Wat is taal? Zijn het de klanken die we uitstoten? De woorden die ergens opgeslagen zijn in onze hersenen? De structuur van de zinnen in de archieven van NRC Handelsblad? Ik ben nu al bijna twintig jaar taalkundige, maar ik mag nog altijd graag luisteren naar mensen die het uitleggen, want ik ben er nog steeds niet uit.
Het voorwoord van Van Dale is dan fijn studiemateriaal: ongeveer iedere tien jaar formuleert weer een hoofdredacteur van dat eerbiedwaardige naslagwerk zijn visie op taal en taalverandering. (Hierboven staat een prezi van een praatje dat ik deze zomer hield bij het congres van de internationale vereniging voor neerlandistiek waarin ik onder andere op die voorwoorden inging).
En nu is er dus weer een nieuwe!
De eerste zin is al een heel opmerkelijke.
‘Het Nederlands is een levende taal, die zich ontwikkelt in lijn met de voortdurend veranderende werkelijkheid waarvan ze onderdeel is. ‘ Ook in eerdere woordenboeken werd deze mededeling al gedaan, dat de werkelijkheid voortdurend verandert, al werd daar toen nog niet zo expliciet aan toegevoegd dat de taal ook onderdeel is van ‘de werkelijkheid’. Maar waar zou ze anders onderdeel van moeten zijn, niet waar?
Indertijd werd er ook gesteld dat de taal deze veranderingen ‘weerspiegelt’, maar deze keer wordt dat wat genuanceerd:
Veranderingen in de werkelijkheid leiden tot een uitbreiding van de woordenschat met nieuwe woorden, betekenissen en uitdrukkingen. Nieuwe woorden en betekenissen hebben vaak betrekking op verschijnselen die er eerder niet waren.
Andersom
De veranderingen in de werkelijkheid worden dus veroorzaakt doordat er zich ‘verschijnselen’ voordoen ‘die er eerder niet waren’. Voor deze nieuwe verschijnselen moeten dan woorden of uitdrukkingen gevonden worden. De werkelijkheid trekt zich niet zo veel aan van de taal, maar verandert. Het is de taal die zich daaraan aanpast. (In voorwoorden van Van Dale wordt net gedaan alsof de taal zélf verandert en zich ontwikkelt; dat er mensen bij betrokken zijn die nieuwe woorden bedenken, wordt genegeerd. In mijn praatje zei ik dat ik dacht dat dit komt omdat woordenmakers graag objectief en wetenschappelijk willen zijn, en zich verre houden van de chaos van de menselijke creativiteit.)
De werkelijkheid leidt, de taal volgt. Dat is een duidelijke filosofische keuze, al hoeft die niet per se door iedere lezer gedeeld te worden. Er is immers een respectabele filosofische stroming, die van het constructivisme, die stelt dat de werkelijkheid een sociale constructie is: wat wij ervaren als de werkelijkheid is afhankelijk van wat wij met elkaar hebben afgesproken dat reëel is. In die visie volgt de taal dus niet zozeer veranderingen in de werkelijkheid, maar is het bijna andersom.
Klimaatvraagstuk
Die visie is voor veel mensen misschien een beetje extreem, maar in een mildere vorm zit er wel degelijk wat in. Neem wat de redactie van Van Dale benoemt als het ‘klimaatvraagstuk’:
Niet alleen zijn de afgelopen jaren tientallen samenstellingen met klimaat ingeburgerd geraakt (zoals klimaatalarm, klimaatbos, klimaatcompensatie, klimaathypotheek en klimaatslachtoffer), maar ook gerelateerde woorden als CO2-vervuiler, droogtestress, koolstofvoetafdruk en zeespiegel- vluchteling.
Het woord klimaatvraagstuk is zelf al een uitgelezen voorbeeld. Het is moeilijk voor te stellen dat je kunt zeggen dat dit een ‘verschijnsel’ is dat er ‘eerder niet was’ en waar nu een woord voor moest worden gevonden. Als de mensen geen taal hadden gehad, dan was er ook geen klimaatvraagstuk, hoeveel CO2 we ook zouden hebben uitgestoten. We hadden het simpelweg nooit over het klimaat kunnen hebben.
Goedmoedig
Maar dat geldt in zekere zin ook voor al die andere woorden. Een klimaatbos (‘bos dat is aangeplant om CO2 op te slaan’) is ook alleen maar een klimaatbos omdat we het zo noemen. Zonder taal is het een verzameling bomen bij elkaar; pas doordat we taal hebben, kunnen we zeggen dat het bos is aangeplant – dat het verleden er dus toe doet – en wel met een bepaald doel, namelijk het opslaan van CO2 (iets dat voor het blote oog onzichtbaar is), en dat laatste dan weer omdat we ervan uitgaan dat er een verband is tussen de uitstoot van CO2 en de opwarming van de aarde. En omdat we denken dat dit laatste negatief is. Al die dingen kun je niet onmiddellijk aan de werkelijkheid aflezen, aan het woord klimaatbos liggen dus een heleboel stilzwijgende afspraken ten grondslag over het belang van wetenschap en het voortbestaan van de mensheid.
Nog duidelijker is dat bij klimaathypotheek, want een hypotheek is een afspraak – die alleen bestaat bij gratie van taal – over geld – dat ook al niet zou kunnen bestaan zonder taal.
Het lijkt kortom, wel wat erg eenvoudig gesteld om te doen alsof de werkelijkheid in zijn eentje verandert, en de taal daar goedmoedig achteraan hobbelt. Onze werkelijkheid hangt aan elkaar van afspraken die we met elkaar maken, en die we uitdrukken in taal.
Laat een reactie achter