De jaren tachtig! Dat waren nog eens tijden in de taalwetenschap. Er hing van alles in de lucht: we begonnen te begrijpen hoe taal werkte, hoe al die ingewikkelde, nergens precies opgeschreven regels die we in ieder gesprek moeiteloos hanteren in ons hoofdje pasten. En we hadden het idee dat we binnenkort dat alles ook weleens aan de computer zouden kunnen leren.
Maar ondertussen ging het “in de krant en de kroeg nog steeds uitsluitend over spelfouten en andere vormen van vreselijke verloedering”, schrijft Liesbeth Koenen in de inleiding van haar succesvolle boek Het vermogen te verlangen, waarvan deze week een gloednieuwe, uitgebreide, spotgoedkope editie verscheen bij de e-boekuitgeverij Fosfor.
Koenen maakte eigenhandig een einde aan die stilte in de krant.
Ze deed na haar studie aan de UvA een cursus wetenschapscommunicatie, interviewde in 1986 Noam Chomsky en werd er vervolgens verantwoordelijk voor dat er nergens zo goed en zo geïnformeerd en over andere dingen dan spelfouten geschreven wordt als in Nederland. Er zijn inmiddels een paar goede taalkundejournalisten, maar Koenen was de eerste.
Levendigheid
In deze nieuwe, uitpuilende editie van Het vermogen staan 51 interviews bij elkaar die Koenen de afgelopen 28 jaar gehouden heeft over taal, taalkunde en het menselijk brein. (In de eerste editie, uit 1990, waren het er 20; in de tweede, uit 1997, 35.) Het is een staalkaart, een historisch overzicht, een inleiding in het vak en een lusttuin om je een paar uur te vermeien in de uithoeken van onze kennis. Enkele van de grootste internationale grootheden komen voorbij – Chomsky dus, maar ook Ray Jackendoff en Stan Dehaene en Bill Labov – en tientallen Nederlandse onderzoekers.
Wie inmiddels nog nooit door Liesbeth Koenen is ondervraagd, moet zich ernstig afvragen waar hij of zij eigenlijk mee bezig is. In de eerste jaren had Koenen nog een vrij exclusieve voorkeur voor de raakvlakken tussen taal en hersenen, maar de huidige bundel bestrijkt echt wel zo’n beetje alle takken van de taal. Het interview is een genre dat heel goed pas bij de levendigheid van Koenens stijl en stelt haar bovendien in staat om allerlei vormen van taalwetenschap aan te raken.
Slovenië
Is het niet storend dat de helft van de interviews ongeveer 25 jaar geleden al in een boek verschenen? Meestal niet. De interviews zijn opnieuw geredigeerd en al te actuele verwijzingen zijn aangepast. En sommige van de gesprekken van toen – zoals dat met Jan Koster, de wijsgeer onder de Nederlandse taalkundigen – zijn klassiekers. (“Neem de ene ober die tegen de andere zegt: ‘Dat broodje ham heeft nog niet afgerekend’, dan gaat het helemaal niet over een broodje maar over iemand die dat broodje besteld heeft. Het aantal relaties waarin iemand tot een broodje ham kan staan is vrijwel onbeperkt.” Aan die laatste zin denk ik altijd even als ik Jan Koster zie.)
Toch vind ik het soms wel jammer dat er geen actuele naschriften zijn bij de oudere interviews; dat Koenen de geïnterviewden niet nog even heeft nagebeld om te vragen wat er veranderd is. Bij de meeste van haar gesprekspartners had ze vermoedelijk interessante antwoorden gekregen. De in de jaren tachtig nog in Canada werkzame New Yorker Jonathan Kaye komt in dit boek aan het woord als iemand die denkt dat er ‘binnenkort’ een doorbraak komt doordat de computerindustrie de taalkunde gaat ontdekken. Sinds dat interview heeft Kaye met heel veel mensen ruzie gemaakt, in Engeland, China, Catalonië en op de grens van Italië en Slovenië gewoond en gewerkt, en is die doorbraak er nooit gekomen. Hoe kijkt hij terug op zijn plannen van toen?
Lol
Koenens eerste interview met Chomsky verscheen in de krant in het jaar dat ik Nederlands ging studeren. Haar vraaggesprekken hebben mijn eigen loopbaan dus altijd begeleid, ze hebben ervoor gezorgd dat een hele generatie krantenlezers inmiddels is opgevoed in elementair taalkundig denken. Ik begrijp eigenlijk niet waarom de Nederlandse taalkundigen haar daar niet allang een prijs voor hebben gegeven, of anderszins geëerd.
Maar het maakt ook niet uit. Doe jezelf een lol en koop dat boek. Nú, onmiddellijk, bij de uitgever, en dompel je vanmiddag onder in de wonderen van de menselijke taal en het menselijk brein, en in Liesbeth Koenens vermogen naar zoveel mogelijk kennis daarover te verlangen.
Anoniem zegt
Lees dit boek vooral, als u ge-interesseerd ben in taalkundigen en hun aberraties.
Voor wie belang stelt in het verschijnsel taal, leze taalkundigen wier bestaan LK
zelfs niet kent (Ebelling, Kortlandt)..
Anoniem zegt
Lees ''wie" ipv. "voor wie".