillende dorpen. Ze spreken elkaar veel te weinig om elkaar echt diepgaand in hun taalgebruik te kunnen beïnvloeden. Zo zijn hun dialecten in de loop der eeuwen langzaam uit elkaar gegroeid.
De taalverandering die Labov daarbij het best bestudeerd heeft is de northern cities vowel shift, een bepaalde verandering in de uitspraak van de klinkers in de steden in noord (en noord-oost) Amerika. In zijn boek Dialect diversity in America laat hij zijn dat de rassenpolitiek ook iets met die verandering te maken heeft: de klinkers veranderen in een gebied dat nauwkeurig overeenkomt met het gebied waar men tegenwoordig voor de Democraten stemt. Wie in een ‘swing state’ als Indiana gaat kijken, net op de grens tussen Republikeins en Democratisch gebied, vindt dat de taalgrens daar zelfs tussen individuele districten de politieke grens volgt.
Yankees
Kennelijk is er dus een specifiek ‘noordelijk Amerikaans’ gevoel, het gevoel van de oorspronkelijke settlers, de Yankees. Wie dat gevoel heeft, doet makkelijker mee aan deze specifieke uitspraakverandering. Onbewust laat je zien wie je bent of wie je wil zijn – een liberale, vrijzinnige noordeling, niet zo’n conservatieve zuideling. Dat gevoel omvat meer dan alleen de plaats waar je vandaan komt – het betreft je hele identiteit, ook je politieke.
Ondertussen gaat dat gevoel kennelijk niet zo ver dat de witte inwoners van Chicago echt met hun zwarte buren in gesprek gaan. De taalkloof blijft bestaan. De mens is niet alleen een aardrijkskundig, maar ook een politiek dier.
William Labov. Dialect Diversity in America. The Politics of Language Change. Charlottesville: The University of Virginia Press, 2012/2014. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter