Door Marc van Oostendorp
Het is goed dat de Tweede Kamer de discussie over het eindexamen Nederlands nu eens in november heeft geagendeerd in plaats van altijd maar in mei als bijna alle betrokkenen te druk zijn met corrigeren, leren, of zich opwinden over veronderstelde fouten in het laatste examen. Vanmiddag komen in het parlement een aantal betrokken organisaties en individuen vertellen over wat de problemen zijn, en hoe het volgens hen verder moet.
Het is een nogal divers gezelschap en het is niet altijd duidelijk waarom sommigen wel en anderen niet zijn uitgenodigd – waar zijn bijvoorbeeld de opstellers van het Manifest Nederlands op school? – maar het kan alles bij elkaar toch wel een interessante discussie worden.
Uit de bij de agenda gevoegde position papers blijkt dat eigenlijk iedereen het er wel over eens is dat er iets moet veranderen, met name in de theoretischer schoolvormen en dan helemaal vooral in het havo en het vwo. (Alleen het Cito heeft weinig position in de position paper en somt vooral op wat er wel of niet mogelijk zou zijn.) (Ik heb het vanaf nu vooral over de havo/vwo-examens omdat ik te weinig verstand heb van het vmbo.)
Computers
In het eindexamen wordt met over het algemeen betrekkelijk gesloten vragen de leesvaardigheid getoetst, en dat dit weinig mogelijkheden biedt om leerlingen in voldoende breedte te toetsen, is duidelijk. De meeste partijen lijken het erover eens te zijn dat het goed zijn als er in het centraal eindexamen ook geschreven werd, misschien in een aparte zitting. Er zijn veel meer klachten over de schrijf- dan over de leesvaardigheid van bijvoorbeeld jonge studenten. Bovendien kun je aan een geschreven tekst veel beter zien wat iemand begrepen heeft en hoe iemand argumenteert dan aan een verzameling antwoorden op gesloten en meerkeuze-vragen.
Dat zou er dus voor pleiten om inderdaad weer twee sessie voor Nederlands te maken. Dat weerspiegelt ook het belang van het vak. Men zou het examen over schrijfvaardigheid naar voren in het jaar kunnen halen – het bijvoorbeeld al in januari afnemen in plaats van in mei. Zo is er meer tijd voor de bewerkelijke correctie van die werkstukken. Je zou verder kunnen overwegen die opstellen op computers te laten schrijven, zodat ze anoniem kunnen worden nagekeken door specialisten. Het examen zou behalve schrijf- ook argumentatievaardigheid kunnen toetsen; dat laatste onderdeel zou dan uit het examen leesvaardigheid kunnen worden gehaald.
Andere schrijver
De nadruk zou verder meer gelegd kunnen worden op wat in het Manifest ‘bewuste vaardigheid’ genoemd wordt: leerlingen moeten niet alleen kunnen schrijven en lezen (en spreken en luisteren, maar dat blijft voorlopig decentraal getoetst ), maar ze moeten ook weten waarom de ene techniek beter werkt dan de andere.
Dat is om allerlei redenen belangrijk. In de eerste plaats beheers je een vaardigheid beter wanneer die niet alleen bestaat uit een verzameling onbegrepen trucjes maar je ook snapt wat je doet. Maar het vak wordt er ook interessanter door, uitdagender. En dat draagt weer bij aan het werkplezier van met name de goede leraren Nederlands, en daarmee aan de kwaliteit van het onderwijs.
Aan dat laatste kun je nog op een andere manier wat doen, namelijk door ervoor te zorgen dat de schrijfopdracht iets met de inhoud van het vak te maken heeft. In het leesexamen krijg je bijvoorbeeld teksten te lezen over een bepaald onderwerp – schrijfsters in de achttiende eeuw, de manier waarop straattaal in de media wordt gebruikt, het nut van begrijpelijke taal. Zoals in het eindexamen klassieke talen ieder jaar een andere schrijver wordt gekozen waar de leerlingen zich op kunnen voorbereiden, zo zou hier ieder jaar een ander thema gekozen worden.
Krachtig profiel
Dat thema kan worden uitgediept door leraren samen met enthousiaste vakgenoten van de universiteit. Een voordeel is dat het vak Nederlands zo een duidelijker eigen gezicht krijgt en niet alleen de soms wat bête dienstmaagd is van alle andere vakken, het schooluur waar je algemene studievaardigheden krijgt aangereik. Een ander voordeel is dat die laatsten worden zo op een systematische manier worden betrokken bij het schoolvak, zonder dat ze zich overdreven met de inhoud gaan bemoeien (het zijn ieder jaar andere mensen van de universiteit, en het gaat alleen om de vakinhoud, niet wat daar didactisch mee moet gebeuren). Gezamelijk maakt zo’n team een (online en gratis) lespakket dat in de vijfde en de zesde gebruikt kan worden.
Het resultaat van een en ander is niet alleen een beter en gevarieerder eindexamen, maar ook een uitdagender en interessanter schoolvak waarin interessante inhoud verwerkt zit zonder dat dit ten koste gaat van de zo belangrijke vaardigheden. En verder een betere integratie van middelbaar en hoger onderwijs; meer steun voor leraren die inhoudelijk wat verder willen gaan en een krachtig profiel voor het vak waarin je leert over die evident belangrijke instrumenten voor kennis van jezelf en van de wereld om je heen – de literatuur en de taal.
Ben Wilbrink (@benwilbrink) zegt
“Zo is er meer tijd voor de bewerkelijke correctie van die werkstukken.”
Het is de vraag of je ‘bewerkelijk corrigeren’ moet willen. Het rangordenen van leerlingen op hun schrijfproduct betekent vooral dat er op intellectuele capaciteiten wordt getest, en dat moet je in een eindexamen niet willen. Ideaal is: het opstel als ceremoniële demonstratie van kunnen. Kies een tussenpositie: beoordeel globaal op adequaatheid.
Lucas Seuren zegt
Ik vind het punt over computers wel een interessante. De enige reden de laatste jaren dat ik nog een pen ter hand neem is voor boodschappenlijstjes of notities als ik artikelen lees. In de laatste tien jaar heb ik vooral met pen en papier gewerkt voor colleges: als ik opdrachten moest inleveren of tentamens moest maken. Schrijfvaardigheid anno 2016 is iets volstrekt anders dan het twintig jaar geleden was: schrijven gaat 95% van de tijd of meer via een computer. Waarom zouden we kinderen nog testen op een vaardigheid die over enkele jaren volstrekt achterhaald is? Ik zeg niet dat schrijven niet handig is, maar het lijkt me geen relevant aspect van een toets.
Robert Chamalaun zegt
Je hebt gelijk, Lucas, dat schrijven met pen en papier steeds meer achterhaald is. Gelukkig wordt op steeds meer scholen het schoolexamen schrijfvaardigheid op computers gemaakt. Ik spreek uit ervaring, op mijn school laten we al jaren op deze manier schrijven. Leerlingen mogen ook gewoon de spellingcontrole gebruiken (dat doen we in het ‘echte leven’ immers ook en bovendien, fouten maken ze nog steeds volop).
Waar ik me wel altijd zorgen over maak (en ook af en toe aan stoor), is die voortdurende roep om schrijfvaardigheid centraal te willen toetsen. Alsof dan de schrijfvaardigheid van leerlingen met rasse schreden verbetert. Daar komt bij dat correctie van schrijfopdrachten tot op zekere hoogte altijd subjectief blijft. Zeker de oudere docenten onder ons kunnen zich de ellende van het oude opstel nog herinneren. Ik vrees dat het herinvoeren van een tweede zitting niet direct het probleem oplost (gebrekkige schrijfvaardigheid) en vooral zal leiden tot meer ‘gedoe’ tussen eerste en tweede corrector, zeker met de onzalige plannen van onze staatssecretaris in het achterhoofd om de correctievolgorde om te draaien.
Peter Kortz zegt
Zeker is het goed dat het examen Nederlands weer aandacht krijgt. Merkwaardig vind ik het nog steeds – ik heb er in ander verband al op gewezen – dat het examen Nederlands inhoudelijk geen toetsing is van behandelde stof. Het onderwerp is doorgaans iets van maatschapppelijk belang. Zoiets hoort thuis bij maatschappijleer bijvoorbeeld en niet bij het schoolvak Nederlands.
Dat zou best wel eens een verklaring kunnen zijn voor het feit dat de cijfers van de gemaakte examens zo merkwaardig gemiddeld zijn.
Het wordt tijd dat we ons afvragen of dat ‘communicatieve paradigma’ niet ogenblikkelijk op de schop moet, zodra het examen in het geding is. Dat is nog steeds het fundament van ons vak en dat dateert nog uit de tijd van de ‘kritiese’ leraren, die propageerden dat we leerlingen maatschappelijk bewust moesten maken. Elke aanpassing van het examen nu is dan slechts een cosmetische.
Peter Kortz zegt
Nog een aanvulling:
Ik vind het een goede zaak dat Marc van Oostendorp mijn suggestie van destijds heeft opgepikt. Ook Bas Jongenelen overigens heeft dat gedaan, namelijk om thematisch te werken. (Al dan niet door mijn tekst, dat is van ondergeschikt belang). Ik heb alleen die thematische aanpak wel gekoppeld aan de invoering van taalkunde, te beginnen op het vwo. Immers het veld is erover eens dat taalkunde is te toetsen en voor de examinering ervan kunnen we ons licht opsteken bij onze collega’s geschiedenis en kunst, schreef ik toen.