Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (86)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
Voor deze serie gaat zoals jullie weten geen zee mij te diep en geen rots te hoog. We zijn nu in een lastige periode beland, dat mogen jullie weten. Tot Jacques Perk (1859-1881) op het toneel verdween, was het sonnet behoorlijk uit de gratie. Voor zover mensen dat rationaliseerden, zeiden ze dat die vorm te strak was en hoewel er nog geen kwantitatief – big data – onderzoek naar is gedaan, kun je toch wel constateren dat de gemiddelde lengte van het gedicht nooit hoger is geweest dan in deze periode.
Het in de negentiende eeuw uit te storten hart was een groot hart.
Ik heb me tot alle deskundigen die ik kende gewend, maar niemand gaf sjoege. Totdat Marita Mathijsen me erop wees dat Johannes Kneppelhout aan het begin van zijn carrière weleens een sonnet schreef in het Frans:
C’est bien la force unie à la bonté! la grâce
Et la mâle puissance à la sérénité!
Dans ses membres d’acier quelle charmante audace!
Dans son âme d’azur quelle limpidité!Le signe dans ses traits de quelque antique race
Est empreint noblement, et la sagacité
Habite en son regard d’un feu pur agité,
Qui de reflets soudains illumine sa face.Est-ce un jeune Germain, simple, franc, ingénu?
Est-ce un adolescent des bords lointains venu,
Des îles d’Amérique un généreux sauvage,Drapé dans sa peau fauve, épris et confiant,
Affamé de bonheur, de vivre impatient?…
Non! c’est d’un coeur loyal la plus parfaite image!
Gis
Ja, schreef ik terug, gis als ik ben, maar dat kan ik natuurlijk niet gebruiken in een geschiedenis van het Nederlands. Jawel, antwoordde Mathijsen, net wat gisser, “een Nederlandse schrijver die begint in het Frans en dan overstapt op Nederlands heeft alles met de geschiedenis van het Nederlands te maken…”
En zo is het natuurlijk maar net. Dit gedicht is niet alleen in het Frans geschreven, het is, voor zover ik kan nagaan, perfect Frans en ook geschreven in een Franse vorm en geen Nederlandse: iedere regel telt twaalf lettergrepen, en na de zesde lettergreep zit altijd een breuk – in ieder geval de grens tussen twee woorden, maar eigenlijk ook altijd de grens tussen twee woordgroepen. Klemtoon doet er daarbij, anders dan in het Nederlands, niet toe.
Eilanden
Ook dichters die nog wél sonnetten in het Nederlands schrijven, houden zich daarbij vaak aan de klassieke vormen. De regels tellen in ieder geval twaalf lettergrepen, en ook het schema is gebaseerd op de klassieke vorm: eerst acht regels en daarna zes. De vorm die in Engeland al eeuwen populair is, vooral natuurlijk door Shakespeare, – 12 regels en dan 2 – wordt in Nederland nauwelijks, of misschien wel helemaal niet, gebruikt.
Dat is, een beetje simpel gezegd, dus de situatie. Wie klassieke hoge literatuur wil schrijven, wendt zich tot het Frans. Wie zijn hart wil uitstorten, al dan niet in literaire vorm, doet dat in het Nederlands, en dat laatste gebeurt hoe langer hoe meer. Het Engels speelt geheel en al geen rol. Als het over Amerika gaat, gaat het, zoals in het gedicht van Kneppelhout, om de eilanden.
Het zijn kleine aanwijzingen. Maar ze laten inderdaad wel zien dat de taalwereld in Nederland toen heel anders was dan die van nu.
Erik De Smedt zegt
Een boeiend translinguaal, maar ook (onbedoeld?) hermetisch stukje. Ik wilde dat ik deze zinnen kon begrijpen:
(1) ‘na de zesde lettergreep zit altijd een breuk – in ieder geval de grens tussen twee woorden, maar eigenlijk ook altijd de grens tussen twee woorden.’
(2) ‘Wie klassieke hoge literatuur wil schrijven, wendt zich tot het Frans, al zijn er tegelijkertijd eigenlijk geen.’
Marc van Oostendorp zegt
Daar ging inderdaad iets mis. Ik heb het gesteld; één lettergreep toevoegen en een halve bijzin weghalen doet soms wonderen!
Erik De Smedt zegt
Dank je wel!