LOF VAN DE PEKEHARING
Een pekelharing blank,
zwaarlijvig, dik en lank,
die ’t hoofd is afgeslogen*,
de buik en rugg’ meteen
heel proper afgesneên,
de vellen afgetogen*;
het grom voor uit gedaan*,
rauw of met vuur gebraên,
dan geen ajuin* vergeten;
en eer des avonds laat
de zon te bedde gaat
met honger opgegeten,
en daartoe* dan een stik*
van roggebrood, wel dik
van boter, toegekloven*
is goede medicijn;
triakel* kan niet zijn
zo waardig om te loven.
Een dronk die smaakt daar op:
Breda’s of Haarlems sop*
of uit de Delftse kuipen;
hij maakt het gorgelgat*
weer vaardig, fiks en glad,
om ’s morgens weer te zuipen.
En als gij zijt verzeeuwd*
en zit en gaapt en geeuwt,
kan hij weer lustig maken,
droogt de catarren* op
die boven uit de kop*
in borst of tanden raken;
maakt dat men ook wel pist,
en dat u niet en mist
(met orelof*) het kakken:
geen winden laat hij rust
hij doet de maag met lust
naar spijs en drinken snakken.
Wat dunkt u, lezer, kan ’t dan vreemd of wonder wezen
dat iemand die met lust de pekelharing smult
veel beter is te pas*, als die met uitgelezen
en dart’le lekkernij zijn darmen gulzig vult?
Jacob Westerbaen (1599-1670)
afgeslogen = afgeslagen
afgetogen = afgetrokken
het grom…gedaan = het ingewand verwijderd
ajuin = ui
daartoe = daarenboven
stik = snee
toegekloven = erbij gegeten
triakel = kwakzalversmedicijn dat als wondermiddel gold
sop = bier (Haarlem, Breda en Delft waren bekende bierproducenten)
gorgelgat = keel
fiks = sterk
verzeeuwd = misselijk
catarren = ontstekingen door verkoudheid
uit de kop = vanuit het hoofd (neus en keel)
orelof = permissie
beter is te pas = er beter aan toe is.
- Jacob Westerbaen: dbnl • wikipedia • gedichten • toelichting bij dit gedicht
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail. Aanmelden.
Laat een reactie achter