Die studenten weten namelijk precies waartoe de universiteit op aarde is: om hen te amuseren. Bladzijden lang mogen ze klagen over docenten die hen niet voldoende ‘inspireren’. Als die docenten maar een beetje hun lesjes afdraaien, klagen ze, in plaats van boeiende verhalen te vertellen gelardeerd met ‘persoonlijke anekdotes’, waar moeten de studenten dan hun motivatie vandaan halen?
Dat je in het leven dingen moet doen die jij van je zelf al mateloos boeiend vindt, dat je als volwassene zelf verantwoordelijk bent voor je eigen motivatie, het komt niet in hun consumentenkoppies op.
Gelukkig komen er daarna overwegend mensen aan het woord in deze bundel doe wel wat dieper hebben nagedacht. De samenstellers, de wijsgeren Ad Verbrugge en Jelle van Baardwijk hebben een interessant gezelschap bij elkaar gezocht om twintig interessante opstellen te schrijven over de huidige stand van zaken op de universiteit. Daaronder zitten wetenschappers die zich geprofileerd hebben als publieke intellectuelen, zoals Ewoud Engelen en Kees Schuyt, maar ook het Kamerlid Tanja Jadnanansing (PvdA) en de journalist Marc Chavannes (NRC).
Efficiency
Niemand is positief over de huidige stand van zaken op de universiteit. Bovendien ligt de focus betrekkelijk scherp op de geesteswetenschappen. En toch geeft het boek een bont palet aan mening.
Bijzonder interessant zijn de bijdragen van de redacteuren zelf. Jelle van Baardwijk heeft eerst bedrijfskunde gestudeerd en daarna filosofie, en geeft een boeiend beeld van de geschiedenis en de huidige stand van zaken in de bedrijfskunde. Hij laat zien hoe dat vak enerzijds de naam van een academische opleiding eigenlijk niet mag dragen — enig kritisch vermogen wordt de studenten niet aangereikt — en tegelijkertijd ook nauwelijks aansluiting heeft met de beroepspraktijk van de meeste studenten. De studie leidt op om in op een cynische manier ergens in de top van een groot bedrijf te komen, maar de meeste studenten halen dat niet. Wat overblijft is een massa afstuderen die menen dat het leven om efficiency draait.
Dante
Verbrugges opstel waaiert wat meer uit, maar wijst bijvoorbeeld hoe de druk om artikelen te publiceren en het internet ertoe leiden “dat onderzoekers zich terugtrekken in een klein virtueel netwerk van specialisten, verspreid over de hele wereld. (…) De kennispraktijk komt zo los te staan van iemands concrete leefwereld en gaat op in een platsloeg ruimte.”
Toegegeven, daar staan ook wat bijdragen tegenover van mindere kwaliteit. Zo komt de econome Esther-Mirjam Sent met een betoog dat als ik het goed begrijp vol ingewikkeld geformuleerde gemeenplaatsen staat, en mag een zekere Bas van Bommel de grootst mogelijke lariekoek beweren in een opstel dat ervoor pleit dat geesteswetenschappers niet zoveel onderzoek meer moeten doen, maar in plaats daarvan college gaan geven over Vondel en Dante. (Wat de inhoud van dat onderwijs moet zijn, vertelt hij niet. Als er geen onderzoek nodig is, kan iedereen Vondel en Dante ook wel op eigen houtje lezen, zou ik zeggen.)
Subsidieaanvraagformulieren
Gelukkig staat de bundel verder vol met het soort opstellen waar een mens nooit genoeg van kan lezen – goed geschreven, vlijmscherpe analyses van de managementcultuur en de bizarre uitwassen van een cultuur van publiceren en valoriseren.
Alles bij elkaar bekruipt de lezer uiteindelijk wel een wat ongemakkelijk gevoel. Ja, er is genoeg intellectuele kracht op de Nederlandse universiteit om heel precies te benoemen wat er mis is. Maar waarom doet er niemand wat? Ewald Engelen beschrijft hoe een zaal op de VU zich regelmatig vult met geleerden die een cursus doen om de idiote subsidieaanvraagformulieren van de Europese Commissie te kunnen invullen. Ewald Engelen zelf ook.
En zo is het academische bedrijf in Nederland óók: heel veel mensen weten wat er mis is, er wordt alom geklaagd, maar nauwelijks verzet gepleegd. Welk universiteitsbestuur zegt tegen de overheid: bekijk het maar met je rare maatregelen? Welke decaan tegen zijn universiteitsbestuur: met die kwaliteitsimpulsen doen wij niet meer in? Welke docent tegen zijn decaan: vul die formulieren zelf maar in? (Ik ook niet.) En dus rijst uiteindelijk de vraag: komen die consumentenstudenten niet ook voort uit een cultuur die welsprekend kan mopperen, maar weinig verantwoordelijkheid neemt?
Laat een reactie achter