Aen joffre Anne Roemer Visschers.
Sonnet.
Soo ’t u, met diamant, lust op een glas te stippen:
‘T is in de vlinderteelt. Het geestighe gedroght
Siet oft het laeffenis aen sap van drujven soght
En sit soo kuin, men soud het van den roemer knippen.
Neemt ghij pinçeel oft naeld: daer worden kujl en klippen
Geschaepen, bos en bergh; en ’t vochte veldt bedoght
Met groene graesen. Daer ’t welvaerend vee nae toght.
Dat haelt sijn aem, soo ’t schijnt; en staet met gaende lippen.
Bootseert uw aerdighe’ handt, en maekt een mensch van leem,
‘T haelt bij Prometheus werck. Maer wen gh’ u in de veem
Der sanggodinnen vlijt; en woorden schoongeschreven,
Een redelijcke ziel, met wackren sin instort:
Soo blijckt dat ghij al ’t geen, dat lijf oft leven schort,
Van bejds kunt geven; dan den dichten ’t eeuwigh leven.
Kennnelijk kon in de zeventiende eeuw een vlinder kuin zitten op een tak, die men dan af zou knippen.
Enigszins tot mijn verbazing staat het woord ook nog steeds in de allerlaatste druk van Van Dale. Dat beschouwt het als een ‘nevenvorm van koen‘ en betekent het dus ‘fier, parmantig’ of ‘knap, netjes’. Maar zou een daarvan op een vlinder kunnen slaan – een parmantige vlinder?
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal ziet kennelijk geen verband met koen, en denkt dat het woord afkomstig is uit het Fries en is het ’tegenwoordig’ alleen nog in het noorden van Noord-Holland bekend. Ook het WNT denkt dat fier en parmantig de oorspronkelijke betekenis zijn. Maar het woordenboek geeft ook deze passage bij Hooft als een illustratie van een andere betekenis: ‘los, losjes, en vandaar (…): wankelbaar, onvast, en derg., ook in fig. gebruik’.
Ook die betekenis vind ik hier moeilijk te plaatsen. Hoezo zou een vlinder zo onvast zitten dat je geneigd hem van het glas af te halen? Is dat zelfs niet een beetje in tegenspraak met elkaar? Het WNT citeert overigens andere passages waarin deze betekenis zich wel duidelijk voordoet, zoals de volgende, van Vondel:
Uw lasterstucken staen nu kuin in top gesteigert,
Gereet te storten van het overwightigh steil
Maar waarom het WNT denkt dat het woord ook hij Hooft van toepassing is, begrijp ik niet. Mij lijkt eigenlijk nóg een andere betekenis van het woord, die het WNT ook geeft, nog beter van toepassing: ‘zwierig’. Het woordenboek geeft als voorbeeld een lied waarin wordt gemeld:
Bloemen aller kleuren staan zoo rein en kuin
Van alle genoemde nuances lijkt mij ‘zwierig’ eigenlijk de meest logische. Jammer dat we dat woord, behalve kennelijk in noordelijk Noord-Holland, niet meer gebruiken!
Erik de Smedt zegt
De door Anna Roemers Visscher gegraveerde vlinder op het wijnglas uit 1646 valt hier te bewonderen:
https://hogsheadwine.files.wordpress.com/2011/05/berkemeyer_1646_dutch_rijksmuseum.jpg
Zwierig is hij, met een antropomorfe blik misschien ook parmantig – hij prijkt in elk geval.
De Tegenwoordige Staat van Erik zegt
Toen ik in Noordwijk woonde leerde ik dat men daar 'keun' als het Noordwijkse woord bij uitstek beschouwde, de betekenis wordt ongeveer gedekt door 'grappig, leuk, fijn, goed'.
Ik ken de etymologie ervan niet, maar ik kan me voorstellen dat het hetzelfde woord is als 'kuin'.