Door Marc van Oostendorp
We spreken in de Lage Landen misschien sinds 2500 jaar een taal die je Nederlands kunt noemen, of een voorloper van het Nederlands. Maar het Latijn wordt in onze streken ook al zo’n 2000 jaar gesproken. En natuurlijk, het is altijd een minderheidstaal geweest, maar lange tijd was het wel de taal van een minderheid die cultureel, economisch en politiek de dienst uitmaakte. Bovendien had je overal in Europa dergelijke elites.
Het boek Latijn. Cultuurgeschiedenis van een wereldtaal van Jan Bloemendal, onderzoeker aan het Huygens Instituut, geeft een redelijk handzaam en toegankelijk overzicht over de geschiedenis van de taal – van het allereerste begin, als de streektaal van Latium, het gebied rond Rome (het tegenwoordige Lazio) tot aan de huidige tijd, waarbij de nadruk overigens wel ligt op de periode vanaf 200 jaar voor het begin van onze jaartelling tot en met het Neolatijn van de Renaissance. Hij beschrijft hoe de taal een wereldtaal kon worden: niet eens zozeer doordat de Romeinen aan de veroverde gebieden die taal oplegden alswel doordat het voor de inwoners van die gebieden simpelweg handig was om met de overheersers over handel en recht te kunnen praten; hoe de taal bij het instorten van het (West-)Romeinse rijk als het ware onderdook in de kloosters en de kerken, maar daarmee ook de taal van de intellectuele elite werd. En hoe het tijdens de Renaissance het geluk had nu weer als de taal van de moderne tijd te worden beschouwd.
Of dat Latijn steeds dezelfde taal was, kun je je afvragen. Er was enorme variatie. Natuurlijk is gedurende alle tijden op dezelfde schrijvers – Vergilius, Cicero – teruggegrepen als model, maar vooral in de middeleeuwen was er af en toe zoveel variatie dat sommige teksten alleen voor specialisten leesbaar zijn. Interessant is dat Bloemendal laat zien dat die variatie vooral plaats vond in de Romaanse wereld – van Frankrijk tot Spanje en Italië. In Groot-Brittannië bleef men veel dichter bij de klassieke norm. Waarschijnlijk had de schrijftaal in de landen waar dochtertalen van het Latijn aan het ontstaan waren invloed op de gevoeligheid voor de normen.
Doordat het Latijn lange tijd zo belangrijk was op zoveel terreinen van het Europese leven – er zijn onder andere hoofdstukken over het onderwijs, de kerk, de rechtspraak en de wetenschappen – is Latijn tegelijk een aardig overzicht van de Europese cultuurgeschiedenis als geheel. Het boek is wel een beetje droog – er hadden wat mij betreft best wat meer voorbeelden gegeven kunnen worden, wat meer levens van individuele schrijvers en mensen die belangrijk waren voor het Latijn, wat meer tekstfragmentjes ook die de ontwikkelingen van het Latijn illustreerden. Bovendien zorgt het feit dat de hoofdstukken thematisch georganiseerd zijn er voor dat er nogal wat algemene zaken moeten worden herhaald, zodat er bijvoorbeeld verschillende keren wordt uitgelegd wat de humanisten nu precies wilden met hun Latijn.
Het is ook jammer dat de laatste eeuwen er nogal bekaaid vanaf komen. Ieder hoofdstuk eindigt met een heel kort, wat plichtmatig stukje over hoe het Latijn er nu voorstaat, maar dat is nogal belegen (als voorbeeld van hoe het Latijn onze tijd nog steeds beïnvloedt, wordt het woord automobiel genoemd) en ook wel erg summier. Latijn is hierdoor eerder een studieboek geworden voor wat taalkundigen ‘externe taalgeschiedenis’ noemen (interne taalgeschiedenis gaat over veranderingen in de grammatica en woordenschat) dan een fijn leesboek. Zo’n boek wordt er hopelijk ook nog weleens gemaakt.
Jan Bloemendal. Latijn. Cultuurgeschiedenis van een wereldtaal. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2016. Meer informatie en een leesfragment bij boekwinkel Athenaeum
Ton Harmsen zegt
Hé Marc, leuk stuk. Een beetje droog boek, zeg je, maar zo te zien wel superinteressant. Twee kleine typo’s: 200 jaar het begin van onze jaartelling → 200 jaar voor het begin van onze jaartelling. En: beïnvloed wordt → beïnvloedt wordt
Marc van Oostendorp zegt
Dank je!