Door Marc van Oostendorp
Dankzij Nederlandse voetbaltrainers is al menige wereldtaal de afgelopen decennia verrijkt. Op dit moment doet Louis van Gaal bijvoorbeeld goede dingen voor het Engels, zoals maar weer eens blijkt uit dit filmpje dat momenteel de rondte doet en waarin een (Engelse) Manchester-fan de meester feilloos weet te imiteren:
De imitator gebruikt geen bijzondere woorden – behalve dat hij de hele tijd nadrukkelijk ja zegt – en zijn grammatica is zo te horen ook niet aangepast. Maar hij is herkenbaar als Van Gaal, en als een Nederlander, door zijn accent.
Een ding dat er daarbij duidelijk uitspringt, is de manier waarop hij de s uitspreekt:
- Ja, you have sjien that in the first half we have dominated, ja?
Praten wij allen zo, of is dit voorbehouden aan Louis van Gaal? Het is een beetje van allebei. Ik geloof in ieder geval niet dat een Nederlandse imitator snel een sj zal maken:
Een s maak je door de voorkant van je tong op te tillen zodat de uitstromende lucht er even in het nauwkomt en begint rond te tollen. Dat rondtollen geeft de karakteristieke klank.
Alleen: wáár je die voorkant van de tong precies houdt, dat luistert heel nauw. In het Engels, en trouwens ook in veel andere talen, maak je die afsluiting relatief sterk naar voren, vlak achter de tanden. In het Nederlands doe je het een of twee millimeters verder naar achteren; in (Noord-)Hollandse dialecten waarschijnlijk nog iets meer dan in andere variëteiten van onze taal.
De sj-klank (van sjouwen: dat zijn niet twee klanken achter elkaar, al schrijf je twee letters) maak je nog wat verder naar achter met je tong. Je kunt het voelen als je snel achter elkaar sop-sjop-sop-sjop zegt en daarbij op de stand van je tong let.
Het punt is nu: voor ons gevoel gaan we de grens tussen s en sj nog niet over als we onze tong een klein beetje naar achter trekken. Maar voor Engelsen is dat wel het geval; die horen vooral Nederlanders dus regelmatig een sj zeggen, ook als die Nederlanders dat helemaal niet bewust doen.
Daar valt weinig aan te doen: mensen zijn geneigd iedere klank die ze horen meteen in een categorie te duwen: iets is of een s of een sj, er bestaat geen tussenweg. Als de ander zijn tong dus ergens halvewege plaatst, blijf je toch een van de twee klanken horen. En dat is voor veel niet-Nederlandstaligen in het geval van Van Gaal dus vaak een sj.
Jona Lendering zegt
Zou het een idee zijn een vervolg te maken over hoe Nederlanders een Duitser kunnen identificeren met die /sch/ van Scheveningen? En hoe het verschil is tussen de “autochtone s” en die van Nederlandse Marokkanen? Die sjibbolets zijn gewoon leuk.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat zijn allebei interessante onderwerpen, ze staan op het lijstje. (Over de Marokkaanse z heb ikonlangs geschreven, maar er valt meer over te zeggen.)
Marcel Plaatsman zegt
Ik ken toch veel Nederlandstaligen die Amsterdammers en bij uitbreiding andere westerlingen van een “sj” beschuldigen. Toen mij dat (als Noord-Hollander) voor het eerst overkwam was ik inderdaad wat verbaasd, maar inmiddels kan ik het wel plaatsen. Alsof we toch ’n Iberische inslag hebben zo ver noordelijk. De Vlamingen doen er in ieder geval niet aan.
De Engelse imitator, die echt goed is in wat ‘ie doet, maakt trouwens een onderscheid tussen de Van Gaal-s en de sj. Je hoort hem een aantal keer “shall” achter elkaar gebruiken en dan hoor je duidelijk een -j- op de gekke s volgen. Zo hoor je Nederlanders het inderdaad vaker doen, blijkbaar is een echte /ʃ/ toch te lastig.
Zelf spreek ik het Duitse “Schule” overigens ook echt anders uit dan “sjoelen”, ik gebruik in het Nederlandse woord geen zuivere /ʃ/. Ook hier doen Vlamingen het meer zoals je zou verwachten. Een dergelijk onderscheid klopt met de bevindingen van Collins & Mees 2003 (pag. 190-191), die de Nederlands-Nederlandse als /ɕ/ weergeven, de Vlaamse als /ʃ/. Zou die slappe s, die (Noordwest-)Nederlanders wel maar Vlamingen niet hebben, een goede realisatie van /ʃ/ tegenhouden – een belemmering die er in het zuiden niet is?
Marc van Oostendorp zegt
Ja. De manier waarop ik met /ʃ/ en /sj/ omga in het Italiaans, is hier thuis ook af en toe een onderwerp van goedmoedige spot.