Wat we nog niet weten over het werkwoord (7)
Door Marc van Oostendorp
In het Nederlands zetten we vraagwoorden bij voorkeur aan het begin van de zin. In plaats van je eet wat? (met het lijdend voorwerp achteraan, waar het ook staat in je eet boterhammen), zeg je Wat eet je? Het onderwerp je verandert daar ook van plaats, maar dat laten we nu even buiten beschouwing.
Die vraagwoorden slepen soms wat woorden met zich mee naar voren: je zegt niet welke eet je boterhammen? met alleen het eigenlijke vraagwoord welke vooraan, maar welke boterhammen eet je? Zulk meeslepen heet in de Engelstalige literatuur to pied pipe, wat je het best kunt vertalen met hamelen: zoals de rattenvanger in het sprookje kinderen meelokt, zo hamelt het vraagwoord de andere woorden naar voren.
In dit geval werkt dat hamelen verplicht, maar dat is niet altijd het geval. Stel dat we de volgende zin willen bevragen:
- De olie zit twee kilometer onder de grond. [1]
Je kunt dat op twee manieren doen, zeggen Broekhuis, Vos en Corver in het binnenkort te verschijnen deel over werkwoorden en werkwoordsgroepen van hun monumentale Syntax of Dutch:
- Hoeveel kilometer zit de olie onder de grond? [2]
- Hoeveel kilometer onder de grond zit de olie? [3]
Het vraagwoord hoeveel hamelt in ieder geval kilometer, maar eventueel ook nog onder de grond. Het merkwaardige is dat dit laatste in sommige zinnen ineens verplicht wordt. De volgende zin lijkt op het eerste gezicht sterk op zin [1]:
- De speleoloog verongelukte twee kilometer onder de grond. [4]
Maar nu begint hoeveel ineens heel hard aan onder de grond te hamelen wanneer we een vraag maken:
- Hoeveel kilometer verongelukte de speleoloog onder de grond? [5, heel vreemd]
- Hoeveel kilometer onder de grond verongelukte de speleoloog? [6]
Wat is het verschil? Dat zit in de relatie tussen het werkwoord in de zinnen [1] en [4] en de bepaling twee kilometer onder de grond. In de eerste zin kun je die bepaling niet weglaten: de olie zit is geen goede Nederlandse zin. In de tweede zin kan dat wel: de speleoloog verongelukte bevat weliswaar minder informatie dan [4], maar is wel op zichzelf een begrijpelijke zin.
Waarom leidt uitgerekend dat verschil ertoe dat we in het ene geval onder de grond mee moeten hamelen, terwijl het in het andere geval rustig achterin de zin kunnen blijven staan? Dat weten we niet, zeggen Broekhuis, Vos en Corver.
Mij vervult die mededeling altijd met enige verbazing en met eerbied voor de kinderen. Geen enkele geleerde weet wat het verschil tussen [2] en [4] is – en toch heeft kennelijk ieder van ons dat subtiele verschil ooit als kind opgepikt, zodat de ene nu goed klinkt en de ander niet.
Mient Adema zegt
Ja, typisch. Denk dat het te maken heeft met de actie en de toestand. De toestand (zitten) rekt de locatie op, de actie (verongelukken) verengt haar taalkundig.
Reinier Post zegt
Volgens mij is in 'ze zit diep' 'diep' eec complement bij 'zit': 'ze zit, diep' betekent iets anders. Maar in 'ze verongelukt diep' is 'diep' echt een pure bepaling: het betekent hetzelfde als 'ze verongelukt, diep'. (Ik vind dat overigens allebei twijfelachtige zinnen.) Blijkbaar kun je naast dat complement nog een nadere bepaling ('onder de grond') toevoegen op de normale plaats van zo'n bepaling, terwijl je geen tweede pure plaatsbepaling in de zin kunt toevoegen.
Het hangt ook van dat 'diep' af, dat om een nadere bepaling vraagt. Het is heel raar om te zeggen: 'diep verongelukt de speleoloog', terwijl '(diep) onder de grond verongelukt de speleoloog' heel normaal is, en 'beneden verongelukt de speleoloog' ook.
Hans Broekhuis zegt
Het klopt niet helemaal dat we niet weten wat het contrast verklaart. Zoals we ook aangeven in de betreffende bespreking heeft het te maken met de syntactische functie van de woordgroep ‘hoeveel kilometer onder de grond’: als deze woordgroep een predicatief complement van het werkwoord is, is extractie van ‘hoeveel kilometer’ wel mogelijk, maar als het een bijwoordelijke bepaling is niet. Dit is in overeenstemming met een vrij algemeen aanvaarde generalisatie: extractie is alleen mogelijk als de woordgroep waaruit extractie plaatsvindt door het werkwoord geselecteerd wordt. Dit is waarschijnlijk ook hetgeen waarop Reinier hint.
Mient Adema zegt
En nu maar eens uitzoeken of mijn verklaring (toestand/actie) daarmee spoort. Het lijkt van niet.