’s Ochtends schrijf ik meestal eerst dit stukje, dan haal ik koffie –mijn vrouw klaagt als ik te vroeg in de ochtend de espressomachine laat ratelen –, en dan zoek ik er nog even een plaatje bij.
Wat is daar de zin van? En dat heb ik het nu even niet over dat schrijven van stukjes, koffie drinken of luisteren naar mijn vrouw, maar het zoeken van plaatjes? Tot een jaar of vijf geleden werd Neder-L via de e-mailverstuurd met niente plaatjes, maar nu kan dat niet meer. Jullie zouden toch wel raar op staan te kijken wanneer je ineens enorme grijze lappen krijgt voorgeschoteld.
In Sterke verhalen beschrijven Jeroen Salman, Roeland Harms en Talitha Verheij de centsprent, het vaak goedkope drukwerkje dat vooral in de achttiende en de negentiende eeuw populair was en waarin in enkele korte zinnen, ondersteund met veel plaatjes, een verhaaltje werd verteld.
Expeditie Robinson
Dat kon van alles zijn: het stichtelijke heiligenleven van Genoveva van Brabant of een sprookje van moeder de gans, een versie van Gullivers reizen voor kinderen of het verhaal van Jan de Wasser die door zijn vrouw gedwongen wordt allemaal vrouwenwerk te doen.
Dat is interessante materie, die allerlei vragen oproept: welke verhalen werden gekozen en waarom? Hoe ontwikkelden die verhalen zich in de loop van de tijd? Als ze bijvoorbeeld voor kinderen werden geadapteerd, wat veranderde er dan? Wat werd er op de plaatjes getoond? Wat was eigenlijk het publiek van die centsprenten?
Ze waren ooit heel populair, maar precies daarom is er weinig van overgebleven. Mensen zagen ze niet als kleinodiën die ze per se wilden bewaren – die centsprenten waren het weblog van de achttiende en negentiende eeuw. Tegelijkertijd zijn ze precies om dat wegwerpkarakter natuurlijk ook weer interessant. Het cultuurgoed zonk, soms langzaam, soms snel – verhalen als dat van Robinson Crusoe kwamen betrekkelijk snel vereenvoudigd in de populaire letteren terecht en werden uiteindelijk tot centsprenten voor kinderen; terwijl het nu nog steeds de inspiratie is voor een tv-serie zoals Expeditie Robinson.
Luilekkerland
Het boek Sterke verhalen is een van de uitkomsten van een NWO-project van de Utrechtse onderzoeker Jeroen Salman; hij heeft zelf het leeuwendeel geschreven en daarnaast zijn wat hoofdstukken verzorgd door medewerkers uit zijn project. In betrekkelijke korte hoofdstukken komen verschillende subgenres en thema’s aan de orde: luilekkerland bijvoorbeeld, of het schelmenverhaal, of de bewerking van literaire klassiekers.
Interessant vond ik bijvoorbeeld het laatste hoofdstuk over sprookjes. Dat hoofdstuk is geschreven door Talitha Verheij en heeft als ondertitel ‘De verrassende voorkeur voor Perrault’. Ze laat zien dat in de gehele geschiedenis van de centsprent voor de meeste sprookjes de vaak wat gruwelijkere en erotisch geladenere versies van Charles Perrault werden gebruikt en niet de wat bravere versies van de gebroeders Grimm. Zelfs als die sprookjes duidelijk alleen voor kinderen worden uitgegeven, kleedt Roodkapje zich nog helemaal uit voor ze bij de wolf in bed stapt. En wordt ze uiteindelijk wel verscheurd door het beest, maar niet meer gered door enige jagerman.
Spektakel
Verheij geeft verschillende redenen voor die voorkeur voor Perrault. Zo waren de plaatjes natuurlijk betrekkelijk kostbaar om te maken en werden ze zo lang mogelijk herbruikt. Bovendien was de productie van de centsprent een internationale industrie en kwamen de plaatjes lang vooral uit het Franstalige gebied en niet het Duitse.
Ik kan me nog een andere reden voorstellen: het simpele feit dat de versies van Perrault smeuïger waren, maakte ze ook aantrekkelijker. Het fatsoen werd weliswaar officieel steeds belangrijker, maar voor de puur commerciële makers van dat goedkope drukwerk was dat veel minder interessant dan het geld dat ze konden verdienen met zo spectaculair mogelijke verhalen.
Want dat is wat al die verhalen wel met elkaar gemeen hebben: enorm spektakel, visueel en anderszins. Je zou ze zo op internet kunnen zetten.
Laat een reactie achter