Laat je een paar keer keihard plat op het toneel vallen, maak je belachelijk door angstig weg te lopen voor een duel. Of beraam uit woede over een futiliteit een dubbele moord. Als je dat in 1668 in een Nederlandse klucht doet – zoals Adriaan Bastiaensz de Leeuw in Broershert – is je succes een eeuw lang verzekerd.
Adriaan Bastiaensz. Leeuw was toneelspeler en vertaalde zelf zeven spelen uit het Frans, Spaans en Duits. Zijn Broershert (naar een onbekende Franse bron) beleefde acht drukken, de laatste in 1727. In 1748 werd in Hamburg nog een Duitse vertaling gedrukt: Der Hausknecht oder der lächerliche Zwey-Kampf: ein Lustspiel in Versen. Tot 1768 staat het op de toneelaffiches als nastuk bij tragedies, deze klucht heeft het dus een volle eeuw op het toneel uitgehouden. Ook in tijden waarin de literaire smaak radicaal veranderd was, wat bewijst dat de tekst dramaturgische kwaliteit heeft.
Broershert heet na de eerste druk soms ook Broershart. De klemtoon valt op de tweede lettergreep, Broershért en Broershárt, het metrum van viervoetige jambes wijst dat duidelijk aan. Het spel is opgedragen aan Y.V., dat kan niemand anders zijn dan Ysbrand Vincent, in 1669 een van de oprichters van Nil Volentibus Arduum. Vijftig jaar later, als Nil Volentibus Arduum al bijna vergeten is, keert hij terug uit Frankrijk waar hij rijk geworden is met zijn papiermolen. Hij geeft dan het verzameld werk van Nil uit in een luxe-editie, met gravures door kunstenaars als Romeyn de Hooghe en Bernard Picart. Deze weldaad deed hij weer te niet door ongevraagd werk van anderen in het oeuvre van Nil op te nemen; hij staat nu bekend als ‘de zeventiende-eeuwse letterdief.’ Maar dat kon De Leeuw in 1668 natuurlijk niet weten, noch dat Vincent mede-oprichter zou zijn van een kunstgenootschap dat dergelijke sadistische kluchten zou verfoeien, noch dat hij zou eindigen als plagiateur: voor hem is er geen bezwaar om zijn Broershert op te dragen aan Vincent, die zelf ook een klucht uit het Frans vertaald had. De Leeuw geeft in de opdracht een enigszins cryptische omschrijving van de inhoud:
Nademaal U E. een groot Liefhebber van dit Werkje in zijn moederlike Fransche taal zijt, om dat ’et, onder andere aartigheden, zeer geestig aan elkander is gebonden; zo heeft ’et my goet gedacht U E. het zelve in ons Nederlandtsch toe te eigenen: met vertrouwen dat gy onzen Broershert, uit een oprecht Duits hert, gelijk hy U E. geoffert werdt, zult ontfangen: en met hope dat gy hem, (terwijl hy in ongena van zijn ouden korzelen Heer Leenaart leit gevallen, en den bitsen toorn van den eerzuchtigen Reinier, door ’t aanhitsen van de verstoorde Juffrouw Klara, moet uitstaan,) met zo gunstigen oog zult aanzien, als ik wensche dat hy U E. met zijne potzeryen mag vermaken.
Inmiddels beelde ik my vastelik in, dat gy de zeer-geringe konst, die ik met dit Kluchtspel te vertalen gebruikt hebbe, enige kleine lof en eer zult waardig achten: vermits U E. rijmpen somtijds, met diergelijke vermakelijkheden zwanger gaat; en ook, gelijk ik, en meer andere, liever iets na uw zin vertaalt, dan dat gy iet slechters van uw eigen maaksel voortbrengt: doch hebben wy in deze drift een misslagh, men zeit voor een spreekwoordt: elke zót heeft zijn marót: dit mag dan d’onze zijn daar wy mede spelen; onze fout zal, meen ik, zo groot niet zijn, dat wy ’er in twegevecht om zullen gestuurt werden, gelijk onzen Broershert, om ’t verwarelozen van zijn Meesters keuken, en een weinig kwade snap, hier gedaan wordt.
Vincent had inderdaad een jaar eerder De gheveinsde doodt van Joosje uitgegeven, naar La Feinte mort de Jodelet (1659) van Guillaume Marcoureau de Brécourt, een beroemde acteur en dramaturg. Ook die klucht heeft Vincent later, onder de beter klinkende titel De leevendige doode, uitgegeven in het verzameld werk van Nil Volentibus Arduum, zij het wat halfslachtig: een deel van de oplage heeft niet het bekende NVA-vignet, maar ‘Latet Utilitas’. Zichzelf plagiëren vond hij misschien minder chic.
De klucht van De Leeuw heeft vier personages. De voornaamste grappen bestaan erin dat hun geduld op de proef wordt gesteld door tergend tarderende dialogen: eerst spreekt Klara (de jonkvrouw) met haar vader Leenaart, die zij tot razernij drijft voordat zij eindelijk vertelt wat haar dwarszit. Later verveelt de knecht Broershert Reinier, de verloofde van Klara, met zijn lange beschrijving van de kwaliteiten van zijn meesteres. Leenaart is verbolgen op Broershert, Klara op Reinier; Leenaart omdat Broershert hem verwaarloost en slecht kookt voor zijn gasten, Klara omdat Reinier op het bal naar andere meisjes heeft gekeken. Dat vader en dochter daarom plannen maken om beiden uit de weg te ruimen is niet waarschijnlijk en zeker niet in overeenstemming met de welvoeglijkheid – de Frans-classicistische vraisemblance en bienséance zijn één jaar voor de oprichting van Nil Volentibus Arduum nog ver weg – ; maar in deze klucht is het een geaccepteerde werkelijkheid. Het plan is Broershert met een beledigende brief naar Reinier te sturen; die zal hem dan doden en daarvoor zelf de doodstraf krijgen. De inhoud van de brief vertelt Klara natuurlijk niet aan Broershert, ze maakt hem wijs dat het een liefdesbrief is, en zo verkeert hij in de waan dat hij een blijde tijding brengt. Hij voelt zich zelfs aangemoedigd om aan de hand van haar boekenkast een hele geschiedenis van de Nederlandse letterkunde te geven:
. Ziedaar, wilt dezen brief ontfangen,
. Die Klare uw vryster u doet langen;
. Ik zou’er zo van stonden aan
. Naar uwent hebben meê gegaan.
. Reinier.
. Ik ben aan haar verplicht door dezen.
. Broershert.
. Zo gy hem overluidt woudt lezen,
. Dan hoorden ik de frayigheit
. Van’t geen dat een verliefde zeit;
. Want, Heer, mijn Ioffrouw wordt gerekent
. Dat zy zo wijs is als welspreekent.
. Reinier.
. Wel hoor dan wat den brief beduidt,
. Ik zal hem lezen overluidt;
. Maar eer ik hem noch heb gelezen,
. Beding ik, als ’t behoort te wezen,
. Dat gy de zaak verburgen houdt.
. Broershert.
. Mijn Heer, ’k belooft u zonder fout,
. Betrouw vry uw geheim mijn oren,
. Gy zult ’er noit verwijt van horen.
. Reinier.
. Maak dan, Broershert, dat gy wel vat
. Te hoge woorden van dit bladt
. Broershert.
. Geen zorg, ik zal ’er wel op letten,
. En ook ter degen my naar zetten;
. Want zou ik zeggen op een hair
. De gaven van Mejoffrouw Klaar,
. Ik zou ’er van
. Reinier.
. Maar wil toch zwijgen,
. Broershert.
. Den helen dag geen endt aan krijgen.
. Zy is
. Reinier.
. Maar zwijg heb ik gezeit.
. Broershert.
. Zo schoon als vol aanminnigheit.
. Zy heeft ter werelt geen gebreeken.
. Een yder weet van haar te spreeken.
. Zy is zo gaauw gelijk de droes.
. Reinier.
. ’t Is waar, maar maak mijn kop niet kroes.
. Broershert.
.. Zy heeft
. Reinier.
. Maar zwijg toch mag ’et wezen.
. Broershert.
. In Huigens, en in Hóóft gelezen,
. In Kats, en Krul, in Bruin, en Brandt,
. In vander Veen, en Nieuwelandt,
. In Velde, Vondel, Vós, Vermander,
. In Zwol, Tengnagel, onder ander
. In Starter, Kóster, Westerbaan,
. In Ian Bara, Ian Zoet, Oudaan,
. In Brêro, Rodenburg…
. Reinier.
. Wilt horen,
. Of ik zal my op u verstoren.
. Broershert.
. Zy is te duivels raar van geest,
. Heur weêrgâ heeft ’er noit geweest.
. Zy kan
. Reinier.
. Maar laat ’et daar by blijven.
. Broershert.
. Te wonder net en aardig schrijven.
. Zy is van uitspraak zonderling.
. In’t kort, zy weet van alle ding.
. Heur geest, gelijk op vlugge wieken.
. Vliegt deur den Amadis van Grieken,
. En die van Gaulen, ja ook meê
. Deur al de boeken van Astree.
. Zy weet van Blancefleur en Floris.
. Zy weet van Meester Kakkedoris.
. Zy weet meê van de Landesknecht,
. Die met zijn eigen schaduw vecht.
. Zy weet de kwikken en de kwakken
. Uit meer als duizent Almenakken.
. Zy weet mêe al de fablen van
. Ezopus, dien wanschapen man.
. Zy weet meê van de raare treken
. Van Uilespiegel braaf te spreken.
. Zy weet meê van den grooten zot,
. Den Leeuwen Ridder, Don Quichot
. Zy weet ook aardig op een duitje
. ’t Verhaal van Iakkje met zijn fluitje. (vs. 229-294)
Hij verbastert de namen van Jan de Brune, Matthias van Velden en Karel van Mander een beetje. In de roman van Amadis van Gaule komt ook een Griekse koning met de naam Amadis voor. De drie tafelspelen Meester Kackadoris, ende een doof wijf met eyeren, een lantsknegt die teghen zijn eyghen schaduwe veght en een sot spelende met een Marot waren in Amsterdam gedrukt in 1654. Het ‘volksboek’ Historie van den jongen Jacke, die de mensen tot dansen dwong door op zijn fluit te blazen, was nog in 1650 in Leeuwarden gedrukt. Broershert heeft de bibliotheek van zijn mevrouw goed bestudeerd. Zo’n lange opsomming van auteurs zou alleen maar vervelend zijn, als we er niet het steeds roder wordende hoofd van Reinier bij zien. Als het geduld van Reinier echt op is, verstomt Broershert:
. Reinier.
. Weet gy nu wel, gy mal om ’t hooft,
. Schoon ik deez’ letteren belooft
. Heb overluidt voor u te lezen,
. Dat gy zo lukkig niet zult wezen,
. Dat gy ze horen zult?
. Broershert.
. Mijn Heer,
. Lees overluidt, ziedaar, ik zweer,
. Gy zult van my geen woordt meer horen.
. Reinier.
. Nu leen met opmerk dan uw oren.
. Hy leest.
. Mijn Heer wat honen, smaadt en leedt,
. Dat gy my gistren-avondt deedt,
. Zal dit geschrift aan u doen weten;
. Want ik ben zo met toorn bezeten,
. Dat il wil komen tot de wraak
. Van deze voorverhaalde zaak.
. Indien Broershert u vindt op heden
. Zo is’er al voor u gebeden. (vs. 295-310)
Dan heb je zelfs geen priester meer nodig! De inhoud van de brief overrompelt Broershert volkomen. Reinier vat de laatste regels van de brief natuurlijk op als een uitdaging tot een duel met Broershart. Ze vechten, Broershart struikelt. Reinier laat zich ontvallen dat hij een op de grond liggende weerloze man niet dood wil steken:
. Reinier.
. Neen, ’k heb gezworen by mijn eer,
. Dat ik noit iemant, die ter neêr
. Gevallen leit in ’t minst zal letten.
. Broershert ter aarden.
. Zo staat uw eer dan onder wetten,
. Van niemandt inder eeuwigheit
. Te doden die ter neder leit?
. Reinier.
. Dat my een zwaardt eer door de krop,, ga.
. Broershert zich neder leggende.
. Zo haal de droes my zo ik op,, sta:
. Mijn Heer, houdt u wat stil en zacht,
. Ik slaap, goênavondt en goênacht. (vs. 547-556)
Nu hij dat weet stort Broershert zich ter aarde, telkens wanneer Reinier hem nadert. Ook dat is pas komisch als je het voor je ziet, een personage dat steeds op de grond liggend zijn tekst uitspreekt. Het stuk eindigt met verzoening en drank: Klara neemt genoegen met de bezwering van haar fiancé dat hij alleen van háár houdt, en Reinier stemt Leenaart gunstig voor Broershert, die belooft beter zijn best te doen in de keuken.
De titel Broershart staat op enkele van de toneelaffiches, waarvan de UB Amsterdam een prachtige verzameling heeft. Foto’s daarvan zijn te zien op de site van de opleiding Nederlands in Leiden:
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/Facsimiles/SchouwburgAffichesAmsterdam/index.htm
En daar is ook Broershert (1668) te lezen, evenals Broershart (1683)
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/DeLeeuwBroershert1668.html
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/DeLeeuwBroershart1683a.html
Laat een reactie achter