Door Michiel de Vaan
ai tw. uitroep van verdriet, pijn, negatieve verbazing
Vroegmiddelnederlands ai (1220–1240) ‘helaas, ach, wee’. Gecombineerd met mi in de vaste verbinding ai mi, aymi ‘wee mij’ (1265). Soms ook voor verwondering of aanmaning gebruikt: ay vrient! ‘toe vriend!’ (1320–1330). Nieuwnederlands aij (1504), ay, ai, naast aij mij (1541) met varianten amij, amy (1623) en ayme (1605). Het artikel ai in WNT, geschreven in 1877, zegt over de verhouding van ai tot ei: “Als uitroep van verlangen, van opwekking enz. is Ai! synoniem met Ei! en alleen in zooverre daarvan verschillend, dat Ai! in den hoogeren en dichterlijken stijl wordt gebezigd en meer een smeekenden of vleienden toon onderstelt, terwijl Ei! in de gewone spreektaal de gewone opwekking is.” In 1916 heet het van ei reeds dat het “niet meer algemeen” is. Uit de moderne Noordnederlandse spreektaal is ei verdwenen.
Verwante vormen: Mhd. ai, ay, ahī.
ei tw. uitroep van verrassing
Mnl. eij ‘ziet!’ (1477, Delftse Bijbel), Vnnl. ey, bijv. in ey goede ende getrouwe knecht (Vorstermanbijbel, 1531), Eij, wij hebben nu de hueverhandt; de ghues zijn tondere (van Vaernewijck, 1567). Voornamelijk nog in Belgisch Nederlands in gebruik, bijv. in de vaste verbinding ei zo na ‘op een haar na’ (Ei, zoo na!, Conscience, De plaag der dorpen, 1875).
Verwante vormen: Mhd. ei, eiā, Nhd. ei.
oei tw. uitroep van pijn of schrik
Mnl. oy uitroep van verrassing, smachtend verlangen en medelijden in de Limburgse Sermoenen (ca. 1300): Oy verdumde mensche, wes di selver genedech ‘Ach verdoemde mens, wees genadig voor jezelf’. Nnl. oey! (1623, Huygens), oei! (1640, Tengnagel).
Verwante vormen: Oudhoogduits oi ‘o!’, Mhd. oi, Nhd. oi! en ui!
Voor uitroepen van emotie worden vaak de uitersten van de klinkerdriehoek gebruikt (ie, aa, oe), al dan niet in combinatie met een glide (j of w in het Nederlands): aa, oo, a-j, a-w, oe-j, ie-w, enz.
Het is onzeker of Ned. en Mhd. ai teruggaan op een Germaanse uitroep *ai!, die verwant zou zijn aan, bijvoorbeeld, Litouws ai, Oudgrieks aí, Latijn ai, Oudfrans ahi, MoFra. aïe. Een Oudgermaans *ai zou in het Nederlands klankwettig ee of ei opleveren, maar uitroepen ontlopen soms de regelmatige klankontwikkeling doordat ze steeds opnieuw worden gevormd. Theoretisch kan Ned. ai ook nog als literaire vorm aan Frans ahi zijn ontleend.
De uitroep ei heeft een minder typische (maar niet onmogelijke) vorm voor een expressieve uitroep. Dat kan een reden zijn om ei als voortzetting van een Oudgermaans *ai te beschouwen, al lijkt de vrij late attestatie van ei daartegen te pleiten. Gezien het bestaan van he naast ha als Nederlandse uitroepen van verbazing en blijdschap kan nieuwvorming van ei naast ai niet worden uitgesloten. Latijn hei ‘wee’, Grieks eĩa ‘komaan’ lijken qua vorm weliswaar op Nl. ei, maar kunnen er niet klankwettig mee verwant zijn.
De uitroep oei kan klankwettig op Middelnederlands *ōi teruggaan, dat door oy in de Limburgse Sermoenen weergegeven kan zijn – al kan de Mnl. spelling oy op verschillende klankcombinaties slaan. Eventueel kunnen Duits oi en ui ook van PGm. *ōi afstammen. Maar parallelle vormen als Oudgrieks oí uitroep van smart of verbazing, en Italiaans ohi ‘ach, au’, tonen aan dat de combinatie van oo+j, evenals die van oe+j, op elk moment nieuw kon ontstaan.
Laat een reactie achter