Jullie zitten nu met de eerste ochtendkoffie achter je beeldscherm en julie probleem is dat jullie reuze benieuwd zijn waarover ik vandaag ga uitwijden. Welnu, ik ga jullie onderhouden over het aerotoxisch syndroom.
Gisterennacht zat ik mijn stukje te tikken in het vliegtuig. Jullie hebben dat misschien wel gemerkt, want mijn hoofd wordt er altijd een beetje lichter van. Daar heb ik nu een nieuw woord voor geleerd, voor dat lichte gevoel: het aerotoxisch syndroom.
Ja, die vorige alinea’s, die zijn nog eens leesbaar, he? Omdat ik nog steeds wacht tot mijn nieuwe officiële schrijfleraar zich verwaardigt om mij een les te geven, heb ik me de afgelopen dagen teruggetrokken met het boek Tekststructuur. Effectiever en efficiënter schrijven van Freerk Teunissen en Aleid van de Vooren. Die titel klinkt een beetje degelijk en het onderwerp – het schrijven van zakelijke teksten – klinkt ook niet meteen opzwepend.
Maar Tekststructuur blijkt meer in huis te hebben dan lesjes oorzakelijke verbanden leggen. Het schrijven van een eenvoudige zakelijke brief wordt met Teunissen en Van de Vooren ineens een way of life, waarvoor je wonderlijke oefeningen moet doen.
“Sta op”, luidt opdracht 24. “Spring tien keer omhoog. Loop dan naar het raam dat het dichtstbij is en tik er tien keer met je vinger op.” Daarna leggen Teunissen en Van de Vooren uit waarom je af en toe zoiets moet doen: om je geest even af te leiden van het schrijfwerk: “Het werkt om af en toe – tussen het schrijven door – oefeningen te doen die je ronduit raar vindt. Zo train je je onbewuste om vooral te oordelen op het moment dat jij het tijd vindt om te oordelen.” Door dat oordelen even uit te stellen, kun je schrijfblokkades voorkomen.
De opdracht om eens iets te schrijven over dat aerotoxisch syndroom komt daar ook uit voort: schrijf binnen twee minuten zo ongeremd mogelijk alles wat je te binnen schiet over een onderwerp waar je waarschijnlijk nog nooit eerder van gehoord hebt.
Het lijkt op het eerste gezicht een beetje potsierlijk, zoveel heisa voor het schrijven van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag. Maar het is tegelijkertijd ook heel sympathiek, vind ik. Teunissen en Van de Vooren nemen het schrijven echt serieus. Ze bieden niet in de eerste plaats een verzameling trucjes aan die je kunt toepassen, maar een aanpak van het schrijven die gekenmerkt wordt door grote inzet.
Daarnaast worden de ‘gewone’ technieken overigens ook degelijk uitgelegd: hoe je je materiaal verzamelt en wat voor modellen er zijn om dat materiaal vervolgens in een zakelijke tekst te ordenen. Hoe je een alinea kunt opbouwen uit een kernzin en een aantal satellietzinnen; en in wat voor verhouding die laatste zoal tot de eerste kunnen zijn. Hoe je een artikel vervolgens weer in alinea’s kunt onderverdelen en ondertussen de structuur van het geheel aan de lezer duidelijk kunt maken.
Allerlei modellen komen aan de orde, zowel uit de wetenschap als uit de commerciële praktijk. Ze worden uitgelegd voor zover ze praktisch toepasbaar zijn. En zo weet ik inmiddels dat ik volgens Barbara Minto moet beginnen “met de situatie (s) van de lezer”, dat ik daarna het probleem (p) van die lezer moet benoemen, en vervolgens een eerste antwoord moet geven op de vraag (v) van die lezer. En zie: het werkt!
Laat een reactie achter