Het nieuwe nummer van Nederlandse Taalkunde is uit! Er staat onder andere een kort artikel in van Kees de Schepper en enkele anderen (hier is een digitale versie) over zinnen zoals de volgende:
- Hij is erg charmant; ik vind bovendien dat hij ontzettend grappig is.
- Niet belangrijk? Ik meen juist dat dit het essentiële punt is.
- Ik denk misschien dat ik er ook een voor mijn moeder ga kopen.
In al die gevallen hoort het onderstreepte bijwoord logisch gezien in de bijzin:
- ik vind dat hij bovendien ontzettend grappig is,
- ik meen dat dit juist het essentiële punt is,
- ik denk dat ik er misschien ook een voor mijn moeder ga kopen.
In de laatste zin is het natuurlijk niet zo dat ik misschien wel denk ‘ik ga er ook een voor mijn moeder kopen’; nee, het is zeker zo dat ik denk: ‘Ik ga er misschien een voor mijn moeder kopen’.
Die bijwoorden klimmen dus omhoog, en De Schepper en anderen noemen dit prag-raising: raising vanwege het klimmen en prag omdat het gaat alleen maar om bepaalde bijwoorden gaat: ‘pragmatische’ bijwoorden die iets zeggen over de mededeling die je doet. Wat ze zeggen is altijd subjectief. Bovendien betekent bijvoorbeeld: wat ik nu zeg is nog belangrijker dan wat ik daarnet zei’; misschien ongeveer ‘ik weet niet zeker of wat ik nu zeg waar is’.
‘Gewone’ bijwoorden als thuis of morgen die niet subjectief zijn, kunnen bijvoorbeeld niet klimmen: de volgende paren zinnen betekenen anders dan de zinnen met prag-raising niet hetzelfde:
- Ik denk dat ik thuis nog een roestige hamer heb liggen.
- Ik denk thuis dat ik nog een roestige hamer heb liggen.
- Ik hoop dat jullie morgen komen.
- Ik hoop morgen dat jullie komen.
- SUBJECTIEF: ik vind
- OBJECTIEF: dat hij ontzettend grappig is
- Ik denk niet dat het gaat regenen = Ik denk dat het niet gaat regenen.
- Dan zie je niet dat het klopt.
- Dan zie je dat het niet klopt.
Laat een reactie achter