Door Ton Harmsen
Gemiste kans… Als Abraham Sybant op het titelblad had geschreven dat De dolle bruyloft zijn vertaling was van The taming of the shrew van William Shakespeare, was toneellievend Nederland in 1657 wel wakker geworden. Nu duurde het tot het eind van de achttiende eeuw voordat Shakespeare via Franse vertalingen zijn weg naar Nederland vond. En pas toen L.A.J. Burgersdijk rond 1880 in negen jaar tijd de complete ‘comedies, histories and tragedies’ vertaald had vielen de Nederlandse regisseurs de schellen van de ogen. Toen begon de zegetocht van Hamlet, Macbeth, King Lear, en De storm. En van De getemde feeks.
Sybants aftrap was dus een schot in de lucht. Zijn komedie werd door twee vrienden (collega’s in het vak van rondreizend toneelspeler, vaak in samenwerking met Engelse toneelgezelschappen) voorzien van lofdichten waarin niet Shakespeare, maar… Plautus en Terentius als de inspiratoren van Sybant naar voren geschoven worden. Van Daalen moedigt aan:
. Nu Sybant maak al voort, en wilt ons noch iets geven
. Tot stichting voor ’t vermaak. Dit ’s alles dat ik wensch,
. Nu dat de fiere geest van Plautus en Terens,
. Na zoo veel jaren, komt in u weêr te herleven. (vs. 8-12)
Terwijl ze heel goed wisten dat het niet zo was: Adriaan Bastiaensz de Leeuw schreef een Klucht van Pyramus en Thisbe waarin hij het tussenspel van A midsummer night’s dream bewerkt en Jan van Daalen schreef drie kluchten die veel meer op de grappen van ‘strolling players’ dan op de blijspelen van de Romeinen gebaseerd waren. Misschien was het voor hen het geheim van de smid – ze maakten alle drie van Shakespeare gebruik, maar ze wilden die goudmijn voor zichzelf houden. En dat is ze gelukt: ruim een halve eeuw later nog citeert Balthazar Huydecoper in zijn Proeve van taal- en dichtkunde (1730, p. 639) ‘Abr. Sybant Dolle Bruyloft’ – de naam van Shakespeare komt bij hem niet voor.
In de NRC-bijlage van 21 april, bij de vierhonderdste sterfdag van Shakespeare, stond de naam Sybant, misschien wel voor het eerst, in de krant. De vertaling is de nieuwste aanwinst van het Ceneton-project op de website van de Opleiding Nederlands in Leiden.
De dolle bruyloft is de eerste Shakespearevertaling in Europa! Bij Sybant gaat het niet om reminiscenties aan Shakespeare, opgepikte motieven of een enkele claus zoals die zijn aan te wijzen bij Jan Vos, Geeraerdt Brandt en Matthijs Gramsbergen. Die flarden kunnen verklaard worden uit geruchten en uit optredens van Engelse komedianten. Sybant heeft een gedrukte tekst voor zich gehad, en die aandachtig doorgenomen. Op zich een prestatie in de zeventiende eeuw, toen Engels een taal was die nauwelijks bestudeerd werd, en waarvoor nog geen woordenboek of grammatica bestond. Sybant heeft zoveel van de tekst vertaald, dat het ook voor zijn tijd merkwaardig is dat hij zijn bron niet noemt. Anderzijds heeft hij zoveel essentiële passages overgeslagen dat de lezer geen juist en compleet beeld krijgt van de theatrale humor van Shakespeare. Daarvoor zijn de verschillen te groot.
Het eerste verschil, ik kan daar niet om treuren, is dat hij de hele proloog over de dronken ketellapper Sly weglaat. Wanneer die uit zijn roes ontwaakt maakt men hem wijs dat hij een belangrijk heer is, voor wie toneelspelers optreden. Dit motief komt bij Shakespeare vaker voor en op nog wel meer plaatsen in de wereldliteratuur. In Nederland zijn er voorbeelden bij rederijkers, bij kluchtschrijvers, in Krelis Louwen van Pieter Langendijk. Maar het voegt aan The taming of the shrew niets toe. Het tweede verschil is wél betreurenswaardig: de rijmloze verzen van Shakespeare met hun afwisselende metrum geeft Sybant weer in gepaard rijmende alexandrijnen, met als gevolg een statige toon die het niet doet in een kluchtig blijspel. En waarom? Zijn vrienden Jan van Daalen en Adriaan de Leeuw vertalen in vrije verzen. Hooft of Vondel de schuld geven gaat hier niet: de Warenar is in vierheffingenvers en Vondel schrijft geen komisch toneel. Sybant mist het talent om in deze ambitieuze versvorm het luchtige origineel weer te geven en de toon te vinden die van The taming of the shrew een feest maakt.
Petruchio en Katharina (Kate), bij Sybant Petrutio en Kataryna (Katrijn of Kaat), zijn de hoofdpersonen. Shakespeare beschrijft haar met duidelijke sympathie: zij weet zich geen raad met haar leven als uit te huwelijken object en ligt daarom volstrekt dwars, zij terroriseert haar omgeving, vooral haar zuster, maar ze is intelligent, geestig, welbespraakt, vol energie – prachtige eigenschappen als zij er maar niet zo’n vreselijk humeur bij had. Petruchio is aanvankelijk minder sympathiek, hij zoekt een bruid die rijk is; maar Kate’s uitstraling raakt hem zo, dat hij zijn best doet niet alleen een bruidsschat maar ook een schat van een bruid in haar te zien. Sybant volgt Shakespeare hierin voor zover hij letterlijk vertaalt, al pikt hij soms de toneelgrappen van Shakespeare niet op. Sybants Petrutio vraagt de vader van Kaat:
. Met oorlof, Heer Babtist; myn vraag is, dat gy ’t weet,
. Of gy een dochter hebt die men Katryna heet? (vs. 431-432)
Daarna nemen vrienden van Petrutio het gesprek over; de reactie van Baptist gaat verloren. Shakespeare’s Petruchio stelt de vraag heel anders:
. And you, good sir! Pray, have you not a daughter
. Call’d Katharina, fair and virtuous?
waarop Baptista antwoordt:
. I have a daughter, sir, called Katharina.
Een toneelspeler kan hier met zijn intonatie een overtuigende draai aan geven: Baptista gaat expres niet in op de bijvoeglijke naamwoorden van Petruchio: ‘fair and virtuous’ is niet het beeld dat haar omgeving van haar heeft.
In de dol-kluchtige scènes weet Sybant de grappen goed weer te geven, zoals wanneer Petrutio met zijn knecht Grumio in Padua arriveert bij het huis van Hortentio, van wie hij hulp hoopt te krijgen bij zijn trouwwens; hij beveelt zijn knecht te kloppen. De dubbele betekenis van aankloppen en slaan is misschien wat flauw, maar geeft wel aanleiding tot een hilarisch misverstand tussen heer en knecht:
. Hier is zijn woning; nu, za Grumio, klop, zeg ik.
. Grum. Wie zou ik kloppen, heer, ik ben nu in mijn schik?
. Hebt gy van ymand vreemts dan quaad bescheyt gekregen?
. Petr. Ik zeg u schellem komt, en klopt mijn hier ter degen.
. Grum. Zou ik u kloppen? hoe! wat ben ik voor een gast?
. Dorf ik wel zulks bestaan? dunkt jou dat mijn dat past?
. Petr. Ik zeg rabaut, komt, klopt mijn hier ter stede, en vaardig,
. En klopt mijn hier te deeg, zo straks, of ik zal aardig
. Mijn vlyen tot die moeyt’ dat ik uw harssens klop.
. Grum. Me-Jonker zoekt krakeel, best ik mijn’ oren stop.
. Ik zou u kloppen hier, zegt gy, wat vreemde stuypen!
. Wel, zou het argst dan niet weêr op mijn hoofje druypen?
. Ik vrees van ja, ô ja. Petr. Het wil dan niet geschiên?
. Ik moet my dan hier in door middelen verzien.
. Gy wilt niet kloppen, neen? ik ben bereyt te trekken,
. En t’ onderzoeken of ’k u geesje kan verwekken,
. Dat gy kunt zingen, sol, fa, re, dan niet. Grum. O mijn!
. O Heertje! benje dol? ô Heertje! wat zal ’t zijn?
. Petr. Nu klopt, als ik u heb geheten, schelm. (vs. 95-113)
Ook de discussies tussen Petruchio en Katharina weet Sybant zo weer te geven dat het karakter van beiden overtuigend en helder is: zij mept van zich af, hij zwicht voor haar charme en zij erkent hem als haar gelijke. Het contrast tussen zijn petrarkistische welbespraaktheid en haar stuurse brevitas geeft de verhoudingen precies weer. Sybant mist deze kans niet. Petrutio bereidt zich voor op het temmen van een feeks:
. Is ’t dat zy kyft, ik zeg met vriendelijke taal
. Zy zingt zo lieffelijk als een’ge Nachtegaal.
. Is’t dat zy pruylt, ik zeg, d’aanlokkelyke stralen
. Heurs lonken, doen een vlam in alle harten dalen
. Der jonge Minnaars. ach! u klaar gezicht, Mevrouw,
. Is als een Roos, besproeyt met frissche morgendouw,
. Opluykend’ lieffelyk, om Minnaars te vermoorden.
. Zo zy stilzwygende is, en zonder een’ge woorden,
. Het past wel voor een Maagt, ik ben ’er meê te vreên.
. Zo zy veelsprekend’ is, en vaardig in heur reên,
. En zeydt, pakt u van hier; zo keer ik myne reden,
. Of zy my om een week te blyven had gebeden.
. Ontzeytze myn heur trouw, ’k verzoek als dan den dagh
. Wanneer dat ik met haar ter Kerke keren mag.
. De reden moeten hier gantsch dwars en strijdig drijven;
. Want anders zoud’ ik hier wel licht’lijk niet beklijven.
. Hier komt zy, naar my dunkt, het wezen en gelaat
. Dat evenaart al wat na ’t geen men van heur praat;
. Maar nu, mijn rol gespeelt, dat dunkt my nu bequaam,, is.
. Een goeden morgen Trijn, ik hoor dat zo uw naam,, is.
. Katr. G’ hebt wonder wel gehoort; maar zijt gy niet wat doof?
. Katryna is mijn naam, zo ’k anders niet geloof.
. Petr. Gy liegt. men noemt u niet als recht uyt Trijn; na dezen
. Zo mocht het wel de naam van zoete Trijntje wezen,
. Of zomtijds quade Trijn; doch dat heeft geen gelijk:
. Maar Trijn, de fraayste Trijn van ’t gantsche Christenrijk,
. Trijn, zoeter als men meent, de honing op de lippen,
. De zuyker in de mont, wie tracht u niet te kippen?
. Trijn, aangename troost, in ’t hooren van uw deugd,
. En uwe schoonheyt bey, zo wierdt mijn hart verheugt,
. En ’t heeft mijn ook beweegt u hier te komen vryen.
. Katr. Beweegt, zegt gy, beweegt! wel dat kan ik niet lyen;
. Die u hier heeft beweegt en heeft niet wijs gedaan;
. Laat hy u vry weêrom bewegen hier van daan. (vs. 583-616)
Toch weet hij het tot een huwelijk te brengen, maar in plaats van dat conventioneel met een maaltijd voor de genodigden te vieren ontvoert hij haar naar zijn huis op het platteland, waar zij niets te eten krijgt. Petrutio is de baas! Narrig stuurt hij de maaltijd terug naar de keuken, hongerend blijft zij achter. Zij smeekt Grumio, een duidelijk door Petrutio geïnstrueerde bediende, haar iets te eten te geven:
. Ik bidt u, gaat, en krijgt my ’t een of ’t ander eeten,
. ’t Zy wat het is, zo het goet voedtzel maar mag heeten.
. Grum. Wel wat zegt gy dan van een koevoet, fray gestooft?
. Katr. Ey lieve! laat my dat maar hebben, en gelooft
. Dat lust my wel. Grum. Maar ’k vrees het zou koleer verwekken,
. En dan zo zou mijn Heer mijn by de ooren trekken.
. Maar hoor, een stukje pens, en dat wel hups gebraân?
. Katr. Ja, haalt dat maar, om my een weynig te verzaân.
. Grum. Maar ’k weet niet of dat ook al heel gezont zou wezen.
. Of men na een stuk zout vleys met mostaart eens kon lezen?
. Wat dunkt u daar af, he? Katr. Dat’s kost die’k garen eet.
. Grum. Ja maar de mostaart is een weynigje te heet.
. Katr. Wel brengt dan ’t vlees, en laat de mostaart achter blijven.
. Grum. Wilt gy geen mostaart, zo en zult gy niet beklijven
. Het vleys te krijgen, neen! . Katr. Nu Grumio, in stilt’,
. Brengt ’t een’, of beyde, of iets, of alles wat gy wilt.
. Grum. Wel aan, Me-vrou, ik zal de mostaart u dan brengen. (vs. 1397-1413)
Voor het publiek is dergelijk misbruik van de logica heerlijk, ook in de vertaling van Sybant. Minder geslaagd is zijn weergave van de laatste toespraak van Katharina. Bij Shakespeare wint Petruchio in het laatste toneel tot ieders verbazing de weddenschap met de andere bruidegoms – het spel eindigt met drie bruiloften – wie de meest gehoorzame vrouw heeft, zelfs met zo grote voorsprong dat zijn schoonvader Baptista erkent dat hij van Petruchio een nieuwe dochter gekregen heeft, en dat hij dus een extra bruidsschat verdient. Daarop spreekt Katharina het gezelschap wijs en eloquent toe: een prachtige, karaktervolle toespraak over de harmonie in het huwelijk, een sublieme afronding van het toneelstuk. Bij Sybant gaat het spel uit als een nachtkaars. De spanning, de humor en vooral de bijdrage tot de intrige van deze verbluffende scène heeft hij niet ingezien. Omdat hij de weddenschap heeft overgeslagen, valt de toespraak van Kate in het water. Wat er dan nog van overblijft is een catsiaans lesje huwelijksmoraal:
. Ik wensch mijn zuster heyl in haar genegentheden;
. Maar om te komen tot een wenschelijke vrede,
. Is het gehoorzaam zijn voor u een goede wet,
. In ’t volgen wat uw’ man u maar te vooren zet.
. Door het gehoorzaam zijn word noyt een vrou vermindert;
. Maar de weêrspannigheyt die heeft ’er veel gehindert.
. Den Hemel schrijft ons voor een goê gehoorzaamheyt,
. En niet dat men met quaadt de man zijn wil weêrzeydt.
. Den toorn en gramschap brengt de ziel tot haar verderven.
. Men moet gehoorzaam zijn wil men de Hemel erven.
. Zijt niet verwondert dat gy my dus spreken hoort.
. Voor dezen was ik dwaas; nu komt mijn kennis voort.
. Den Hemel heeft gelieft mijn ziele te doorgrieven
. Met wille, om nu voortaan den Hemel te believen:
. Dit is een middel dan den Hemel te voldoen,
. Dat ik my met mijn man en vrienden weêr verzoen. (vs. 1857-1872)
Dit is geneuzel, op het toneel kan je hier niets mee. De geest van Shakespeare zweefde nog niet over de Nederlandse wateren. Maar als eerste en lange tijd enige vertaling van Shakespeare in het Nederlands is Sybants spel een bijzonder moment in onze literatuurgeschiedenis.
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/SybantBruyloft1654.html
Marc van Oostendorp zegt
De naam van Sybant heeft al eerder in de krant gestaan en zelfs in voorlopers van de NRC. Dat alles leren we uit Delpher. In 1964 werd de Dolle Bruiloft uitgevoerd door Leidse studenten; het Handelsblad berichtte erover. In 1985 wordt vermeld dat Burgersdijk Sybant als een voorloper noemde.
Ton Harmsen zegt
Dank je wel. Ik controleer alles en ik zie Delpher over het hoofd: laat niemand dat nog overkomen. En interessante details: in 1964 het binnenplein van de Leidse Academie als Globe-theater (like), en in 1985 Franz Marijnen als antisemiet, op dezelfde lijst als Erasmus (unlike).