Een genuanceerd ‘manifest’ over taal en denken
Je aandacht is meteen getrokken wanneer je de eerste zinnen leest van het nieuwe boek van de Amerikaanse taalkundige John McWhorter: “Dit boek is een manifest,” schrijft hij. “Ik ga hier een idee tegenspreken dat sinds de jaren dertig bepaalde academici in hun greep heeft en dat de laatste tijd ook een sterke invloed heeft gekregen op het publieke debat. Het is het idee dat talen de manier beïnvloeden waarop mensen denken en de wereld waarnemen.”
Dat idee staat bekend als (neo-)Whorfiansme, omdat de Amerikaanse verzekeringsadviseur en amateurtaalkundige Benjamin Lee Whorf (1897-1941) het beroemd gemaakt heeft. Het is volgens Whorter de afgelopen jaren vooral populair geworden door boeken van Guy Deutscher en Dan Everett, die ik toevallig vorig jaar allebei op Neder-L besproken heb (Deutscher; Everett). In kranten en op allerlei websites lees je ineens dat mensen erop wijzen dat de taal die je spreekt bepaalt hoe je de wereld en het leven beschouwt.
In een zeer levendig en toegankelijk geschreven betoog belicht McWhorter alle kanten van het debat. Tock kun je zijn boek geen manifest noemen. Daarvoor is het veel te genuanceerd.
Groen papiertje
Het komt allemaal doordat het kennelijk zo’n aantrekkelijk verhaal is. We kunnen geen genoeg krijgen van exotische talen die één woord hebben voor blauw en groen, en van het idee dat sprekers van die talen er net wat langer over doen om een blauw van een groen papiertje te onderscheiden.
Anders gekleurd
McWhorter heeft drie soorten bezwaren tegen de Whorfiaanse interpretatie van dit soort onderzoek. De eerste is dat de effecten vaak heel klein zijn en (daardoor) alleen in het laboratorium kunnen worden opgemerkt. Dat met die kleurenpapiertjes levert tijdens experimenten bijvoorbeeld een tijdsverschil op van grofweg een tiende seconde: zoveel korter doet een spreker van het Engels er gemiddeld over om blauw en groen te onderscheiden dan een spreker van een taal die geen verschillende woorden heeft.
Men kan, zegt McWhorter, op basis van zo’n klein verschil tijdens een strak gecontroleerd experiment toch niet serieus volhouden dat iemands de wereld om zich heen echt anders gekleurd ziet vanwege zijn moedertaal. Uiteindelijk ziet iedereen het verschil immers.
Kudde koeien
Tegen ander onderzoek is het bezwaar dan weer dat het effect misschien groot is, maar dat onduidelijk is of het aan taal kan worden toegeschreven. Een voorbeeld daarvan is het psycholinguïstisch onderzoek bij de Pirahã in het Amazonegebied. Net als veel volkeren in dat gebied hebben de Pirahã geen telwoorden; uit onderzoek blijkt dat ze grote problemen hebben met (leren) rekenen.
Volgens sommige populariserende artikelen laat dit onderzoek zien dat de Pirahã niet kunnen rekenen omdat hun taal hun dat verbiedt. Dat is, zegt McWhorter, net zoiets als zeggen dat een volk van jagers-verzamelaars niet weet hoe je een kudde koeien moet grootbrengen omdat ze geen woord voor kalf hebben. Het effect is eerder andersom: een volk dat om culturele redenen niet kan tellen, heeft natuurlijk ook geen telwoorden. Hij wijst er daarnaast op dat er talen zijn die geen verschillende woorden hebben voor eten en drinken, maar dat niemand zal denken dat dit betekent dat de sprekers van zo’n taal dat verschil niet kennen.
Dom
Het interessantste bezwaar vind ik dat het populair Whorfianisme eigenlijk alleen selectief gebruikt wordt, namelijk alleen wanneer het binnen een soort politiek-correct kader past. De mooie verhalen gaan er steevast over dat een bepaald exotisch volk subtiele onderscheidingen in zijn taal maakt die wij niet kennen. Op die manier wordt het punt gemaakt dat ook die exotische volkeren intelligent en creatief zijn.
Dat is op zich misschien een goed punt, maar ook paternalistisch, zegt McWhorter. Het gaat bovendien voorbij aan het feit dat je dan eigenlijk zou moeten zeggen dat sommige talen hun sprekers dom maken, of seksistisch. Het Chinees, dat geen verschil maakt tussen bepaald en onbepaald, tussen mannelijk en vrouwelijk, tussen tegenwoordige en verleden tijd, zou een voorbeeld kunnen zijn van het eerste. Talen als het Frans die uitgebreid verschil maken tussen mannelijk en vrouwelijk (il, elle, ils, elles) van het tweede. Die conclusie wordt (terecht) nooit getrokken; waarom de omgekeerde dan wel?
Roze vlees
Soms laat McWhorter zich wel wat meeslepen door zijn retoriek. Minder overtuigend vind ik hem vooral waar hij wel erg opzichtig voorbij gaat aan het feit dat de meeste Whorfianen vooral een statistische bewering doen. Taal is niet per se de enige factor die het denken beïnvloedt. Herhaaldelijk wijst McWhorter erop dat het raar zou zijn dat het ene volk een bepaald verschil maakt, en het andere volk, twintig kilometer verderop en met een verwante taal, niet. Maar dat is natuurlijk helemaal niet raar, het is alleen maar een gevolg dat taal niet de énige factor is.
In één hoofdstukje analyseert McWhorter in detail de implicaties van het Whorfianisme van één zin die hij een zwarte Amerikaan toevallig op straat heeft horen zeggen: Dey try to cook it too fast, I’m-a be eatin’ some pink meat! (Als ze dat te snel koken, eet ik nog roze vlees!) Aan de ene kant is dat een aardig idee, je kunt zien hoeveel er over een zo’n zinnetje taalkundig te zeggen valt. Aan de andere kant kun je uit het feit dat er niets Whorfiaans over kan worden gezegd, uiteindelijk geen duidelijke conclusies trekken: verstandige Whorfianen beweren dat ook niet.
Nuance
Uiteindelijk zijn de neo-Whorfianen de afgelopen jaren wel degelijk met resultaten uit hun laboratoria gekomen, zegt McWhorter. Ze zijn alleen heel subtiel en we weten daardoor niet goed hoe we ze moeten interpreteren. Het soort grootse conclusies dat er in de populariserende pers uit wordt getrokken, kunnen we zeker niet trekken. Er is een heel soms heel klein beetje, in het dagelijks leven niet waarneembare, invloed van taal op denken.
Zo’n genuanceerd verhaal levert natuurlijk geen publiciteit op. Dat zal de reden zijn dat McWhorter, die een van de bekendste taalkundigen in het Amerikaanse publieke debat is, begint met die klinkende opening, een die de grootsheid van het andere verhaal moet benaderen en daardoor neutraliseren. En dat hij een manifest geschreven heeft, een manifest voor de nuance.
John McWhorter. The Language Hoax. Why the World Looks the Same in Any Language. Oxford: Oxford University Press. Informatie bij de uitgever.
DirkJan zegt
Moeilijke materie en complex om oorzaak en gevolg aan te wijzen. Maar ik moet denken aan discussies van zo'n 20/25 jaar geleden in onderwijskringen. Er werd alarm geslagen over de negatieve invloed van de computer op het denken en gedrag van jonge kinderen en tieners. Door het binaire karakter van de programma's en de programmeertalen zouden mensen ook binair gaan denken en handelen: er is alleen maar goed of fout, zwart of wit, een 1 of een 0. Nuances zouden verloren gaan in ons denken en mensen zouden elkaar steeds meer als een gecomputeriseerde automaat zien. Een voorbeeld dat me is bijgebleven was het deleten van bestanden. Kinderen zouden andere kinderen ook gevoelloos 'deleten' uit een groep, dat was het nieuwe woord dat ze toen gebruikten. Er werd toen flink tegen gewaarschuwd.
De discussie werd nog in het MS-DOS-tijdperk gevoerd, en programmeren is nu nog maar voor een klein clubje liefhebbers en professionals. De computer als metafoor voor de mens ziet er nu al weer heel anders uit. De techniek is onzichtbaarder geworden voor de meeste gebruikers, maar zijn er weer nieuwe tendensen rond de nieuwe media. Er zijn nieuwe invloeden, veranderingen en gedragingen, maar over wat oorzaak en gevolg is, dat lijkt me inderdaad lastig te bepalen.
Marc van Oostendorp zegt
Interessant, dank u wel! In Amerika is overigens onlangs een discussie losgebarsten of leerlingen geen programmeerles moesten krijgen – en of het leren van een programmeertaal dan niet in plaats kon komen van het leren van een 'andere' taal.
felix van de laar zegt
Als vertaler van "Through the language glass – how words colour your world" van Guy Deutscher (Door de Bril van de Taal – hoe woorden de wereld kleuren, Spectrum, 2012), wil ik nog maar eens benadrukken dat ook Deutscher juist géén Whorfiaan is, en meer een neo-Humboldtiaan. Tegenover de Sapir-Whorf-hypothese stelt hij immers de Boas-Jakobsonprincipe, wat ik hier maar even populair wil weergeven als: iedereen kan in zijn eigen taal alles zeggen wat hij wil; maar sommige talen verplichten hun gebruikers om bepaalde informatie te geven waar je dat in andere talen niet hoeft.
Deutscher bespreekt die kleurverschillen (groen/blauw) uitvoerig zonder daar verregaande conclusies aan te verbinden over de invloed van de taal op de waarneming of op de cultuur,
Hoe verleidelijk zulke gedachten zijn, blijkt wel uit Deutschers behandeling van het genus, waar hij als moedertalige spreker van het Hebreeuws toch meer (emotioneel) belang aan hecht dan je op basis van zijn theoretische inzichten zou verwachten.
En het merkwaardige is dat de Amerikaanse uitgave van Through the language glass een ondertitel meekreeg die de lezers onmiddellijk op het verkeerde, Whorfiaanse been zet: "Why the World Looks Different in Other Languages" – lijnrecht in strijd met Deutscher hoofdboodschap. Hetzelfde dreigde te gebeuren bij de Nederlandse uitgave – het bloed kruipt waar het niet gaan kan – maar daar wist ik gelukkig een stokje voor te steken.
Theo Wit. Queensland, Australië. zegt
Ik kom wel een beetje laat, maar goed. In for a penny, in for a pound.
Om maar ergens te beginnen, kan ik Felix van de Laar niet helemaal gelijk geven. Als de Boas-Jakobsprincipe inderdaad stelt dat iedereen in zijn eigen taal alles kan zeggen wat hij wil, dan zou mij dat meer dan verbazen. Ik ken geen kip die zomaar kan zeggen wat hij wil. Nooit meegemaakt.
Ik heb nu enkele reviews van dit merkwaardig onnozele boek gelezen, te beginnen bij The Times. [Amazon.com is natuurlijk helemaal op enkel positieve, als niet ‘glowing’ reviews gesteld. O nee, er zat toch één brombeer tussen. Die dus paraat op zijn donder kreeg. Zelfs van Prof McWhorter zelf. Die beweerde dat commentaar van iemand “die mijn boek toch niet eens gelezen heeft” behoort verwijderd te worden. So there.]
Maar ik kwam nergens ook maar één woord tegen over het saaie feit dat ‘de wereld’, zoals wij dat maar noemen, helemaal niet uit keiharde feiten bestaat. De aarde was toch ook niet altijd rond? Ja, voor ons is ie altijd rond geweest, hè, hè. Maar dat wisten onze arme voorouders toch niet? En vonden ze dat toen lastig? De kerk vond Galileo wel lastig, ja.
Een hond loopt toch ook niet zomaar over straat? Die hond is uiteraard van iemand. Is misschien wel weg gelopen. Is misschien gevaarlijk. Of ziek. Wat voor hond is dat eigenlijk? Wat heeft ie tussen z’n poten (gehad)?
Theo Wit zegt
Overigens, ik moet hier toch nog wat zeggen over die Fransen die zo hardnekkig en “uitgebreid verschil maken tussen mannelijk en vrouwelijk”. Dat is dan in het Engels toch duidelijker te verklaren dan in het Nederlands. De Engelstaligen maken namelijk uitgebreid verschil tussen female and male, wat uitsluitend betrekking heeft op het geslacht, terwijl feminine and masculine uitsluitend betrekking heeft op de grammatica van de desbetreffende taal. Zodoende kunnen daaruit dus de gekste vergissingen ontstaan over wat de eigenlijke seksuele potentie van een Franse tafel en stoel dan wel zou kunnen zijn. La plume de ma tante?
Ik bedoel maar. Een appel is ook niet zomaar een appel. Er is ons geen enkel object, toestand of kwaliteit, zoals kleuren of geuren enzo, bekend die zomaar zonder verhaal tevoorschijn zijn gekomen. Er hangt altijd een heel relaas aan alles vast. Die appel weet natuurlijk van niks. Maar wij wel. En hoezo? Nou, wij hechten er gewoon een verhaal aan vast. Heel eenvoudig? O nee. Alsjeblieft. Dat niet. Eenvoudig is niets.
Theo Wit zegt
Net als met die hond van zoeven. Of een eventuele vrouw. Een dame? Of noch maar een jong mens? En dat kind daar? Laat staan, zeg maar, bijvoorbeeld de Eerste en Tweede Wereld Oorlogen. Dat zijn toch geen kant en klare dingen die we allemaal kunnen zien, en daarom begrijpen waar het eigenlijk helemaal om ging. In die tijd? Onverschillig van welke taal je moeder je mee groot gebracht heeft, zien we allemaal hetzelfde? Kom nou.
Mijn vrouw is Duits groot gebracht. Ik Gronings/Gelders. Nog wel rijkelijk gemengd met het oud Indische. Toen nog Engels d’r bovenop. En wel een heel bijzonder dialect. Toen noch eens Hebreeuws. Wij ontmoetten elkaar dus op een kibboets in Israel. Bijden niet Joods. Later ontmoet zij mijn oud-Nederlandse ouders en hoort ze mij voor het eerst als eervolle zoon Nederlands spreken met mijn ouders. En dat was toen nog ‘per U’, wel te verstaan. Al sloeg je me dood, ik kon mijn ouders met geen mogelijkheid als ‘jij’ aanspreken. Adoe, terlaloe, ja. Zou me dood schamen gewoon. En wat zegt mijn vrouw? “Ich sehe dich auf ein Mal gans anders.” Nu dat ze ter plekke, in een heel vreemd land, voor het eerst kon horen (the context is everything) hoe ik dagelijks met mijn ouders omging, deed haar verbaasde ogen open. Toen was ik voor haar opeens niet meer diegene die ik tot daar aan toe geweest was. Toen begon ze, zonder dat ze het wist, een heel ander verhaal aan 'mijn eigen ik’ te hechten. En in te zien dat dat wel iets met de taal te maken moest hebben.
Natuurlijk bestemmen wij door middel van onze taal wat wij kunnen en/of willen zien en min of meer begrijpen. Een toerist ziet een walvis. Komt hij uit Japan of Noorwegen of Alaska, dan ziet hij een berg smakelijk vlees voor z’n ogen voorbij glijden. Is hij Amerikaans of zoiets dergelijks, wiens Weltanschauung nun mal etwas mit cognitive dissonance Schwierigkeiten zu tun hat, dan ziet hij iets heel anders. Iets dat beschermd moet worden. Save the environment. Het is toch hetzelfde dier? Neen. Dat is het uitdrukkelijk niet. Want een dier is niet zomaar een dier. Wij hechten er altijd waarde en betekenis aan. Een ieder naar gelang hoe en waar hij is opgevoed, aanleg, onderwijs, levensloop enz. enz.
Als ik een vlieg dood sla, kraait er geen haan naar. Een entomoloog daarentegen begrijpt de slacht uiteraard wel. Maar ziet die vlieg toch heel anders. Veel Amerikanen zijn als de dood voor ‘killer bees’. Maar ze maken zich ook, zonder blinken of blozen, enorme zorgen om ‘what’s killing the bees’. No bees, no honey? No, honey. No bees, no flowers. No bees, no fruit, no corn, no meat, no supermarket, no you and me.
What’s in a bee? Daar zit een heel interessant verhaal aan vast dat onwillekeurig in elke taal een heel andere betekenis kan hebben. En, nog merkwaardiger, zelfs in dezelfde taal uiteenlopende betekenissen. Zoals met het verwekken en bevallen van een kind. En/of het doden daarvan. Voor het gemak. Zelfs in het derde trimester, “on demand”. Voordat het kind de kans kreeg om “de wereld” te zien, zoals alleen juist dat wordende mens de wereld had kunnen zien.
Wij allen zien ‘de wereld’, zoals we dat zo gemakkelijk zeggen, heel individueel. Wij schijnen het er ook nogal vaak redelijk over eens te zijn. Maar er bestaat geen enkele, universele wereld. Dat merk je als het om de details gaat. Dan is het al heel gouw ruzie geblazen. En dat komt juist omdat wat ik zie, jij eenvoudig nooit en tenimmer kan zien. En omgekeerd.
Theo Wit.
Queensland, Australië.