door Jan Stroop
Kortgeleden zag ik op de website Taalmeldpunt.nl de volgende melding: “Flexa, het nummer één verfmerk voor doe-het-zelvers.” De melder vond kennelijk dat het nummer één een vreemde formulering is en inderdaad je leest en hoort in dit soort combinaties steeds de nummer één met ’t lidwoord de. Paar voorbeelden uit Google: De nummer één uien leverancier van Europa. Waarom is Engels de nummer één wereldtaal?
Meestal gaat ’t bij de nummer één om sportverslaggeving, zoals hier:
Novak Djokovic is weer de nummer één op de wereldranglijst.
In mijn ogen is Barça nog altijd de nummer één van Europa.
De Oranje Dames zijn nog steeds de nummer één van de wereld.
Agassi de nummer een, maar Becker is er ook nog.
om zodoende de nummer één spits te worden in Amsterdam.
Het gebruik van de nummer is ouder dan ik gedacht had en ’t heeft aanvankelijk juist niets van doen met sportprestaties. Het oudste geval dat ik via Delphergevonden heb, is dit:
“Deze Siwa werd hoe langer hoe meer de nummer éen van het Hindoe-godendom, en zij, die hunne aanbidding op hem concentreerden” (Het nieuws van den dag : kleine courant, 18-02-1892).
Uit dezelfde periode nog twee citaten:
“Zij, beschouwen hem alleen als: „de baas van het spul”, de nummer Een van het Heelal, terwijl zij tevens zeggen, dat Hij geen begin heeft gehad en geen einde”(Het nieuws van den dag : kleine courant, 21-09-1893)
“die als de nummer één van de moordenaars van Phoenix-park bekend stond.” (Leeuwarder courant, 18-09-1896)
Dit gebruik van het lidwoord de bij nummer wordt in ’t Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) niet gesignaleerd. Nummer is daar alleen als ‘onzijdig’ bekend. Ook de andere woordenboeken die gekoppeld zijn aan de Etymologiebank weten van geen de nummer. En Onze Taal geeft geen advies.
De enige adviesdienst die er wel aandacht aan besteedt, is de Taaltelefoon van de Vlaamse Overheid. Die schrijft:
“Nummer is in al zijn betekenissen een het-woord, maar het kan ook een de-woord zijn in de betekenis ‘persoon of zaak die het genoemde rangnummer bekleedt of het genoemde (rug)nummer draagt’.”
Ik draag de Vlaamse Taaltelefoon een warm hart toe, maar ik kan ’t met deze analyse niet eens zijn. Dat komt door die hierboven geciteerde taalmelding van het Taalmeldpunt die me op het idee bracht eens te kijken of er nog meer gevallen van het nummer één te vinden zijn. En jawel hoor, Google zij geprezen:
Welkom bij het nummer één garagebedrijf in Heerhugowaard en Opmeer.
De 538 Groep bestaat uit: het nummer één radiostation van Nederland ‘538’,
NU.nl is het nummer één mediamerk van Nederland!
Les Bauges – het nummer één langlaufgebied in Frankrijk – is relatief onbekend.
Wat meteen opvalt is dat de zelfstandige naamwoorden die volgen op het nummer onzijdig zijn; ’t zijn het-woorden dus. Formaties als *de nummer één vakantieland of *de nummer één elftal bestaan niet, heb ik althans niet kunnen vinden, misschien met één uitzondering: “de nummer een spel”, maar dat is van een website die ook zinnen produceert als: “Als zij investeren te veel geld in het spel is het moeilijk om het verlies van het spel geconfronteerd.” We zullen dat ‘de nummer een spel’ maar vergeten.
Aan de geciteerde zinnen kun je zien dat de keuze van ’t lidwoord niet bepaald wordt door ’t woordgeslacht van nummer, maar door dat van ’t erop volgende zelfstandige naamwoord. Is dat een, al dan niet verzwegen, de-woord, dan krijg je de nummer één, is dat een het-woord, dan wordt ’t het nummer één. Zo dus:
de nummer één [tennisspeler] op de wereldranglijst.
Veluwe moet weer de nummer-één-vakantiebestemming worden
het nummer één vakantieland
’t Lidwoord heeft dus feitelijk niets met nummer te maken. Nummer heeft maar één woordgeslacht, onzijdig, en is dus nooit een de-woord. Of die notie ook de verklaring is voor de afwezigheid van dat de-probleem in al die woordenboeken, waag ik te betwijfelen; zie ook de Taaltelefoon.
Nummer één fungeert als een bijvoeglijke voorbepaling; ’t geeft de plaats aan in een ranglijst, een plaatsingslijst, een poule bij het voetballen, het klassement in de Tour de France: “Het verschil tussen de nummers één [Froome] en twee [Quintana] is nog altijd 2.38 minuten”. Terwijl van de nummer één allerlei varianten in gebruik zijn, van de nummer twee tot en met de nummer X, heb ik die van het nummer één niet aangetroffen, hoewel ze me evengoed mogelijk lijken.
Er is nog iets te constateren, namelijk dat ’t met ’t verdwijnen van ’t gevoel voor ’t woordgeslacht wel meevalt, tenminste wat betreft de positie LINKS van ’t zelfstandig naamwoord. Wat er rechts gebeurt of zou moeten gebeuren, dat wil zeggen congruentie naar woordgeslacht, dat fenomeen is aan erosie onderhevig:
“DAF was ook het nummer één merk auto’s die net zo snel vooruit als achteruit kon rijden.” (https://www.ikwilvanmijnautoaf.nl/verkopen/eindhoven/)
De schrijver gebruikt hier het nummer omdat ie weet dat ’t het merk is, maar daarna gaat ie vrolijk verder met die, net zoals langzamerhand de meeste taalgebruikers doen. Die is op weg het universele betrekkelijke voornaamwoord te worden.
Hans Broekhuis zegt
Leuke observaties en de voorgestelde analyse lijkt me ook de goede richting in te gaan, hoewel het volgende voorbeeld daarvoor wellicht toch een probleem vormt: “De nummers één en twee van de zes groepen gaan door naar de achtste finales”. We treffen hier een meervouds –s aan en dat is toch wel wat bijzonder voor (een deel van) een adjectief. Overigens vinden we ook gevallen zonder meervouds –s op het internet: “De nummer één en twee van deze poules plaatsen zich voor de finaleronde”, maar wellicht laten deze toch weer zien dat “de nummer + telwoord” een zelfstandig naamwoordgroep is. Het is verder de moeite waard op te merken dat “nummer één” ook na het zelfstandig naamwoord kan voorkomen: “Kanker is volksvijand nummer één’. Doorslaggevend voor de voorgestelde analyse zou natuurlijk zijn als we constructies zouden vinden van het type “Het nummers één en twee restaurant”, maar die lijken me uitgesloten (ook met “de” overigens”). Tenslotte is het misschien de moeite waar om op te merken dat we hetzelfde verschijnsel ook in het Engels aantreffen: “The No. 1 Ladies' Detective Agency”, “We are listed as the number two restaurant in Fort Wayne”, etc.
Jan Stroop zegt
Dat doorslaggevende van “Het nummers één en twee restaurant” begrijp ik niet.
In je voorbeeld: “De nummers één en twee van de zes groepen gaan door naar de achtste finales”. kun je na één en twee geen substantief meer toevoegen, lijkt me.
Anderzijds denk ik dat dit wel kan:
De nummer een en twee spelers van de deelnemende landen EN
De nummer een en twee restaurants van de deelnemende landen
Hans zegt
In "Het nummers één en twee restaurant" gaat het om de congruentie van het lidwoord met het het-woord 'restaurant"; als het voorbeeld aanvaardbaar zou zijn geweest dan kon er geen sprake geweest zijn van congruentie met het meervoudige "nummers een en twee" omdat meervoudige zelfstandig naamwoordgroepen immers met "de" gaan. Terzijde: de voorbeelden die jij geeft vind ik ook niet aanvaardbaar, maar dat maakt verder niet uit voor het argument dat ik probeerde te bouwen.
Taaltelefoon zegt
Als er een zelfstandig naamwoord meteen op 'de/het nummer één' volgt, lijkt het ons te kloppen dat het geslacht van dat zelfstandig naamwoord de keuze tussen 'de' en 'het' bepaalt: volgt er een de-woord op 'nummer één', dan gebruiken we 'de nummer één'; volgt er een het-woord op, dan gebruiken we 'het nummer één'. Bijvoorbeeld:
– de nummer één uienleverancier;
– het nummer één verfmerk.
Maar dat hoeft volgens ons niet te betekenen dat het lidwoord voor 'nummer één' altijd wordt bepaald door het woordgeslacht van het erop volgende, al dan niet verzwegen, zelfstandig naamwoord. In gevallen waarin 'nummer één' niet meteen door een zelfstandig naamwoord wordt gevolgd, lijkt onze uitleg ons nog altijd te kloppen: als het gaat om de betekenis 'persoon of zaak die het genoemde rangnummer bekleedt of het genoemde (rug)nummer draagt', is 'de nummer één' zeker ook mogelijk. Het is volgens ons dan ook niet nodig om een zelfstandig naamwoord in gedachten in te vullen. Voorbeelden die onze redenering ondersteunen, zijn volgens ons:
– Het fusiebedrijf zal de nummer één van de supermarktbedrijven in Europa zijn.
– Het Koningslied was die week de nummer één in de hitparade.
'Nummer één' kan inderdaad ook na een zelfstandig naamwoord staan. Het lijkt ons dat de combinatie in die volgorde vooral zonder lidwoord voorkomt, bijvoorbeeld: 'Kanker is volksvijand nummer één'. Als er een lidwoord aan voorafgaat, wordt dat ook (en in dit geval uiteraard) bepaald door het zelfstandig naamwoord dat erop volgt:
– (de) volksvijand nummer één;
– (het) probleem nummer één.
In ons advies (zie http://www.taaltelefoon.be/nummer-de-nummer-het-nummer) hebben wij het niet over gevallen waarin 'nummer één' meteen door een zelfstandig naamwoord gevolgd of voorafgegaan wordt. We bekijken nog of we het nodig vinden om ons advies aan te passen. Die specifieke gevallen zijn behoorlijk ingewikkeld, want een relevante vraag is ook hoe zulke combinaties gespeld moeten worden. Het Witte Boekje (2012) schrijft ze aaneen (bv. 'nummer-1-hit', 'nummer-éénleverancier'). Wij neigen ernaar om het volgende onderscheid te maken:
(a) aaneen in de betekenis 'met het nummer 1, die letterlijk op nummer 1 staat'
bv.: '(een/de) nummereensingle', '(een/de) nummereenhit', '(een/de) nummereenspeler'
(of '(een/de) nummer 1-single' enz.)
– In dit geval horen we maar één hoofdklemtoon.
– De combinatie kan zowel door een onbepaald als door een bepaald lidwoord voorafgegaan worden.
(b) van elkaar in de betekenis 'het/de voornaamste, belangrijkste, beste'
bv.: 'de nummer één leverancier', 'het nummer één verfmerk', 'de nummer één speler'
(of 'de nummer 1 leverancier' enz.)
– In dit geval horen we twee hoofdklemtonen.
– Normaal gezien staat er een bepaald lidwoord voor de combinatie.
– De volgorde met 'nummer één' achteraan is ook mogelijk, bv.: 'leverancier nummer één'.
Sommige combinaties kunnen op twee manieren voorkomen:
(a) Volgens het klassieke systeem is de nummer 1-speler de keeper. ('speler met spelpositienummer 1')
(b) De nummer één speler bij de jongeren was dit seizoen toch wel Thomas Capelle. ('voornaamste, belangrijkste, beste speler')
(a) De huidige nummer 1-speler is Novak Djokovic. ('tennisspeler die als nummer 1 op de ranglijst staat')
(b) De huidige nummer 1 speler is Novak Djokovic. ('voornaamste, belangrijkste, beste tennisspeler')
In de (b)-gevallen lijkt 'nummer één' ons een kwalitatieve voor- of nabepaling te zijn die we inderdaad als een soort bijvoeglijke bepaling kunnen opvatten.
In een geval als 'de nummer één van de tennisspelers' beschouwen wij 'nummer één' niet als een bijvoeglijke bepaling, maar gaat het volgens ons nog altijd om een gebruik waarbij het woord 'nummer' een ander woordgeslacht heeft (of kan hebben) dan gewoonlijk.
An Bosmans
Taaltelefoon
Jan Stroop zegt
Ik heb geen weerwoord op deze reactie. Maar mijn vraag, waarom heeft nummer er een ander genus bij genomen, die blijft. Zomaar van woordgeslacht veranderen, dat doen woorden in de regel niet. Je (ik) verwacht dat er iets externs is, of geweest is, dat dat lidwoord ‘de’ regeert, iets als:
Het nummer is de nummer één [Xm/v] op de Hitlijst.
Ik heb met Delpher eens gezocht in de kranten of er aanwijzingen zijn voor deze optie. En waarachtig, wat gevonden.
1. “door de als nummer één geplaatste Amerikaans-Australische combinatie”
Een volgende stap:
2. “De nummer één geplaatste is een zwaar solied paard “
(nog wel met een onzijdig zelfstandig naamwoord als naamwoordelijk deel)
De laatste stap:
3a. “die de zaak helderder inzien dan de nummer Een-en-zestig.”
3b. “Deze Siwa werd hoe langer hoe meer de nummer éen van het Hindoe-godendom”
Er is één bezwaar: de chronologische volgorde in voorkomen van deze uitingen is nagenoeg omgekeerd aan deze ontwikkelingsstappen. Die is namelijk zo:
3a. 1860
3b. 1892
2. 1928
1. 1953
Nu zeggen datums van attestaties niet alles, maar in dit geval zeggen ze wel iets (te ) veel.