Door Maartje Lindhout
In veel gebieden van het Nederlands gaat de z steeds meer als de s klinken en de v als de f. “Ik heb de son sien sakken in de see”, is een stereotype uiting van een Amsterdammer. Het verschil tussen de s en z en tussen de f en de v is wel eens groter geweest. In het zuiden van het land is dat verschil nog het meest aanwezig. Daar vind je ook nog een onderscheid tussen de (geschreven) ch en g. In Zuid-Holland, waar ik woon, is er zo goed als geen verschil meer tussen die klanken. Maar je schrijft ze dus nog wel anders! Over deze klankverandering wilde ik meer te weten komen. Sterker nog: hier wilde ik het scriptieonderzoek voor mijn master Taalwetenschappen over gaan doen.
Ik ging op onderzoek uit om te weten te komen hoe Zuid-Hollandse kinderen deze wrijfklanken precies aanleren. Hierbij wilde ik antwoord op de volgende vragen. Maken de kinderen überhaupt wel een onderscheid tussen de korte variant (v, z, g) en de lange variant (f, s, ch)? Zo ja, op welke leeftijden doen ze dat? En speelt de klankomgeving eigenlijk nog een rol?
Eigenwijze woorden
Op die laatste vraag gaf de literatuur me al een begin van een antwoord. Er is namelijk een richtlijn die bepaalt wanneer zo’n wrijfklank liever lang of kort is als hij tussen twee klinkers in staat. Die gaat als volgt: een korte variant (v, z, g) wordt geprefereerd als de klinker ervoor lang is. De lange variant (f, s, ch) komt weer liever na een korte klinker. Voorbeelden zijn: vazen, roven, huizen, jagen (lange klinkers en korte wrijfklanken) en jassen, stoffen, missen, kachel (korte klinkers en lange wrijfklanken). Dit zijn heel natuurlijk klinkende Nederlandse woorden, waarvoor die richtlijn dus geldt. Van dit type zijn er heel veel te vinden. Er zijn echter ook wat eigenwijze woorden die tegen die richtlijn ingaan, bijvoorbeeld puzzel, liggen, vlaggen (korte klinkers én korte wrijfklanken) en tafel, Pasen, juichen (lange klinkers én lange wrijfklanken). Nu vroeg ik me af hoe kinderen de klanken van dit laatste type, de ‘eigenwijze woorden’, aanleren.
Eigenwijze kinderen
Wat bleek nou? Oudere kinderen (negen tot elf jaar) spreken de eigenwijze woorden uit zoals je zou verwachten. Jonge kinderen (vijf tot zes jaar) daarentegen maken in de uitspraak van eigenwijze woorden juist meer gebruik van de richtlijn, zodat die woorden dus wat minder ‘eigenwijs’ worden! Pasen klinkt dan iets meer als “Pazen”. Deze resultaten zou je als volgt kunnen verklaren.
Spelling
Je kunt wel stellen dat een richtlijn die bepaalt welke klank waar optreedt in zekere zin best ‘natuurlijk’ is. Dus, zou je denken, dat is ook iets wat jonge kinderen uit zichzelf zullen toepassen, als ze nog niet weten hoe je de woorden schrijft. Eigenwijze woorden zullen dus meer worden uitgesproken alsof ze de richtlijn volgen: pussel, juigen, tavel. Maar zodra kinderen eenmaal rond de tien zijn en de spelling onder de knie hebben, weten ze wel beter: puzzel schrijf je met een z, net als vezel. Dus die klank in puzzel moet je ook uitspreken als de z in vezel.
Zou het nu zo zijn dat lezend Nederland eigenlijk door zijn kennis over de letters ervoor zorgt dat de verandering van de z, v en g wordt geremd? Of: stel dat we het onderscheid tussen s en z, tussen f en v, en tussen ch en g in de Nederlandse spelling zouden opheffen, zou het verschil tussen die klanken in de spraak dan ook in no time verdwijnen? Oftewel: remt spelling klankveranderingen?
De scriptie waarop dit artikel is gebaseerd is beschikbaar op Leiden University Repository.
Marc zegt
In Vlaanderen is die verschuiving zo goed als afwezig. Dit is zo volgens mij omdat voor ons Vlamingen taal nog wel belangrijk is. We hebben meer dan een eeuw voor onze taal moeten vechten. Het doet me pijn als ik hoor hoe onze taal verloedert. Wat men in Amsterdam spreekt kan men nog bezwaarlijk standaard Nederlands noemen. Meer en meer hoor ik bijvoorbeeld woorden zoals “schreeuw” uitspreken als “sreeuw” . Een trieste evolutie.
HC zegt
(Om het op z’n Nederlands te zeggen:) Kom nou. Verloedering ligt net als ‘beauty’ vooral ‘in the eye of the beholder’. Taal verandert. Dat kun je betreuren, omdat je het liefst vasthoudt aan wat je gewend bent, maar daarmee is jouw taal niet beter (of slechter) dan de ‘nieuwe’ taal. Bovendien is jouw taal zelf weer een ‘verloedering’ van een eerder stadium.
Trouwens, als je wil klagen over Amsterdam, bij ons in Vlaanderen, hoor je (in vergelijkbare omstandigheden) ook niet bepaald Standaardnederlands . Misschien is dat wel erger dan de taal in Amsterdam, vooral omdat wij onszelf zo graag wijsmaken dat “voor ons Vlamingen taal nog wel belangrijk is”. In het kader van de strijd tegen het Frans misschien wel, maar niet het Standaardnederlands.
fonolog zegt
Dat deze verandering ‘zo goed als afwezig’ is, is een illusie. Uit onderzoek blijkt dat dit wel degelijk ook in Vlaanderen gebeurt, zij het met enige vertraging. U zult uw grootse conclusies over de Vlaamse volksaard in dit verband moeten herzien.
Marc zegt
Ik trek helemaal geen grootse conclusies over welke volksaard dan ook. Wat ik meen vast te stellen is dat de kloof tussen de uitspraak van het Nederlands in Vlaanderen en Nederland steeds groter wordt. Waarom worden anders Vlaamse reeksen op de Nederlandse televisie ondertiteld ? Mijn stelling is dat de gemiddelde Nederlander vandaag wat uitspraak betreft verder van het Standaardnederlands staat dan de gemiddelde Vlaming. Enkele decennia geleden was het volgens mij net andersom. Een mogelijke verklaring is dat Vlamingen gevoeliger zijn wat taal betreft, kijk maar naar het groot dictee bijvoorbeeld. Het is normaal dat taal evolueert, maar ik betreur dat er door onze gescheiden media twee varianten van het Nederlands aan het ontstaan zijn die op termijn onvermijdelijk twee verschillende talen zullen worden. Om op het artikel terug te komen, ik moet de eerste Vlaming die ‘see’ zegt nog ontmoeten.
Marc van Oostendorp zegt
1. Een mythe erbij halen over ‘een eeuw lange taalstrijd’ valt bij mij onder de grootse conclusies.
2. Uw ‘stellingen’ missen grond. Wat *betekent* bijvoorbeeld de bewering dat ‘de gemiddelde Nederlander vandaag wat uitspraak betreft verder van het Standaardnederlands afstaat dan de gemiddelde Vlaming’? Waar in de werkelijkheid bevindt zich die norm? Wanneer we ‘het Standaardnederlands’ zo definiëren als ‘de manier waarop mensen in de Holland spreken’ (niet per se mijn definitie, maar ook geen onzinnige) wordt meteen duidelijk dat uw stelling geen steek houdt. Ik denk ook niet dat er enig onderzoek is dat het bevestigt. Wat die ondertitels ermee te maken hebben, is evenmin duidelijk.
3. Zoals ook nergens uit blijkt dat ‘de Vlaming’ gevoeliger is ‘wat taal betreft’ dan de Nederlander. Wat het dictee ermee te maken heeft, is bijvoorbeeld volkomen onduidelijk: op welke manier is kennis van de spelling van ‘przewalskipaard’ een maat van taalgevoel?
4. Dat u de eerste Vlaming nog moet ontmoeten die ‘see’ zegt, komt misschien doordat u ‘see’ niet herkent als ‘see’ herkent wanneer er verder tekenen zijn dat de spreker een Vlaming is.
Marc zegt
Dat u de taalstrijd van de Vlamingen een mythe noemt maakt dat het moeilijk wordt uw andere argumenten serieus te nemen. Ik heb zoals ik in Nederland soms hoor zeggen duidelijk op iemands pik getrapt. Wat mij betreft einde discussie.
Marcel Plaatsman zegt
Het is ook niet noodzakelijk een verandering. Het Westgermaans had in anlaut altijd f- en s-, die klanken zijn in het zuiden v- en z- geworden. In het noorden zijn ze dat ook in de (op zuidelijk Nederlands gebaseerde) schrijftaal, maar in de spreektaal lijkt die verandering toch nooit helemaal voet aan de grond gekregen te hebben. So besien begon de ferloedering in ’t suiden en bieden de taalbewuste noorderlingen dapper weerstand!
Ik peins ook nie da ons zuiderbure altij zo correct AN spreke ze.
Marcel Plaatsman zegt
Zeker kan de uitspraak door de spelling beïnvloed worden. Dat is ook voor andere talen opgetekend, zelfs voor het Engels, waar spelling en uitspraak zo los van elkaar lijken te staan: “often” mét -t-, “falcon” mét -l-, zijn eigenlijk spellingsuitspraken. In het Nederlands is “dergelijk” wel een mooi voorbeeld, hier wordt de -ij- ten onrechte vaak als een sjwa uitgesproken, naar het voorbeeld van het identiek gespelde suffix -(e)lijk. Je hoort onder invloed van de spelling ook dikwijls een hypercorrecte /z/ in woorden als “zestig” en “zeventig”, waar vanouds een s- klinkt (onder invloed van ouder “tzestig”, “tzeventig”).
Wat “puzzel” betreft, dat hoor ik ook vaak als /pyzəl/, dus alsof het was.
Marcel Plaatsman zegt
…alsof het “puzzel” was, bedoelde ik. De grafeemhaakjes werden opgeslokt in html.
Marcel Plaatsman zegt
…”puzel” dus.