Waarom wordt het Amsterdams zo weinig serieus genomen? Waarom bestaan er zoveel slordige boekjes over? Nu is er weer een Mokums woordenboek verschenen, van de lexicografen Hans Heestermans en Ditte Simons.
Het voorwoord grossiert al in aantoonbaar onjuiste opmerkingen. “Het is maar de vraag of de dialectwoorden over vijftig jaar nog steeds gebruikt worden,” schrijven de auteurs bijvoorbeeld. “De invloed van het onderwijs en de media, waar keurig ABN gesproken wordt, is immers groot, en de nieuwkomers die naar Amsterdam verhuizen zorgen ervoor dat het dialect steeds meer verwatert.”
Wie zoiets opschrijft, heeft werkelijk geen idee.
Het lijkt de schrijvers bijvoorbeeld ontgaan te zijn dat er al sinds de zeventiende eeuw voortdurend ‘nieuwkomers naar Amsterdam verhuizen’ en dat het Amsterdams dus, veel meer dan plattelandsdialecten of dialecten van kleinere steden, beweeglijk en veranderlijk is. Er is daarom geen sprake van dat hét dialect ‘verwatert’: dan zou dat dialect ooit vast moeten hebben gelegen, en dat is nu juist niet zo. Hooguit kun je zeggen dat het voortdurend van karakter verandert. Ongetwijfeld zullen allerlei dialectwoorden van nu over vijftig of honderd jaar verdwenen zijn, maar er komen er voortdurend nieuwe voor in de plaats.
Het is als met de stad: er ís geen echt Mokum, het échte Mokum heeft nooit bestaan. De stad is altijd een verzameling gemeenschappen geweest, die voortdurend veranderde.
Surinaams
De opmerking over het ‘ABN’ dat zo ‘keurig’ in het onderwijs en de media gesproken wordt, is al even bizar. Zelfs als het zo zou zijn – ik daag Heestermans en Simons uit één nationale zender aan te wijzen waar níét af en toe met een Amsterdams accent gesproken wordt –, dan nog blijkt uit allerlei onderzoek dat in ieder geval de media geen aantoonbare invloed hebben op iemands taalgebruik. Het is een hardnekkig misverstand dat mensen zich aanpassen aan wat ze op de tv horen, maar uit allerlei onderzoek blijkt dat mensen zich alleen in één-op-één-gesprekken aan elkaar aanpassen – niet aan taal die eenzijdig over hen wordt uitgestort.
Dit is er dus aan de hand. Het Amsterdams verandert voortdurend, zoals elke taal, en in het bijzonder zoals elk stadsdialect. De taal was vijftig jaar geleden anders dan nu én anders dan vijftig jaar ervoor. Heestermans en Simons leggen met vreugde ieder Frans leenwoord uit de achttiende en ieder Jiddisch leenwoord uit de negentiende eeuw vast. Maar er staat in het hele woordenboek geen enkel leenwoord uit het Surinaams of het Marokkaans. Oude invloeden: ja, dat was nog echt dialect. Nieuwe invloeden: dat is verwatering.
Querido
En ja, natuurlijk, wanneer je de woorden neemt die Heestermans en Simons presenteren, dan verdwijnt het Amsterdams in rap tempo. Volgens hen ‘worden onder andere in de Jordaan veelal wat oudere bekenden met (…) tante aangesproken’. Daar zullen de yuppen daar van ophoren. Ik maak me sterk dat zelfs op dit moment weinig mensen nog weten wat penneboes, een sulletje doen of gijlep betekenen. Terwijl aan de andere kant een heleboel van de hier als ‘Amsterdams’ (oh, nee, wacht, Mokums, dat is natuurlijk een veel geiniger woord) gepresenteerde woorden in vrijwel heel Nederland bekend zullen zijn: gein bijvoorbeeld (‘grap, aardigheid’), of snuffelen (‘rondkijken of iets van zijn gading is’), of smoesje (‘uitvlucht, praatje, vertelsel’).
Maar verandert er dan nu niet radicaal iets, door de relatief grotere toestroom in het verleden en doordat überhaupt dialecten naar elkaar toegroeien? Heeft in ieder geval het onderwijs, waar zo keurig ABN wordt gesproken, dan geen invloed? Je kunt nog steeds horen of iemand uit Amsterdam komt, en jongeren in verschillende wijken hebben nog steeds hun eigen woorden, al zijn dat dan niet de woorden uit de verhaaltjes van Is. Querido.
Ongein
Je zou denken dat Heestermans en Simons beter zouden moeten weten. Ze hebben allebei jarenlang gewerkt aan het prestigieuze (in negentiende-eeuwse spelling geschreven) Woordenboek der Nederlandsche Taal. Maar ze wisten niet beter. Ze hebben wat geschreven bronnen van een jaar of vijftig geleden genomen, die haastig gekopieerd, bij mekaar gezet in alfabetische volgorde, en vervolgens verklaard dat dit nu hét Amsterdams is; terwijl wat ze presenteren niets te maken heeft met hoe énige Amsterdammer ooit heeft gesproken. Een taal die binnenkort ‘verwatert’ omdat men in de media zulk ‘keurig ABN’ spreekt. Wat een ongein, zoals ze in Amsterdam zeggen.
DirkJan zegt
De recensie nodigt bepaald niet uit om het boekje te kopen. En ik ken lijstjes met Mokumse woorden van internet en dan valt het mij ook op dat veel woorden vrij algemeen bekend zijn en het ontbreken van recente Surinaamse of Marokkaanse woorden. En een woordenlijst zegt me eigenlijk ook niet zoveel, je zou het dan ook moeten horen, want ik denk wel dat er een 'Mokumse' tongval bestaat. Dat het woord Mokums wordt gebruikt vind ik niet zo gek, echte Amsterdammers noemen het nu eenmaal zo. Veel Hagenaars noemen zich ook Hagenezen.
Ik ben geen wetenschapper en ik wil zeker aannemen dat de een-op-een-invloed van taal bepalend is, maar ik zou wel willen weten wanneer, waar en onder wie die onderzoeken zijn gehouden over de geringe invloed van de media. Kinderen en tieners zien tegenwoordig veel meer tv dan tien jaar, of langer geleden. En mij valt op dat zowel de platte tongval als de meer bekakte taal beide zijn geëvolueerd naar een 'normalere' standaard. Volgens mij mede door de media.
En dan nog over het Mokums. Er was oorspronkelijk niet een algemene volkstaal taal in Amsterdam, maar vele buurt- en zelfs straatgebonden varianten. Kijk eens op onderstaande link. En er is nog wel sprake van een Amsterdamse tongval -die ook bij allochtonen is te horen- en dan denk ik als voorbeeld aan de zanger Danny de Munk.
http://www.mokums.nl/dialecten_amsterdam.html
Van het beknopte paginaatje:
Kattenburgs, Rapenburgs, Kadijks: zeer snel en scherp, Friese invloeden met veel k's
Jodenhoeks: meerdere tongvallen door de zeer gemengde buurtsamstelling
Nieuwmarkts: mix van boerig en zeelui
Zeedijks: Nieuwmarkts met meer zeelui invloeden, wat rauwer
Bierkaais: bargoens, veel klanken, nog rauwer
Leidsebuurts: zingender en ontdaan van grove woorden
Jordanees: bourgondisch, Franse boeren invloed
Haarlemmerdijks: hangt naar het 'achterhoeks'
Nieuwendijks: lijkt het meest op wat men nu in Boord-Holland praat
Kalverstraats: net Amsterdams, goed verstaanbaar voor buitenstaanders
Gebed-zonder-ends: kleine straatjes tussen Kalverstraat en de wallen, wat rauwer
Vismarkts: schreeuwerig Kalverstraats
Botermarkts: Utrechtsestraat tot de Amstel, het wat plattere Kalverstraats
Duvelshoeks: van Amstel tot de Munt, nog platter en meer straattaal (bedelaars)
Marc van Oostendorp zegt
Dank voor uw reactie, die ik puntsgewijs zal beantwoorden:
– Nee, dat het woord Mokums gebruikt wordt, is niet vreemd. Dat is inderdaad een heel gangbare 'informele' benadering voor Amsterdam.
– Over het onderzoek naar de invloed van de media op taal heb ik regelmatig geschreven; hier is een recent stukje over een eveneens recent onderzoek: http://nederl.blogspot.nl/2013/10/de-tv-heeft-toch-invloed.html
Het is heel moeilijk om hier iets hard wetenschappelijks te bewijzen. Het feit dat u ziet dat kinderen tv kijken én dat ze anders praten, betekent natuurlijk nog niet dat er een causaal verband is. Om dat causale verband aan te tonen, is er inmiddels veel onderzoek gedaan – maar het is nooit gevonden. In het onderzoek dat ik in het eerder genoemde stukje besprak, wordt aangetoond dat het effect hooguit indirect is: wanneer men een bepaalde manier van spreken van de tv kent, is men mogelijk eerder geneigd om dat accent over te nemen van iemand die men kent. Maar het is echt noodzakelijk om iemand persoonlijk te kennen om een taal aan te nemen.
Het lijstje dat u op internet vond, heeft zijn oorsprong in een boek van Johan Winkler uit 1876 (http://www.dbnl.org/tekst/wink007alge02_01/wink007alge02_01_0021.php)
In dat boek nuanceert Winkler de verdeling zelf wel wat, en zegt hij dat sommige dialecten ook in zijn tijd al niet meer in gebruik waren. En verschillen tussen wijken zijn er nog steeds.
Hans Heestermans zegt
Van Oostendorp doet alsof wij het Amsterdams als een statisch en vast geheel beschouwen. Hij leest slecht. Wij schrijven: ” Net zoals het Nederlands zich voortdurend vernieuwt, zo komen er ook nog steeds nieuwe woorden bij in het Amsterdamse dialect.” Wij noemen onder meer: hangjas (laatste klant in ’n café) en derde bovenhuis (derde etage).
Hij scheert de nieuwkomers van de 17de eeuw over één kam met de nieuwkomers van nu. Dat is klinkklare onzin. De nieuwkomers van toen brachten een eigen taal mee: het Jiddisch en dat heeft aantoonbaar invloed uitgeoefend. De nieuwkomers van nu (niet alleen Surinamers en Marokkanen, zoals Van Oostendorp suggereert, maar ook Nederlanders) niet.
Van Oostendorp schrijft dat wij alleen woorden hebben opgenomen uit “geschreven bronnen van een jaar of vijftig geleden.” Hij heeft niet eens de moeite genomen om de bronnenlijst te bekijken. Dan zou hij gezien hebben dat we bronnen hebben van 200 jaar geleden tot nu toe.
Van Oostendorp ontkent dat er in het onderwijs en in de media keurig Nederlands wordt gesproken. Hij heeft het dan alleen over de uitspraak, niet over de woorden. Vrijwel geen van de woorden die in ons boek staan zal op scholen of op radio en tv of in de krant te horen of te lezen zijn (behalve dan die woorden die uit het Amsterdams in het Nederlands zijn doorgedrongen).
En, ja hoor. Wij hebben echt niet expliciet vermeld dat hét Amsterdams niet bestaat, want dat kan je van alle talen zeggen, van het Maastrichts to het Nederlands.
Sterkte, Marc.
Marc van Oostendorp zegt
– Dat u nieuwe woorden noemt, is juist. Dit zijn alleen 'autochtone' nieuwe woorden, waarvan u zelf zegt dat u verwacht dat ze de komende jaren niet zullen overleven.
– Uw opmerking over de verschillen tussen 17e-eeuwse en moderne nieuwkomers kan ik niet plaatsen. Hebben Surinamers, Marokkanen *e tutti quanti* geen eigen talen?
– Dat er weinig woorden in de media gebruikt worden, wil ik aannemen, hoewel ik niet denk dat dit er minder zijn dan bijvoorbeeld Limburgse woorden. Toch staat het Limburgs er heel wat florissanter voor.
– U gebruikt ook recentere bronnen, zoals Berns boekje van een jaar of tien geleden; maar veel zijn dit er niet. Bovendien is dat boekje zelf ook voor een groot gedeelte gebaseerd op oudere bronnen.
– Dat je van iedere taal kunt zeggen 'dat hij niet bestaat' is tot op zekere hoogte juist, maar zoals DirkJan hierboven opmerkt wordt de situatie in Amsterdam als een heel bijzondere beschouwd. U gaat hier geheel en al aan voorbij.
– Ik vond het onaardig om in mijn recensie ook nog over het Maastrichts te beginnen, maar nu u dat zelf doet: in uw boekje (eerste alinea) beweert u dat in Maastricht iedereen het dialect spreekt. Uitgerekend over die stad kun je dat niet zonder meer zeggen. Kenners van Maastricht weten dat er daar traditioneel als het ware twee dialecten zijn, het hoog- en het laag-Maastrichts. Ook dat is een bewijs dat u zich misschien beter niet op het gebied van de dialectologie had kunnen begeven.
DirkJan zegt
Dat stuk dat u aanhaalt heb ik destijds wel gelezen, maar toen reageerde ik nog niet op Nederl-L. En dan gaat het artikel juist over een bewijs dat tv wel invloed heeft op taalverandering, hoewel daar inderdaad best vraagtekens bij te zetten zijn.
Mijn vraag was nu juist naar onderzoeken die de invloed van tv (radio vind ik minder bepalend) ontkennen. En dan ook wanneer en hoe die onderzoeken zijn gehouden. Kinderen en tieners kijken veel meer tv dan vroeger.
En wat mij opvalt is niet dat er soms nieuwe woorden worden geïntroduceerd in de media , maar juist om uitspraak en grammatica. En dan denk ik niet aan aanwijsbare taalveranderingen, maar aan stabilisatie van de standaardtaal van pak hem beet na de jaren zestig, juist toen de tv opkwam als massamedium. Ik had al eens eerder geschreven dat ik -met mijn beperkte blik- de taal helemaal niet zo veel veranderd vind. Ja, minder dialecten en meer richting de Standaardtaal. En ik snap dat het soms gaat om kleine veranderingen die interessant zijn, maar zelfs bij het Poldernederlands heb ik wat bedenkingen of dat nu zo opvallend of bijzonder is. Ook heb ik al eens de suggestie geopperd dat de opmars van de Gooische-r ook mede kan komen door de vele Amerikaanse series op tv. Maar goed, dat zijn mijn beperkte en subjectieve waarnemingen.
Tot slot nog een recente waarneming van de radio. Een programma ging zijdelings over een dialecten-top-20 van popplaatjes, Er kwamen in een andere context twee mannen aan de telefoon. De ene was een geboren en getogen Limburger en de andere een geboren en getogen inwoner van Groningen. De presentatrice vroeg hen op het eind van het gesprek wat ze van hun dialect vonden. Beiden zeiden dat ze niets met het dialect uit hun streek hadden (de Limburger had wel een zachte-g) en dat ze altijd gewoon Nederlands spraken. En dat was ook te horen. En toen dacht ik, dat kan grotendeels dan komen door de invloed van tv, radio en onderwijs …
Marc van Oostendorp zegt
Het best kunt u toch het artikel erbij halen dat ik indertijd besprak. In dat artikel wordt de discussie over de invloed van de media op taal op een rijtje gezet. Bovendien blijkt ook uit dat artikel dus dat die invloed áls hij er is, heel beperkt en indirect is.
Het gaat er overigens niet om of uw waarnemingen subjectief zijn: het gaat erom dat er voor het vaststellen van een oorzakelijk verband (mensen praten anders OMDAT ze naar Amerikaanse series kijken) meer nodig is dan alleen observeren dat twee dingen tegelijkertijd gebeuren.
En taalverandering gaat per definitie vrijwel altijd langzaam: de keten van de generaties wordt niet verbroken, en in alle tijden hebben oude mensen met jongeren kunnen communiceren. Cumulatief over enkele eeuwen levert dat dan wel een geheel nieuw systeem op. De kunst is om onze beperkte observaties in de huidige tijd af te leiden hoe de verschuiving precies in zijn werk gaat.