•• Deze week aandacht voor Dichters van het nieuwe millennium, waarin het werk van 24 hedendaagse dichters onder de loep wordt genomen. Als eerste Annemarie Estor.
VUURDOORN ME
Wikkeme?
Kamilleme… BraveHendrikme maar.
Vioolme, heliotroopme.
Boekweitme, maagdenpalmme.
Lisme, krokusme… zonnedauwme, klitme…
− Judaspenningme, guichelheilme, lookzonderlookme −
Bolderikme. Vijfvingerkruidme,
aspergeme, engelwortelme, adderwortelme!
Gladdewitbolme… oh, zompzeggeme… hondsdrafme.
WildeBertramme! Beukme ja beukme!
Distelme. Brandnetelme!
Vuurdoorn me!
Grasme
Dovenetelme.
Zeggeme: salviame
Annemarie Estor (1973)
Vuurdoorn me (2010)
[…] Slechts eenmaal wordt haar werk in de kritiek geplaatst tegen de achtergrond van de poëzie van Hugo Claus […]. Het zal hierbij vooral gaan om de geroemde sensualiteit en lichamelijkheid van diens beelden. Een duidelijke overeenkomst tussen Claus’ poëzie en Estors beelden, associaties en zinnelijkheid, is te vinden in het titelgedicht van haar debuut Vuurdoorn me, waarin ze tal van planten-, struiken- en boomnamen omzet in opzwepende, neologistische aansporingen zoals die in de titel van het gedicht en de bundel en ook in ‘aspergeme’. Daarmee citeert ze bijna letterlijk Claus’ gedicht ‘Asperges me’ uit diens bundel De sporen.
– Fabian R.W. Stolk
- Annemarie Estor: wikipedia • website • dbnl
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail. Aanmelden.
Ariane van Santen zegt
Zou Annemarie Estor niet ook geïnspireerd zijn door
Toon Hermans: Lente me
Met al die werkwoorden, neologismen, gevormd op basis van zelfstandige naamwoorden?
Lente me
Ik zing je, ik refrein je
Ik sherry en ik wijn je
Ik cello en ik vleugel je
Ik Rembrandt en ik Breugel je
Ik koffie en ik thee je
Ik strand je en ik zee je
Ik spel je en ik blader je
Ik moeder en ik vader je
Maar zou ik jou iets mogen vragen
En dat gaat veel verder dan een zoen
Zou ik jou wat mogen vragen
Zou jij voor mij wat willen doen
Lente me, zomer me
September me en winter me
Want ik heb jou voor altijd lief
Morgen me, middag me
Avond me en nacht me
Blijf bij me asjeblieft
Ik zie in je ogen weer de bloesem van de appelboom
En je zomers kan ik voelen op m’n wang
Ik zie de bladeren weer vallen op onze lieve droom
En de lichtjes van kerstmis zie ik bewegen op de bank
Lente me, zomer me
September me en winter me
Want ik heb jou voor altijd lief
Morgen me, middag me
Avond me en nacht me
Blijf bij me asjeblieft
Lente me, zomer me
September me en winter me
Raymond Noë zegt
Er zijn duidelijke overeenkomsten maar Estor kende (desgevraagd) het gedicht van Hermans niet – dus toeval.
Jan Buijsse zegt
‘Voortplanting’ van Jan Kal (uit Fietsen op de Mont Ventoux) is een duidelijke voorloper van Estors gedicht. Alle in dit sonnet gebruikte plantennamen hebben een duidelijke betekenis in de beschreven levensgang zowel ‘semantisch’ (muurbloeier bijv.) als ‘biologisch’ (nl. wat voor soort plant het is): voor de wending een toegroeien naar sexualiteit, na de wending een optelsom van giftige planten en schimmels.
Voortplanting
droogbloeier, muurbloem, prikneus, franjezwam,
en witte onschuld, nimfkruid en scharlei,
brandende liefde, wilde cichorei,
bruidssluier, levensboom en hanekam.
Venushaar, gulden roede en karwij,
de brave hendrik en de tripmadam,
de springkomkommer en de borstelvlam,
vergeten blaasjeskruid en akelei.
Donsnachtschade en rimpelzaadwolfsmelk,
de zwartevlekziekte en moederkoorn,
ooievaarsbek en basterdwederik.
Smak, kleinbloemdrakekop en dubbelkelk,
engbloem, de twijfelachtige andoorn,
de vreemde ereprijs, de bolderik.
Als de me-figuur uit Estors gedicht dit had gelezen…
Jan Buijsse zegt
Waar ik ‘muurbloeier’ schreef, bedoelde ik natuurlijk ‘muurbloem’…
Droogbloeier moet met een hoofdletter.