Door Marc van Oostendorp
“Het licht, Gods witte licht, breekt zich in kleuren’, dichtte Martinus Nijhoff, “Kleuren zijn daden van het licht dat breekt. / Het leven breekt zich in het bont gebeuren, / En mijn ziel breekt zich als ze in woorden breekt.”
Het lijkt mij moeilijk om zo’n gedicht te lezen zonder er een religieuze dimensie in te zien – om als het ware om het woord God in de eerste regel heen te lezen –, maar volgens Jaap Goedegebuure wordt ‘driekwart van de neerlandistiek’ bevangen door ‘koudwatervrees zodra de verhouding tussen literatuur en religie ter sprake komt’. Wat die koudwatervrees precies omvat, en wat de bezwaren precies zijn, maakt hij helaas niet duidelijk.
Wel is duidelijk dat hij zichzelf in dat kwart bevindt, en dat hij anderen ervan wil overtuigen dat het de moeite waard is om de religieuze, ja, de mystieke dimensie van literatuur te laten zien. Hij deed dat in eerder werk al, bijvoorbeeld door aandacht te vragen voor Meister Eckhardt of dat van de postkatholieke schrijver Frans Kellendonk. Deze essaybundel moet misschien een sluitstuk vormen in dat streven.
Hoewel het boek wordt aangekondigd als een essay, is het moeilijk er lijn in te ontdekken. Ieder hoofdstuk staat min of meer op zich, en ook binnen ieder hoofdstuk meandert de tekst soms nogal van het een naar het andere. Gods witte licht breekt zich ook in dit boek meteen uiteen.
Ik vind het wel jammer dat er niet wat meer orde is aangebracht. Met zeer grote eruditie behandelt Goedegebuure van alles en nog wat: van Multatuli’s vergelijking van zijn eigen ondraaglijk lijden met dat van Christus tot en met Arie Vissers interesse in het soefisme, van Reves erotische belangstelling voor het asinale karakter van God tot en met Armando’s fascinatie voor geweld. Omdat het begrip zelf ‘mystiek’ zo plastisch is, valt er wel heel veel in te proppen.
Dat is allemaal logisch, maar het lijkt me tegelijkertijd eigenlijk vooral meer een kwestie van de lezer dan van de schrijver. Een lezer met een bepaalde geestesgesteldheid kun je in ieder bundel licht wel wat mystiek roze onderscheiden – dat is wat Goedegebuure eigenlijk laat zien. Vreemd is dan dat die lezer eigenlijk nauwelijks aan de orde komt, het gaat voortdurend over de schrijvers. De consequentie daarvan is dat die schrijvers een preoccupatie in de schoenen wordt geschoven die de hunne misschien helemaal niet is.
Bovendien is de stijl van de bundel niet altijd even evenwichtig. Soms wordt er wel heel veel geleerdheid in een zin bij elkaar gegooid. Het resultaat is dan niet altijd even fraai:
“Indachtig een uitspraak van Fernando Pessoa’s areligieuze alter ego Albert Caeiro, opgenomen als motto bij de bundel Dit uitzicht, onthoudt de dichter Rutger Kopland zich ervan het dier in te zetten als symbolisch en in feite antropomorf vehikel voor gevoelens en gewaarwordingen.”
Die Pessoa en zijn alter ego komen in het vervolg van het betoog helemaal niet terug, ze worden er hier zomaar bijgesleept. Dat gebeurt overigens in een van de interessantere essays in Wit licht, namelijk een waarin Goedegebuure wil laten zien hoe verstrekkend de invloed van de art nouveau religiositeit van Rilke op de Nederlandse dichtkunst is geweest.
Helaas gaat Goedegebuure ook hier overigens niet systematisch op in. Sommige dichters worden wel behandeld – Kopland, Lucebert, Jellema –, maar anderen niet. Het zou bijvoorbeeld interessant kunnen zijn om de gedichten van Gerrit Komrij eens door een rilkeaanse bril te bezien: hij verwijst natuurlijk nooit naar God, maar in gedichten als ‘Alles blijft’ kun je denk ik wel degelijk de stem van Rilke terughoren:
Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,
Een rots waar ik mijn naam in heb gekerfd.
Je bent een deel van alles bij je leven
En alles blijft bestaan wanneer je sterft.
Dat is maar een willekeurig voorbeeld; je zou een interessante stamboom van rilkeanisme in de Nederlandse letteren kunnen maken.
Het is jammer dat Goedegebuure daar niet aan toegekomen is. Hij moet meteen weer door naar de volgende dichter die weer een heel ander aspect van de mystiek moet worden aangewreven. Zo wil Wit licht niet echt een eenheid worden, en blijft het vooral een bont gebeuren.
Jaap Goedegebuure. . Wit licht. Poëzie en mystiek in de Nederlandse literatuur van 1890 tot nu. Hilversum: Vantilt, 2015. Bestelinformatie bij de uitgever.
Lucas Blijdschap zegt
Asinaal?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, het is inderdaad vreemd dat dit woord in de geschiedenis der mensheid nu nog nooit eerder gebruikt is! Terwijl de etymologie Latijns is.
Lucas Blijdschap zegt
Latijn? Volgens Google is het Zoulou!