Een geschiedenis van het Nederlands aan de hand van 196 sonnetten (4)
Laten we eerlijk zijn: zestiende-eeuwers schreven soms behoorlijke onzin in hun sonnetten. De Vlaamse dichter en politicus August Vermeylen mag dan hebben gevonden dat het volgende gedicht van Jan van der Noot een bewijs was “hoe dat persoonlijk leven reeds bepaald genoeg was om een sonnet tot een volkomen geheel te maken, het gans te dragen, bijna zonder stoplappen“, maar mij lijkt het vooral te getuigen van gebrek aan de meest elementaire mensenkennis. En kom me niet aanzetten met dat Van der Noot en Vermeylen in zo’n andere tijd leefden! Ze hadden beter moeten weten en daarmee uit:
Had ic tverstant so grof, so plomp en onbesneden
Als vele die int velt spitten, grauen en spayen
Oft waer ick als sy syn die als weerhanen drayen,
Soo en sou v schoonheyt, noch v verchierde leden,
O weerde suyuer maecht my niet houden tonvreden
Noch ic en sou altyts niet staen t’uwer genaeyen,
Maer sou nv hier nv daer vast myn ghenuchten maeyen,
Die ick ghisteren sach sou syn vergeten heden:
Bouen dese acht ic my nochtans gheluckich t’syne,
En bouen alle goet acht ick myn bitter pyne
Die ic om v reyn lief lyde nachten en daghen:
Want sonder liefde lief sou ick sonder ghenuchten
Leuen gelyck sy doen (al moet ic nv dick suchten)
Die na eere noch deucht, noch reyn liefdé en vraghen.
(Was mijn verstand zo grof, zo plomp en onbehouwen als dat van veel lui die in het veld spitten, graven en met de spa werken, of zou ik net zo zijn als degenen die draaien als weerhanen, dan zouden uw schoonheid noch uw sierlijke lichaam, o waarde, zuivere maagd mij niet zo ongelukkig maken, en zou ik niet altijd tot uw beschikking staan maar zou ik ieder pleziertje pakken dat ik pakken kon, en wie ik gisteren had gezien zou ik vandaag vergeten zijn. Toch acht ik mij veel gelukkiger dan zij, en mijn bittere smart die ik iedere nacht en dag lijd om u, mooi lief, acht ik boven alle goed, wwant zonder liefde, lief, zou ik zonder genoegens leven net als zij doen (al moet ik nu dikwijls zuchten), die vragen om eer noch deugd, en ook niet om zuivere liefde.)
Ik begrijp natuurlijk wel dat iedere minnaar overal en altijd denkt dat hij alleen de ware liefde kent. Ik begrijp ook dat we hier een literaire mode hadden om de eigen liefde verheven te wanen. Maar dat een idee ooit tot een literaire mode heeft behoord, of zelfs tot het verwrongen wereldbeeld van iemand die verliefd is, betekent nog niet dat het ook klopt; en om nu te zeggen dat mannen die in de grond spitten en graven geen oog hebben voor vrouwelijk schoon, dat gaat echt te ver. (Die weerhanen, dat is natuurlijk een ander verhaal; ik stel me voor dat het hier gaat om pure genotzoekers van iedere rang of stand.)
Affijn, ook onzin levert soms een goed gedicht op, dat blijkt maar weer.
Bovendien is het dan ook nog eens onzin met een interessante eerste regel:
– Had ik het verstand zo grof, zo plomp en onbesneden.
Het is een constructie die je in het moderne Nederlands maar weinig ziet. Broekhuis noemt het in zijn Syntax of Dutch typisch voor het oostelijk Nederlands; de constructie is onder Nederlandse taalkundigen beroemd geworden door het werk van Cor van Bree en wordt meestal de band-lek-constructie genoemd vanwege deze voorbeeldzin.
– Ik heb de band lek.
In de standaardtaal zou je deze zin weergeven als ‘Mijn band is lek’, zoals de eerste regel van Van der Noots sonnet in het modern Nederlands zou luiden ‘Was mijn verstand zo plomp….’. Nu kwam Van der Noot allesbehalve uit het oosten van het land, maar er is ook al eerder beweerd dat de constructie eerst een veel groter verspreidingsgebied had. Kennelijk is hij in de loop van tijd uit het westen van het Nederlands weggedrongen en heeft zich teruggetrokken in het gebied waar mensen nog spitten, graven en met de spade in de weer zijn.
Maarten zegt
Interessant! In Millingen aan de Rijn (bij Nijmegen) zeggen mensen die erg moe zijn:
'k het de piep lèg
Ik heb de pijp leeg
Voor mij klinkt de constructie dus vertrouwd.
Vriendelijke groeten,
Maarten
Marc van Oostendorp zegt
Ja, in vrijwel het gehele oosten is hij dat kennelijk nog steeds!