Door Marc van Oostendorp
En daar zijn we weer! De succesvolle reeks blogposts wat we nog niet weten over het werkwoord werd vorig jaar in juni voorlopig afgesloten. Maar inmiddels zijn we alweer een ruim half jaar verder, en de hoeveelheid dingen die we nog niet weten is almaar toegenomen.
In april verschijnt een nieuw deel van de Syntax of Dutch, het laatste over het werkwoord, en Hans Broekhuis (die dit deel samen met Norbert Corver schreef) stuurde me een pdf zodat ik alvast voor jullie op zoek kan naar de leukste nieuwe puzzels waar de taalkunde nog niet uit is. Eigenlijk gaat dit deel meer over de werkwoordelijke groep en zelfs de zin dan over het werkwoord, dus ik heb de titel van de serie een beetje aangepast.
Broekhuis en Corver leggen bijvoorbeeld een gigantische catalogus – dit derde deel over het werkwoord heeft 734 pagina’s – aan van soorten bijwoorden. Bijna en haast in de volgende zinnen noemen ze bijvoorbeeld in navolging van de Amerikaanse syntacticus Thomas Ernst clause–degree adverbs, bijwoorden van zinsgraad:
- Jan ging bijna kwaad weg.
- Jan werd haast overreden.
Deze bijwoorden duiden de mate in waarin de zin waar is. De zin ‘Jan ging kwaad weg’ is bijna waar, de zin ‘Jan werd overreden’ is haast juist. Je kunt de zinnen dan ook op de volgende manier parafraseren:
- Het is bijna zo dat Jan kwaad weg ging.
- Het is haast zo dat Jan overreden werd.
Nu zijn er ook bijwoorden van zinsgraad die een ontkenning in zich hebben:
- Jan was nauwelijks thuis toen Marie belde.
Bij dat soort ontkennende bijwoorden van zinsgraad kun je de omzetting veel moeilijker maken:
- Het was nauwelijks zo dat Jan thuis was toen Marie belde. [vreemd]
- Het was niet/nooit zo dat Jan thuis was toen Marie belde.
Lucas Seuren zegt
Ik vind de zinnen met bijna en haast net zo gek als die met nauwelijks; alle drie onacceptabel. De parafrase lijkt me dan ook het probleem.
Maartje Lindhout zegt
Ik ben het voor een deel eens met Lucas Seuren. 'Het is (liever 'was') bijna zo dat Jan kwaad weg ging.' vind ik goed, maar 'Het is haast zo dat Jan overreden werd.' klinkt vreemd. Toch betekent dit niet dat je de eerste haast-zin niet kunt parafraseren, want dit kan volgens mij wel: 'Het was haast het geval dat Jan overreden werd.'
Henk zegt
Is het verschil niet dat in de eerste zinnen de bijwoorden Epistemische modalen zijn (die de waarheidswaarde van de zin modaliseren), terwijl 'nauwelijks' in de laatste zin een bijwoord van tijd is? Je kunt het immers vervangen door 'een paar minuten', 'een kort poosje', 'net', 'nog maar heel even'. Of denk ik nu veel te simpel?
JudyElf zegt
Had nog nooit van epistemische modalen gehoord… maar ik geloof dat ik het eens ben met Henk.
– Jan ging nog net niet kwaad weg.
– Jan werd nog net niet overreden.
– Jan was nog maar net thuis.
Mient Adema zegt
Hoe het moet heten, weet ik niet, maar in de eerste zinnen kun je de draai maken van "Het scheelde maar weinig of Jan ging kwaad weg" en "Het scheelde maar weinig of Jan werd overreden". De zinnen bevatten een waarheid die de spreker voelt in zijn beschouwing over het gebeurde en hij relativeert daarmee het feit dat dat net niet gebeurd was.
In "Jan was nauwelijks thuis toen Marie belde" beschouwt de spreker een waar feit en benoemt het opvallende met "nauwelijks" (wat naar mijn mening niet zozeer direct ontkennend is, maar een korte tijdseenheid aangeeft). Ik zou daarom de parafrase "Jan was nog maar net thuis toen Marie belde" hanteren. Bijwoord van tijd met een specifieke betekenis, modaal zo u wilt.
De drie zinnen hebben, lijkt het, het subjectivistische gemeen. Spreker voegt er zijn interpretatie aan toe.
Hans Broekhuis zegt
Ik denk dat Mient op het goede spoor zit. De wat gemarkeerde constructie "Jan was nauwelijks thuis toen Marie belde" lijkt sterk op de volledig aanvaardbare balansschikking "Jan was nauwelijks thuis of Marie belde". De balansschikking heeft een groot aantal bijzondere interessante eigenschappen (zie de ANS en het proefschrift van Ad Welschen), maar wordt helaas nog niet besproken in de nu 7-delige SoD; dit moet nog geruime tijd wachten tot het verschijnen van het 8e deel, dat we op dit moment aan het voorbereiden zijn.
Hans zegt
Ik moet bovenstaande iets nuanceren: de twee constructies lijken semantisch op elkaar. Syntactisch zijn ze natuurlijk heel verschillend: de deelzin ingeleid door "toen" heeft bijvoorbeeld de bijzinsvorm terwijl de deelzin ingeleid door "of" de hoofdzinsvorm heeft, vgl.: "Jan was nauwelijks thuis toen Marie langskwam" versus "Jan was nauwelijks thuis of Marie kwam langs". Ook hier klinkt de balansschikking mij overigens weer natuurlijker in de oren dan de onderschikking.
Mient Adema zegt
Ik vraag mij, vooruitlopend op wat nog komen gaat, wel af of je kunt stellen dat de onderschikking ook in semantisch opzicht van de balansschikking afwijkt. Voorstelbaar is dat de hoofdzin bij de onderschikking ook de hoofdzaak weergeeft en dat bij de balansschikking beide zinsdelen even belangrijk zijn, ja zelfs dat het tweede deel (waarin de bijzin als het ware is gepromoveerd tot hoofdzin) de zwaarte van de boodschap meekrijgt. Ik denk dat dat bij het langskomen van Marie inderdaad het geval is. De verrassing is Marie, niet het tijdstip van de thuiskomst van Jan zozeer. En bij de onderschikking kun je twee kanten op: dat Jan net thuis was en dat Marie er ineens stond.
Maar wellicht zijn beide constructies goed door elkaar te gebruiken, je kunt aarzelen…Zal van het genre afhangen, detective of kindersprookje (onder- resp. nevenschikkend).
Peter-Arno Coppen zegt
De balansschikking is de talige uitdrukking van de logische gelijkheid van de propositie 'als p dan q' met 'niet p of q.' De betekenis van 'het regent niet of het dak wordt nat' is in dat (waarheidsconditionele) opzicht gelijk aan 'als het regent wordt het dak nat.'
Hans zegt
De balansschikkking in de verleden tijd zoals "Jan was nog niet thuis of hij werd gebeld" wordt niet direct conditioneel geïnterpreteerd en kan zeker niet gelijk gesteld worden aan "als Jan thuis was, werd hij gebeld". Het opmerkelijke is wel dat de balansschikking semantisch lijkt te werken als een conjunctie in die zin dat zowel het thuis zijn als het gebeld worden als "waar" worden gepresenteerd.
Taalprof zegt
Toch is ook hier de gelijkheid van toepassing, want 'Jan was nog niet thuis of hij werd gebeld' lijkt me gelijk aan 'Toen Jan thuiskwam werd hij gebeld.' Dat betekent volgens mij dat de implicatie wordt voorzien van een verledentijdoperator: in het verleden was het zo dat Jans thuiskomst gevolgd werd door een telefoontje.' Waarheidsconditioneel lijkt het me dus toch in wezen hetzelfde.
Hans zegt
Sorry, dat ik zo laat reageer. Strikt semantisch gezien heb je natuurlijk gelijk: de formule "niet-p of q" is inderdaad logisch equivalent aan "als p dan q". Alleen zit er ook nog een pragmatisch aspect aan de constructie in de verleden tijd: p wordt namelijk voorondersteld voor een bepaald tijdstip t. Omdat "niet-p of q" ook equivalent is aan "niet-[p en niet-q]", leidt die vooronderstelling tot de formule "p en niet-[p en niet-q]" en die is equivalent aan de conjunctie "p en q". Dat de conditionele lezing in de verleden tijd een sterkere conditionele interpretatie heeft, komt doordat die naar situaties in de toekomst verwijst, zodat p niet voorondersteld kan zijn. Ik heb hierboven geabstraheerd van het feit dat de negatie ingebed zit in een constituent "nog niet" waaraan waarschijnlijk het betekenisaspect "onmiddellijke opeenvolging" moet worden toegeschreven. Bovenstaande is overigens de essentie (hoop ik) van een langer en veel ingewikkelder semantisch betoog van Crit Cremers.
Hans zegt
"Dat de conditionele lezing in de verleden tijd een sterkere conditionele interpretatie heeft" moet natuurlijk zijn: "Dat de CONTRUCTIE in de TEGENWOORDIGE tijd een sterkere conditionele interpretatie heeft"
Taalprof zegt
Ik had eerder geen tijd om me te verdiepen in wat Crit erover zegt, maar volgens mij signaleert hij ook die equivalentie, en hij signaleert vooral dat er een onmiddellijke opeenvolging wordt uitgesproken. Naar mijn idee geldt dat alleen wanneer de negatie (of, zoals hij dat noemt, de 'zwakke anti-additieve operator') een aspectuele benadering inhoudt. Dus 'Het is nooit vakantie of het regent de hele tijd' impliceert volgens mij geen onmiddellijke opeenvolging, maar 'het is nog geen vakantie of het regent' of 'het is nog maar net vakantie of het regent' wel. Ik vermoed dus dat die opeenvolging te maken heeft met de semantiek van die 'ontkenning' (voor zover je 'nog maar net' als ontkenning wilt zien).
Ik zie wel wat je bedoelt met je opmerking dat een presuppositie in het verleden de conditionele lezing verhindert, maar die presuppositie heb je ook bij 'toen Jan thuiskwam werd hij gebeld.' Dus was is nu semantisch het verschil? Ik kan in de verleden tijd ook wel een 'gewone' variant van een balansschikking met conditionele interpretatie construeren. Tegenhanger van 'Het is geen vakantie of het regent de hele tijd' zou dan zijn 'Elke keer als het vakantie was, regende het de hele tijd.'
Dus naar mijn idee is de semantiek van die balansschikking toch exact hetzelfde als die van een implicatie.