Korte inleiding tot het werk van William Labov (2)
Door Marc van Oostendorp
Als taalkundige was William Labov een betrekkelijke laatbloeier. Zijn scriptie verscheen in 1961 en zijn proefschrift drie jaar later – hij was toen dus al 36. Dat kwam doordat hij voor die tijd een aantal andere dingen had gedaan: hij had onder andere als inktmaker gewerkt bij een chemisch bedrijf, als schrijver van flapteksten bij de vooraanstaande literaire uitgever Alfred A. Knopf.
Labov heeft later gezegd dat hij dat heeft gedaan omdat hij eerst wat van de ‘echte’ wereld wilde zien voor hij zich in de academie zou begraven. En ik geloof ook dat hij wel degelijk wat geleerd heeft van allebei de activiteiten. In zijn werk als chemicus had hij geleerd om strenge empirische methoden te gebruiken (gecontroleerd gegevens verzamelen, daar precieze statistiek op toepassen). Tijdens zijn werk als flaptekstenschrijver leerde hij schrijven; op zijn website staan daar een paar goede voorbeelden van (bijvoorbeeld zijn lezing A life of learning: Six people I have learned from).
Met zijn scriptie en zijn proefschrift was het ook wel meteen raak. Het zijn allebei juweeltjes van de twintigste-eeuwse taalwetenschap.
Uh-oe
Over het proefschrift interviewde ik Labov een paar jaar geleden voor Onze Taal. Zijn doctoraalscriptie was misschien even vernuftig. Hij ging over Martha’s Vineyard, een eiland in de buurt van New York, dat een populaire vakantiebestemming was voor New Yorkers. Labov ontdekte dat er op dat eiland dingen aan het veranderen waren met de klinker in woorden als out: dat woord bijvoorbeeld klonk onder sommige, relatief jonge bewoners ongeveer als uh-oet.
Er waren daar een paar vreemde dingen mee. Zo leek de verandering begonnen te zijn bij vissers in het noorden van het eiland, waar relatief weinig toeristen kwamen. De eilanders die veel in contact waren met buitenstaanders, of die graag naar de vastewal wilden, deden het minst mee aan die verandering van klanken.
Labovs verklaring voor deze verschijnselen was dat uh-oe geassocieerd werd met het eilander gevoel. De klank leek een beetje op een ‘oude’ uitspraakvorm, vooral van een andere klinker: de aj uit tajm werd ouderwets uitgesproken als uh-j. Wie zo’n soort klinker zei, was dus een ‘echte’ eilander, en dat gevoel breidde zich uit naar de verwante klank uh-oe. Vandaar dat de vissers uit het noorden, die wilden laten horen dat zij helemaal aan Martha’s Vineyard behoorden.
Ameland
Dat eerste onderzoek liet dus zien hoe belangrijk het gevoel van eigenheid, van ergens bij horen, was bij taalverandering. Mensen veranderen hun taal omdat ze willen laten horen waar ze bij willen horen. Ze zijn zich daar ook niet per se van bewust: die vissers pasten niet expres hun ou aan – ze dachten dat ze het altijd zo gedaan hadden.
Ook voor wat betreft de methode van onderzoek was die scriptie innovatief. Zo ontdekte Labov dat je de beste resultaten kreeg wanneer je proefpersonen niet rechtstreeks naar hun taal vraagt. Dan beginnen ze te veel te letten op hoe ze praten en wordt hun taalgebruik onnatuurlijk. In plaats daarvan vroeg hij hun naar hun levensverhalen, hun ervaringen op het eiland. Wat ze vertelden nam hij op en analyseerde hij nauwkeurig op, onder andere, hun uitspraak van out.
Labovs onderzoek inspireerde vervolgens generaties van onderzoekers. In 2010 promoveerde Mathilde Jansen bijvoorbeeld op een proefschrift over de taal op Ameland. Haar bevindingen kwamen voor een deel overeen met die van Labov: ook op Ameland is het dialect taai, en het taaist bij de mensen die zich het meest identificeren met het eiland.
Het artikel dat Labov in 1963 over Martha’s Vineyard schreef staat hier. (Heel grote pdf.)
Laat een reactie achter