Is iemand die zich Rein van Sinne noemt een man of een vrouw? Rein is natuurlijk een mannennaam, maar het ligt misschien meer voor de hand dat een zeventiende-eeuwse vrouw zich zo noemt en een gedicht schrijft namens ‘de jonge dochters in het algemeen’ dan dat een man dat doet.
Het gedicht was een ‘klinkdicht’ (men was inmiddels begonnen de term sonnet te vertalen) dat verscheen in het voorwerk voor de bundel Het vermaeck der Jeught van Boudewijn Jansen Wellens:
Clinck-Dicht.
Vande Ionghe Dochters int ghenerael, tot berispinghe der berispers: ende tot lof des lofvvaerdighen dichters. B. I. Wellens.
BErijmde Grijsaerts die van over vele jaren,
Om te berispen al, ghenomen hebt u vreucht,
Devvijl ghy min als niet, tot s’Ieughts vermaeck vermengt,
En voelt u Ieughtsche tijt, naer Lethes vliet ghevaren.
Vergeefs ghy dan al poocht, met u vervroren haren
Ons te benijden hier, al Het vermaeck der Ieught.
Spijt u, en die’t benijt: vvy houden het voor deught.
En nement aen in danck, van die’t ons deed vergaren.
Comt Nimphen , ras ter baen, laet ons met danckbaerheyt
Ontfangen ons Apoll’ , die hem nu thoont bereyt,
Ons Het vermaeck der Ieught, in moeders tael te bringhen.
Ons handen vvit en teer, laet hem vveder tot loon,
Van bloemen en LAVRIER, nu vlechten eenen croon,
Om zijn Poëtisch hooft daer mede vast t’omringhen.
Rein van sinne.
Rein had het schrijven van sonnetten in ieder geval helemaal in haar vingers. Het gedicht begint en eindigt met hoofdtooien: in regels één en vijf wordt duidelijk gemaakt dat de mopperende grijsaards die de jeugd geen verzetje gunnen rijkelijk van rijm en ijs voorziene haren hebben. Aan het eind wordt de dichter van alle jeugdige vreugde juist voorzien van een krans van bloemen en laurier.
(Ik wil al een tijdje schrijven over het wonderlijke gebruik van hoofdletters in deze tijden, het is me niet altijd duidelijk waarom het ene woord – Poëtisch – wel en het andere – hooft – niet met een hoofdletter geschreven wordt, of in dit geval waarom LAURIER helemaal in kleinkapitaal gezet it.)
Bijzonder in dit gedicht is het gebruik van de verleden tijd: en nemen het aan in dank, van wie het ons deed vergaren. Volgens normen die ontwikkeld zijn na de tijd van Rein van Sinne mag dat het ons deed vergaren alleen betekenen: die ervoor zorgde dat wij het vergaarden; maar het zijn duidelijk toch niet jonge dochters die al dat vermaak bij mekaar hebben gebracht.
Er kan hier kortom niet anders bedoeld zijn dan van wie het ons vergaarde: het deed heeft alleen als functie om de zin in de verleden tijd te zetten. Dat is een gebruik van doen dat je nu nog steeds wel vindt, maar door sommige zeurkousen meestal wordt afgekeurd als ongrammaticaal of kinderlijk: het zeurkousen dat rondloopt met ijs op hun hoofd in plaats van bloemen. Rein van Sinne liet ons al in 1612 zien, vierhonderd jaar geleden, dat je doen ook heel goed hiervoor kunt gebruiken.
Laat een reactie achter