Door Marc van Oostendorp
We hebben hier de afgelopen weken aan ons weblog getimmerd, en we zijn nog niet helemaal klaar, maar het moment is weldra aangebroken dat we jullie gaan vragen wat je ervan vindt. Dan zou je bijvoorbeeld kunnen zeggen:
- Ik vind het leuk. (1)
Maar dat zouden we al snel negatief kunnen interpreteren: misschien bedoel je met zin 1 wel dat je het helemaal niet zo leuk vindt. In plaats daarvan kun je daarom zeggen:
- Ik vind het geweldig. (2)
Dat zou dan op zijn beurt juist weer kunnen betekenen dat je het alleen maar leuk vindt. De Duits-Canadese taalkundige Michael Wagner noemt dat in een recent artikel overstatement-conclusies:
A zegt tegen B: ik vind het leuk > B concludeert dat A het slecht vindt.
A zegt tegen B: ik vind het geweldig: B concludeert dat A het wel leuk vindt.
Nuchter
Het merkwaardige is dat in het menselijke verkeer conclusies de omgekeerde richting minder vaak getrokken worden. Wanneer je tegen mij zegt dat je ons nieuwe weblog wel leuk vindt, concludeer ik alleen dat je het fantastisch vindt wanneer ik weet dat je uit Drente komt, of in het algemeen een nogal nuchter karakter hebt.
Nog moeilijker voorstelbaar is dat ik als je het volgende zegt, de conclusie trek dat je het wel aardig vindt:
- Ik vind het vreselijk. (3)
Stembuigingen
Het duidelijkst wordt het bij extreme oordelen:
- Ik vind het geweldig. (4)
- Ik vind het vreselijk. (5)
Iemand kan (4) zeggen en daarmee (5) bedoelen, zeker als hij het woord ge-wel-dig op een bepaalde manier uitspreekt – dat heet sarcasme. De kans dat iemand (5) zegt en daarmee (4) bedoelt is vrijwel uitgesloten, wat voor stembuigingen iemand ook in het woord vre-se-lijk legt. Het omgekeerde van sarcasme bestaat niet.
Er is dus een asymmetrie in het menselijk verkeer: als iemand een negatief oordeel uitspreekt, betekent dat meestal niet veel soeps. Maar met een positief oordeel lijk je nog alle kanten op te kunnen.
Interpretatie
In zijn artikel bespreekt Wagner een experiment waaruit dit inderdaad blijkt. Hij liet proefpersonen zinnen uitspreken met positieve, neutrale en negatieve woorden en gaf ze daarbij de opdracht om die zinnen positief, neutraal of negatief uit te spreken (in totaal waren er dus negen mogelijkheden: een zin met een positief woord kon positief, neutraal of negatief gebracht worden, en zo ook voor zinnen met neutrale en negatieve woorden). Daarna liet hij andere mensen naar de zinnen luisteren en oordelen of het hier nu over een negatieve, neutrale of positieve zin ging.
En inderdaad bleken mensen met hun zinsmelodie en andere stembuigingen aan zinnen met positieve woorden vrij veel verschillende interpretaties te kunnen geven, terwijl negatieve woorden eigenlijk maar één interpretatie toelieten.
Waar komt de asymmetrie vandaan? Wagner suggereert dat het mogelijk iets met de menselijke neiging tot beleefdheid te maken heeft. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat je de ander zijn gezicht niet wil doen verliezen. Daardoor zijn mensen enerzijds geneigd om hun oordeel net iets positiever te zeggen dan ze hem eigenlijk bedoelen. Wie daarentegen een negatief woord uit, meent wat hij zegt.
Jaap K. Blom zegt
Goeiemorgen?, Marc,
Ik vind het meer dan wel leuk.
Als ik hierbij een ./. bijlage “in had kunnen sluiten”, was ik op zoek gegaan naar een aardige foto van een potplantje, “voor in de nieuwe behuizing”. Maar laat ik mijn laatste onroerend-goedmakelaar volgen, die “Veel succes op het nieuwe adres” wenste. Wat ik voor een webstek nog meer op zijn plaats vind dan voor een woning ook (“geluk”).
Agaath zegt
Wij zeggen thuis op een bepaalde toon: ‘ik vind het vies’. De ie van vies moet je een beetje rekken. Als wij dat zeggen betekent het dat we het lekker vinden. Omgekeerd sarcasme in gezinsverband?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, ik bedacht op de fiets vanochtend ook dat zulke situaties kunnen bestaan. Het lijkt me dan vaak een vorm van ironie: je citeert als het ware iemand die zoiets zegt. Veelzeggend is denk ik dat dit werkt in gezinsverband; het moet onderdeel zijn van een afgesproken code. Een willekeurige buitenstaander zal niet zo goed raad weten wat hij met die ironie aanmoet.
Albert Oosterhof zegt
Dat voorbeeld ‘Ik vind het vies’ doet me denken aan een uitdrukking die ik ken uit een Vlaams dialect. Het gaat over het woord ‘bocht’ of ‘bucht’. Betekenis: slechte waar, rommel, rotzooi: ‘Wat een bocht!’ Volgens Van Dale vooral toegepast op dranken, maar kan ook bij eten. In het dialect van Maldegem (Oost-Vlaanderen) wordt dat ook gebruikt in een positieve context, in een zin als: ‘Dat is goe bucht!’, wat juist sterke waardering uitdrukt. Het woord ‘bucht’ associeer je met slechte kwaliteit, maar kan in deze verbinding ook een soort “tegenovergestelde van sarcasme” uitdrukken.
Ellen zegt
Gisteren hoorde ik een jongen enthousiast tegen zijn vriendin vertellen over “een gruwelijk terrasje”. Maar dat is vast meer jongerentaal dan gezinstaal.
Kirsten zegt
Je kunt met een negatief woord ook een positief oordeel over een (in de context duidelijk positieve) situatie uitdrukken door na de beschrijving van die situatie op een bepaalde toon bijvoorbeeld ‘heel vervelend’ of ‘zo naar’ toe te voegen: “Ik zit in de zon op een terras. Héél vervelend!”. Wel een vorm van ironie, maar geen afgesproken code.
Chantal zegt
Cultuurverschillen moeten hier een rol spelen. Je stipt al Drentenaren aan, maar dat zijn nog steeds mensen die het Nederlands bezigen. Gisteren, toen ik Amerikaanse kennis van me trof in Amsterdam, hoorde ik mezelf “It’s so super nice to see you!” zeggen, met het bijbehorende Amerikaanse overdrijvingstoontje. Als ik op eenzelfde toon tegen een Nederlander “Het is zo superleuk om je weer te zien!” zou zeggen, zou hij dit ongetwijfeld als sarcastisch ervaren. Andersom, als ik de kennis op de Nederlandse manier had begroet, had ze dit volgens de overstatement-conclusie nog lager ingeschat en dus dat ik misschien helemaal niet blij was.
Jos zegt
Zeker onder jongeren hoor ik heel veel negatieve woorden die een positieve connotatie krijgen: gruwelijk, ziek, waanzinnig, lauw, vet, et cetera. Hoewel dit verschijnsel zich vooral bij jongeren lijkt voor te doen, is het volgens mij al wel heel oud: in alle tijden gebruiken jongeren zulke vormen. Het lijkt me alleen iets anders dan omgekeerd sarcasme: bij sarcasme wordt er immers doelbewust gebruik gemaakt van een stijlfiguur, terwijl deze ‘jongerenwoorden’ geheel vrij van hun originele betekenis zijn geraakt.
Henk zegt
Toch kom je op internet vaak duidelijk ironisch bedoelde uitroepen als ‘Wat een straf!’ en ‘Niks aan!’ tegen. Die worden vaak gebruikt in contexten waarin duidelijk is dat de schrijver het naar z’n zin heeft.