Door Marc van Oostendorp
Ergens, hoog in een ivoren toren, zit het College voor Examens, de instelling die in Nederland verantwoordelijk is voor de centrale eindexamens. Wie het waagt om kritiek op die instelling te hebben, wordt arrogant en met minachting toegesproken. De zogeheten vakdeskundigen van die commissie weten alles beter, en zien neer op hun collega’s en op de schrijvers van de stukken over wie ze vragen stellen.
Ik dacht: ik ga me dit jaar niet met het eindexamen Nederlands bemoeien. Dat eindexamen deugt volgens mij en een groot aantal hoogleraren Nederlands om een aantal redenen niet – het toetst vooral hoe goed je eindexamen Nederlands kunt doen, en daarbij komt nauwelijks enige kennis kijken die je buiten de muren van het eindexamenlokaal kunt gebruiken –, maar volgend jaar komt er een nieuw eindexamen. Dat wachten we maar even af. Dacht ik.
Maar voor de leerlingen en de leraren gaat de ellende natuurlijk gewoon door. De afgelopen dagen heb ik van verschillende zijden correspondenties gekregen van leraren met het College. Het patroon was daarbij steevast hetzelfde: de leraar schrijft een uitvoerig, goed geschreven en beargumenteerd betoog naar de examenlijn over een fout in het examen. Het antwoord erop is drieregelig, bevat minstens één kromme zin, en dient er vooral voor om de leraar af te poeieren: die heeft er niets van begrepen, moet zijn mond houden, en gewoon doen wat hem door het College voor Examens wordt verteld.
Culturele elite
Wanneer je de klachten analyseert, blijken ze vaak te gaan over slordig werk van de examenmakers, van het College voor Examens en het Cito. Een van de teksten voor het VWO is een essay van Henri Beunders uit De Groene Amsterdammer over het verschil tussen hoge en lage kunsten. In die tekst (je kunt het examen én de vragen én de modelantwoorden vinden op de website examenblad) staat de volgende passage:
Dat de culturele elites weinig tot geen weerwoord hebben tegen hun 175 aanklagers heeft met nog twee structurele ontwikkelingen te maken. De eerste betreft de kunsten, de andere is economisch van aard.
Hierover vraagt het eindexamen:
Welke twee ontwikkelingen binnen de wereld van de kunsten worden in de tekst genoemd als oorzaken van het verdwijnen van een culturele elite?
Arren moede
Dat is natuurlijk wel heel bizar. De schrijver zegt dat er één ontwikkeling is binnen de kunsten, maar de examenmakers weten wel beter: hij bedoelt er natuurlijk twee! Zo’n schrijver, die begrijpt natuurlijk niets van argumentatie; zo’n Beunders kan wel lekker artikelen schrijven in De Groene Amsterdammer over hoge en lage cultuur, maar wanneer hij eens zelf vwo-eindexamen zou doen, zou hij er ongetwijfeld niks van bakken.
Nu zijn er leraren, betrokken, aardige leraren, die in lange epistels aan het CvE dat college ervan proberen te overtuigen dat de schrijver misschien wel gelijk heeft in zijn eigen beoordeling van de argumentatie. En dat je het leerlingen dus niet kunt aanrekenen dat ze in de war raken van zo’n vraagstelling en in arren moede dan maar de economische ontwikkeling geven als de tweede, net als de auteur.
Mevrouw
Er zijn ook leraren die de oorspronkelijke tekst erbij halen en laten zien dat de bewerking door het College voor Examens onduidelijkheden heeft gecreëerd. Zo haalt Beunders in De Groene het marxisme erbij in zijn verklaringen. Dat marxisme is in de examentekst geschrapt, maar wel is het woord onderbouw blijven staan, dat blijkens de oorspronkelijke context marxistisch geïnterpreteerd moet worden. Dat moeten de eindexamenleerlingen nu maar zonder die context uitvinden.
Zulke leraren krijgen dan een bits antwoord terug. “Geachte mevrouw X”, begint bijvoorbeeld een mail aan iemand die heeft ondertekend met Matthijs X. en die bezwaar maakte tegen de twee ontwikkelingen: “Wat er in de oorspronkelijke tekst gestaan heeft is niet relevant! De examentekst is leidend. Dit kan (natuurlijk) niet anders. Bovendien is elke tekst in een examen bewerkt (met zoveel mogelijk respect voor de opvattingen van de auteur).” En dat ultrakorte antwoord op een brief van drie pagina’s eindigt met “Ik ga ervan uit dat u hiermee voldoende geïnformeerd bent.”
Macht
Hoe komt dit alles nu? Hoe kan zo’n belangrijke instelling in Nederland het zich permitteren om eindexamens slordig samen te stellen (teksten slordig te redigeren, vragen slordig te formuleren, in een van de Havo-teksten is in ieder geval volgens sommigen een spelfout blijven staan) en vervolgens alle kritiek van de collega’s af te wimpelen?
Ik kan het niet anders zien dan als een kwestie van macht. Het College voor Examens en het Cito vormen een machtsblok en bepalen uiteindelijk zelf wat er met kritiek gebeurt: er is geen onafhankelijke instantie die ieder jaar de opmerkingen van de leraren in ontvangst neemt en beoordeelt. Ik denk dat zo’n instantie er wel zou moeten zijn, en wel één die aan de minister en de Tweede Kamer kan rapporteren en ook invloed kan uitoefenen op de uiteindelijke beoordeling.
Daarvoor is het nodig dat de machtsconcentratie van het College voor Examens doorbroken wordt. En daarvoor is het, vrees ik, nodig dat mensen zoals ik zich ook dit jaar dan toch maar weer eens met het examen bemoeien.
Een verontruste docent zegt
Ik vind het sowieso triets om te merken, als docent Nederlands, dat de eindexamens Nederlands en de rigide antwoordmodellen heel vaak negatief uitpakken voor kritisch-denkende, creatieve vwo-leerlingen. Leesvaardigheid en tekstverklaring worden in deze eindexamens gezien als een volstrekt objectieve toetsvorm, wat natuurlijk helemaal niet het geval is. Het is een subjectieve bezigheid. Als dan de vraagstellingen en de theoretische noties (kernzinnen, drogredenen, tekstverbanden) heel vaak ook niet zuiver gemunt zijn én soms zelfs niet eens bestaan, dan wordt het echt een suspecte toetsvorm, waarbij je natuurlijk ook moet afvragen in hoeverre deze vorm van 'leesvaardigheid' nu wel recht doet aan wat de studie en het vakgebied van de Nederlandse taal – en letterkunde inhoudt.
Het zou erg mooi zijn als de universitaire academici een poging zouden doen om deze manier van toetsing van leesvaardigheid eens van tafel te krijgen en de toetsing van echte Neerlandistische vaardigheden en kennis in het eindexamen te krijgen.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel. Zoals u zich misschien herinnert, heeft een tamelijk grote groep aan de academie verbonden neerlandici zich vorig jaar ingezet tegen het eindexamen in de huidige vorm. Dat heeft geresulteerd in contact met het College voor Examens dat gekenmerkt werd door een soortgelijke houding die ik hierboven schets voor de leraren: zoals de laatsten de inhoud niet begrijpen volgens het CvE, zo begrijpen wij dan weer de onderwijspraktijk niet. De enigen die kortom echt bevoegd zijn tot oordelen, zijn de examenmakers zelf.
Zoals ik hierboven schrijf, had ik gedacht een en ander dit jaar een beetje te laten rusten, omdat het eindexamen met ingang van volgend jaar sowieso verandert. Kritiek op de huidige vorm is daardoor een beetje zinloos, al ben ik sceptisch hoeveel van de veranderingen volgend jaar echt verbeteringen worden (op zijn minst zou de gehanteerde terminologie wat verbeteren, we zullen zien). Kritiek op de houding van het CvE is aan de andere kant op dit moment denk ik even hard nodig als altijd
Verontruste docent zegt
Veel docenten Nederlands vinden de situatie vreselijk, maar zij kunnen niets doen, want zij hebben geen gezag. Ze hebben echt hulp nodig van hoogleraren en universitaire docenten die zich openlijk uitspreken. Blijven jullie alsjeblieft doorgaan met het uiten van kritiek!
Matthijs Boumans zegt
Hier is die Matthijs X, nog steeds man, ondanks pogingen van het CvE mij van gedachten te doen veranderen; inderdaad een kort kattebelletje op een bezwaarschrift van bijna vier kantjes….tenhemelschreiend. En geen enkel fatsoenlijk inhoudelijk tegenargument. Maar bezwaarschrift twee volgt. Ik wil gewoon de erkenning, dat ik het bij het rechte eind heb – ook al ben ik een oud doctorandusje uit de provincie -. Kafkaësk is dit aan het worden.
Ben Wilbrink zegt
In het hoger onderwijs is er een behoorlijke beroepsprocedure voor tentamens, examens en vergelijkbare beoordelingen http://www.cbho.nl/ . Waarom zoiets nog ontbreekt in het voortgezet onderwijs is mij een raadsel. Er behoort een behoorlijke rechtsgang mogelijk te zijn. De bedelgang naar het College voor Examens is beschamend en Nederland onwaardig. Zoals op zich ook de evidente ondeskundigheid van het CvE over hun core business een blamage is.
Verontruste docent zegt
Weet iemand door welke personen deze examens nu eigenlijk zijn gemaakt? En welke opleiding hebben zij genoten? En reflecteren ze ook wel eens, op wetenschappelijke wijze verantwoord, op die examens?
Ik vind eigenlijk dat zij gewoon openlijk en persoonlijk hun werk moeten verantwoorden, maar ook moeten verdedigen. Ik krijg de indruk dat deze examens soms op een namiddag in elkaar worden geflanst, zonder oog voor de gevolgen voor de jonge mensen, de neerlandistiek, en in algemene zin het Nederlandse onderwijs.
Anoniem zegt
Op de site van het College voor examens (https://www.cve.nl/item/vaststellingscommissie)
staat het volgende:
"Samenstelling en benoeming
Vaststellingscommissies VO bestaan uit een deskundig voorzitter uit het naar boven aanpalend onderwijs en twee of drie leden die ruime ervaring hebben als vakdocent in het lesgeven aan examenkandidaten. De leden worden voorgedragen door de onderwijsbonden (AOb en CNV Onderwijs) en door de vereniging van leraren in het desbetreffende vak."
In de commissie zitten blijkbaar geen vertegenwoordigers van de universitaire Neerlandistiek, maar wel vakbondsleden… Vreemd, maar het verklaar natuurlijk wel een boel.
Anoniem zegt
ss
Johan Schipper zegt
In de vorige eeuw – voor de invoering van de tweede fase – was er voor het vwo de samenvatting: een pittige tekst van minimaal 2000 woorden moest in 500 woorden weergegeven worden. Het examen toetste zo niet alleen tekstbegrip, maar ook schrijfvaardigheid. Ik mis die examens.
Matthijs Boumans zegt
Maar wat was dat een tijdrovend correctiewerk!!!
Herma van den Brand zegt
Ik hoopte dat iemand van het CvE of Cito op je vraag zou reageren. Zij lezen dit vast ook. Helaas zul je het nu met mijn kennis daarover moeten doen. Ik denk het een en ander te weten over de constructie van examens Nederlands voor havo en vwo, omdat ik me daar de laatste vijf jaren in verdiept heb.
Het College voor Examens (CvE) dat rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de minister van onderwijs valt, geeft Cito, omdat dat instituut een monopoliepositie heeft op toetsgebied in Nederland, opdracht om de examens te construeren. Het CvE heeft de eindverantwoordelijkheid, controleert en geeft uiteindelijk groen licht.
De examenmakers van het Cito zijn een vaste medewerker van Cito en een stuk of drie docenten die op detacheringbasis voor Cito drie jaar lang één dag per week aan een examen werken. Eerst moeten de teksten gekozen worden. Die worden vervolgens goed- of afgekeurd door het CvE. Na goedkeuring worden de teksten bewerkt om ze geschikt te maken voor het examen: (meer) structuur aanbrengen door signaalwoorden en structuurzinnen toe te voegen, overbodige of ‘foute’ informatie eruit halen, moeilijke begrippen verklaren, titel aanpassen, taalfouten verbeteren, etc. Vervolgens worden de vragen en daarbij passende antwoorden gemaakt, alles zo goed mogelijk afgestemd op het te toetsen referentiekaderniveau (3F en 4F).
Ik denk dat hier de meeste tijd in gaat zitten, dat er geschaafd en geschrapt wordt en dat er tussentijds ook nog wat aan de tekst veranderd wordt zodat die afgestemd is op de vragen en samenvattingopdrachten. Ik denk ook dat hierbij soms iets misgaat: dat de verkeerde bijgestelde versie van de tekst, de vragen of het antwoordmodel uiteindelijk in de definitieve examenversie belandt. Bewijs daarvoor zie ik in het antwoordmodel van vraag 10 uit het vwo-examen. Daar staat: “Volgens de kunstgeschiedenis …” Het begrip ‘kunstgeschiedenis’ komt echter niet voor in de examentekst, wel in de oorspronkelijke tekst! Wellicht is deze mismatch mede de verklaring voor de foute vraagstelling en het niet-passende antwoordmodel.
Ook in de havotekst voor de samenvatting zie ik een vreemde woordcombinatie in de achtste alinea: “Toch is een volledig verantwoord geproduceerd kledingstuk …. nog altijd fictie. Bedrijven die pogingen ondernemen om hun productieketen te verduurzamen, zijn dan ook te prijzen.” ‘Dan ook’? Je zou hier ‘wel(iswaar)’ en vervolgens ‘maar’ o.i.d. verwachten. En ja, ook in dit stuk van de samenvatting misten veel leerlingen het vereiste informatie-element.
Dat de examenmakers deze fouten niet opmerken, kan ik me voorstellen. Zij zijn zo lang bezig met het maken en bijstellen van vragen en antwoordmodellen bij de twee teksten, dat de frisse blik ontbreekt, dat zij een tunnelvisie ontwikkelen. Maar het examen wordt toch zeker gepretest, zoals dat bij alle andere vakken gebeurt, zul je denken. Helaas was dat jarenlang bij de examens Nederlands niet het geval! Dat gebeurt pas sinds een of twee jaar, wat betekent dat de examens van dit jaar waarschijnlijk nooit gepretest zijn. Maar het CvE controleert de examens toch? Ja, dat is wel zijn taak, maar blijkbaar doet het College dat niet goed. Dat is ernstig.
Wie zijn dan degenen van het CvE die de examens Nederlands controleren? In de vaksectie Nederlands van het CvE zit, behalve een voorzitter, een drietal docenten die zijn voorgedragen door onderwijsbonden, maar in ons geval vooral door de Vereniging van Levende Talen (LT). Een aantal van hen en examenmaker(s) van het Cito zitten ook in de Expertgroep die het examenverslag van LT voorbereidt. Dit verslag heeft in de loop der jaren steeds meer de functie van officieel bijgesteld correctiemodel gekregen. Bovendien lijkt het erop dat de voorzitter van de vaksectie Nederlands van het CvE vetorecht heeft over wat er wel en niet opgenomen wordt in dat verslag van LT.
Herma van den Brand zegt
Wat gebeurt er na het examen? Docenten/examinatoren die het examen zelf maken, struikelen direct over de fouten in examen. Zij voelen zich moreel verplicht hiervan melding te maken bij het CvE. Uit de reacties van de CvE-medewerkers blijkt dat zij die bezwaren opvatten als een aantasting van hun eer in plaats van als een constructieve bijdrage aan de correctie en kwaliteit van de examens. Nooit steekt men de hand in eigen boezem, de ‘klager’ heeft het fout en wordt behandeld op de wijze zoals Marc van Oostendorp hierboven schetst.
Een taalfout (duurzame claims i.p.v. duurzaamheidclaims) ‘hadden de examenmakers wel op mogen merken’, maar de eerste en tweede corrector doen het ook fout als zij die taalfout de leerlingen aanrekenen. Zij hadden de examentekst daar immers op moeten controleren, schrijven zij in een reactie. Kortom, afschuiven van verantwoordelijkheid naar Cito en docenten. Dat het CvE bang is dat die taalfout ook door anderen werd opgemerkt, blijkt uit het feit dat het CvE in zijn reactie het woord ‘taalfout’ uit de onderwerpregel van de mail schrapte.
En dan is er nog de disclaimer die onderaan de mails van het CvE hangt:
het antwoord op de vraag die wordt gesteld is specifiek
bedoeld als antwoord op díe vraag van díe vraagsteller, niet voor
verdere verspreiding. Het CvE is op de hoogte van het gegeven dat deze
antwoorden door de vraagsteller verder (fora, communities, digischool,
examenbesprekingen etc.) kunnen worden verspreid. Het CvE hecht eraan
te melden dat het antwoord aan de individuele vraagsteller slechts
gelding heeft in het contact met de individuele vraagsteller.
Toen ik in een bezwaar over vraag 10 een fragment van een eerdere reactie aan een andere vraagsteller citeerde, werd ik daarvoor bestraffend toegesproken en ontbrak verder een inhoudelijk antwoord . Citaat uit de reactie die volgde op mijn klacht hierover: “Het CvE hanteert geen formulering duidend op over en weer wel of geen gelding.” ???
Conclusie: dat er fouten in de examens Nederlands voorkomen, staat vast. Dat dit niet alleen vorig jaar zo was toen een aantal hoogleraren dit opmerkte, maar structureel het geval is, weet elke docent die zich enigszins verdiept in de examens. Dat het CvE niet de verantwoordelijkheid neemt die het heeft, is ook duidelijk. Zo verandert er niets aan de centrale eindexamens waar zo veel kandidaten zo afhankelijk van zijn. Ik heb er dan ook geen vertrouwen in dat de nieuwe examens van volgend jaar beter zijn. Het enige dat zou kunnen helpen is dat een onafhankelijke instantie onderzoek doet naar het constructieproces van de examens zodat zichtbaar wordt waar het misgaat. Daarnaast zou de handelwijze van het CvE onderzocht moeten worden. Is dit iets voor onze nieuwe Nationale Ombudsman, of moeten we daarvoor naar de Kinderombudsman?
Verontruste docent zegt
Dank je zeer voor je uitgebreide reactie. Het verklaart een heleboel. De teksten (feiten) worden dus aangepast aan de theorie over leesvaardigheid? Vreemd…
De hechte relatie tussen Levende Talen en de examenmakers vind ik bovendien merkwaardig, gegeven de inmiddels omstreden status van de examens. De redactie van dat tijdschrift zou zich toch wel iets meer geroepen mogen voelen, indien zij een integer arbeidsethos hadden, om zelf de dialoog aan te gaan met critici, met name met die uit de universitaire wereld, om vervolgens aard en niveau van de examens in lijn te krijgen met wat de academische neerlandistiek ziet als 'juist' of wetenschappelijk verantwoord'. Maar doen ze dat ook? Zoeken zij zelf niet actief feedback buiten hun kring?
Herma van den Brand zegt
Lees ook: http://fdroog.wordpress.com/2014/06/09/eindexamen-houden-aan-het-foute-antwoordmodel/