Door Marc van Oostendorp
Ik hoor tot een onontdekte minderheid. Jullie weten niet wat het is: het leven moeten doorworstelen met slechts één voornaam. Altijd maar weer moeten uitleggen aan bevoegde instanties dat je inderdaad alleen maar zo heet. Nee, zelfs geen Marcus, dank u wel. En terwijl ik mijn hele leven al omringd ben door katholieken is er nergens een Maria te vinden in mijn paspoort.
Onlangs publiceerden Gerrit Bloothooft en David Onland een uitvoerig historisch artikel over de geschiedenis van de Nederlandse gewoonte om meer dan één voornaam te geven. Ze gebruikten daarvoor vooral gegevens uit allerlei databanken waarin die namen officieel geregistreerd werden, en gaan daarom vooral in op kwantitatieve gegevens.
Dat levert allerlei interessante inzichten op. Zo associëren we de gewoonte om meer dan één voornaam aan een kind te geven inmiddels vooral met katholieken. Uit de gegevens blijkt dat die polarisering pas in de loop van de 19e eeuw is ontstaan. Dat werkte twee richtingen op: terwijl in de katholieke provincies het eennamige kind gaandeweg een rariteit werd, knabbelde de tijd juist steeds meer namen weg bij de nieuwgeborenen in protestantse provincies als Zeeland of Friesland. De katholieke ’traditie’ om ook jongens Maria als een van de namen te geven blijkt trouwens pas rond het midden van de twintigste eeuw echt zichtbaar te worden.
Grootste minderheid
Ook de resultaten van de ontkerkelijking zijn trouwens goed te zien: sinds 1970 is de enkele naam ook (of: zelfs) in Limburg weer sterk in opkomst.
Maar fascinerend vond ik vooral deze grafiek, die gaat over alle bestanden bij elkaar, en dus de trends laat zien voor heel Nederland:
De lijnen geven aan wat het percentage kinderen was dat 1, 2, 3 of 4 of meer namen kreeg. De eennamige mens is in de loop van de negentiende en twintigste eeuw gaandeweg gemarginaliseerd, en komt pas sinds de jaren zeventig weer een beetje terug (al is hij nu nog steeds slechts de grootste minderheid; er zijn nog altijd meer mensen met 2, 3 of 4 namen).
Antipapisme
Die ontwikkelingen verlopen vrij geleidelijk, behalve dat er in 1916 duidelijk iets dramatisch is gebeurd. Ineens vertoont lijn 1 een duidelijke piek, en de andere lijnen een even schokkerig dal.
Die dramatische uitslag blijkt ingegeven te zijn door een allang vergeten wetsvoorstel. De armlastige regering – we zaten midden in de Eerste Wereldoorlog, waaraan ons land weliswaar niet mee deed, maar die toch op een aantal manieren schade toebracht – stelde de regering voor om voortaan een belasting te heffen op het hebben van meer dan één voornaam. Een veelheid van namen zou duiden op grote welstand. (Bloothooft en Onland geven overigens geen uitsluitsel of dat ook klopt, en ook niet of er in 1916 niet ook sprake was van enig al dan niet verhuld antipapisme.)
Efemeers
De wet werd fel bediscussieerd, en kwam er uiteindelijk niet. Maar om geen enkel risico te nemen – zuinigheid met vlijt bouwt hutten als kastelen – hadden veel ouders kennelijk hun kind maar alvast van overbodige voornamen ontdaan.
Het effect bleef in de volgende jaren ook nog voortijlen. Dat verklaren Bloothooft en Onland uit een neiging van ouders om de namen van hun kinderen zoveel mogelijk parallel op te bouwen. Als Jan maar één naam heeft, ga je Marie en Piet niet ineens ornamenteren met allerlei toeters en bellen.
En zo zie je dus in één grafiek over iets betrekkelijk efemeers als de hoeveelheid namen die kinderen hebben allerlei maatschappelijke ontwikkelingen terug. Ik ben een kind van mijn tijd.
Maarten van der Meer zegt
Ik kende het verhaal over de voornamenbelasting van mijn oma. Zij gaf het als verklaring voor het feit dat haar broer Adriaan ‘maar’ twee voornamen had.
Bij het uitzoeken van de stamboom bleek dat dat niet klopt. Mijn overgrootouders hebben zich niets van dit wetsvoorstel aangetrokken:
1. Paul Pierre Claude Henri (1915) “Paul”
2. Marcel Robert Marie Jacques (1916) “Marcel”
3. Edithe J.(?) Anna (1917) “Dieth”
4. Marie Blanche Clementine (1918) “Blanche”
5. Eduard Hubert Pierre Clemens Robert (1919) “Ed”
6. Jan Hubert Leo Marie (1920) “Jan”
7. Maria Johanna Gerarda (1922) “Miep”
8. Marie-José Eleonora Mathilde (1924) “José”
9. Henri Paul Robert Jenny (1927) “Henk”
10. Adriaan Pierre (1927) “Adriaan”
11. Robert Alphons Margriet (1929) “Rob”
12. Jeanne-Marie Theresia Marcelline (1930) “Jeanneke”
13. Johanna Josefina Maria Margriet (1935) “Yiet”
14. Anke Juliana Jeanne Marlene (1937) “Anja”
Dat het geven van meisjesnamen aan jongens en vice versa vooral een naoorlogs verschijnsel is had ik ook al eens geconcludeerd, maar je ziet hier dat het daarvóór ook wel gebeurde: Marcel Robert MARIE Jacques, Jan Hubert Leo MARIE, Henri Paul Robert JENNY (vernoemd naar tante Jenny), Robert Alphons MARGRIET.
Terzijde:
In de namen kan ik verder geen lijn ontdekken. Vernoeming speelde een rol, maar ik kan geen systematiek ontdekken. Het rigide vernoemen in een vaste volgorde was ook vooral een protestants verschijnsel.
Bijzonder is het streepje in de namen van mijn oudtante Marie-José en mijn oma Jeanne-Marie. Dit was tot de geboorte van Willem-Alexander erg ongebruikelijk.
paulvalens zegt
Nog altijd jammer dat ze me niet ook nog een Q meegegeven hebben.
P.M M. Valens
Gherardus Havingha zegt
Voor een blog “Neerlandistiek” zitten er abnormaal veel verschrijvingen in dit stukje;
volgende keer er even de spellingschecker (NL: automatische spellingscontrole) overheen laten lopen…
Marc van Oostendorp zegt
U hebt een ander idee van ‘neerlandistiek’ óf van ‘abnormaal’ dan ik.
Marcel Plaatsman zegt
Ik heb ook maar één voornaam, maar mijne is wel langer. 😉
WebredMiet zegt
Gek dat één naam hebben in Nederland geassocieerd wordt met katholiek zijn. In het katholieke Vlaanderen was maar één voornaam krijgen heel lang net raar. Mijn vader heeft in de jaren zeventig zelfs de ambtenaar nog zwaar moeten overtuigen eer die voor mij maar 1 naam wilde noteren. Toen mijn vader ‘dan nog een keer Miet’ voorstelde, is hij gezwicht. Twee keer dezelfde naam vond zelfs hij wat absurd. Maar vernoemingen, meestal naar meter en peter, waren inderdaad tot ver in de jaren zeventig de normaalste zaak. Mijn moeder heeft zelfs een naam van een heilige gekregen als bescherming tegen bepaalde kinderziektes (dacht ik). ‘Ghislaine’ is dat. Nog een anekdote: ik heb nooit ‘last’ gehad van mijn ene voornaam, behalve toen ik voor een half jaar op Erasmus trok naar Leiden en op elk formulier mijn voorletters moest invullen. Die ene M. stond daar toen echt wel zielig te wezen. Het is een van de redenen waarom ik mijn eigen kinderen toch maar een reserve-voornaam heb gegeven.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, in Nederland wordt juist het hebben van méér dan één voornaam sinds de 19e eeuw geassocieerd met katholieken.
WebredMiet zegt
Ah, dan heb ik je verkeerd begrepen. Hoe komt dat eigenlijk? En hoe komt het dat veel Nederlanders dan toch meer dan één naam hebben?
Marcel Plaatsman zegt
Omdat veel Nederlanders van huis uit katholiek zijn, wellicht?
WebredMiet zegt
Is dat zo? Ik dacht dat Nederland net overwegend protestants was. Ik kan me vergissen natuurlijk.
Marcel Plaatsman zegt
Dat is het aloude cliché, dat kennelijk nog hardnekkiger is dan ik dacht.
Het katholicisme heeft altijd sterk gestaan in de zuidelijke provincies, maar ook in de Hollandse steden (wel voornamelijk onder de lagere klassen) en bv. ook in Twente en West-Friesland.
Tegenwoordig vormen de katholieken de grootste geloofsgroep in Nederland, met dien verstande dat de helft van de Nederlanders nu ongelovig is. In de 19e eeuw was de helft protestants en ongeveer 40% katholiek (de precieze verhouding verschilde natuurlijk per telling). In de 20e eeuw nam het aantal katholieken nog behoorlijk toe door grote gezinnen, want het nemen van veel kinderen werd door de moederkerk aangemoedigd.
WebredMiet zegt
Ah, bedankt! Zo zie je maar hoe lang zulke ideeën kunnen blijven leven. En daarom dat ik er ook liever even naar informeer. 🙂
Marc van Oostendorp zegt
Er komt bij dat ook veel niet-katholieken meer dan één naam hebben; het gaat hier om tendenties, niet om een absoluut verschil tussen bevolkingsgroepen.
Jan Vranken zegt
Inderdaad, ‘Ghislaine’ werd als een bescherming tegen de stuipen gezien. Mijn echtgenote (Maaseik, 1944) heet voluit ‘Alice Marie Ghislaine’.
Karel Scharrekop zegt
Jammer dat de grafiek niet in kleur is, dan wel nadere uitleg heeft gekregen. Ik zie meer dan 4 lijnen. Zijn die voor 0,5 voornaam, 2,2 en 3,3 voornaam? Beetje flauw natuurlijk, maar men moet het de lezer zó duidelijk maken dat hij het meteen begrijpt, of hij wil of niet.
Wouter Steenbeek zegt
Ik betwijfel of er bij het voornemen van de regering antipapisme kwam kijken. In 1916 hadden we het liberale kabinet-Cort Van der Linden, dat juist zoveel progressieve maatregelen heeft doorgevoerd (algemeen kiesrecht voor mannen, daarna vrouwen, evenredige vertegenwoordiging…). Dat was er niet de regering naar om katholieken met extra belastingen de voet dwars te zetten.
Hans van der Velde zegt
In mijn moeders zeer protestantse familie had vrijwel iedereen een dubbele of driedubbele doopnaam. Haar ouders, ooms en tantes waren allen ruim voor 1916 geboren. Haar eigen generatie was grotendeels van na 1916 en hadden ook overwegend dubbele en driedubbele doopnamen. In mijn vaders familie die overwegend protestants was kwamen dubbele namen beduidend minder voor. Zelf heb ik wel een dubbele doopnaam(Johannes Franciscus) en krijg altijd de vraag of ik katholiek ben. Ik ben dan wel indirect, via mijn grootvader naar zijn katholieke grootvader vernoemd.Er werd overigens wel, in zowel mijn vaders als moeders familie, heel strikt volgens de regels vernoemd.
Maarten van der Meer zegt
Een ander interessant verschijnsel is dat in sommige katholieke kringen de roepnaam doorgaans de LAATSTE voornaam was, of een afleiding daarvan.
Maar weer een voorbeeld uit mijn eigen stamboom 🙂 Mijn overgrootmoeder was Guillemine Claire Editha Josephine (‘JOSINE’). Ze was de dochter van Christian CLAUDIUS en Maria Rijnoldina EDITA en had een broer René Werner Claudius Emilius (‘EMILE’). Claudius was dan weer de zoon van Gerard JOSEPH en Maria Catharina ELISABETH. Waar dit gebruik vandaan komt weet ik niet.
Marc van Oostendorp zegt
Je zou er eens een boek over moeten schrijven!
Mark Bruurmijn zegt
Beste Maarten,
Interessant!
Ik heb zelf een roepnaam die helemáál niet afgeleid is van een van mijn officiële namen. Het lastige hiervan is dat de beginletters niet overeenkomen. Dat zorgt altijd weer voor verwarring en wat verbaasde gezichten als ik moet uitleggen waar die ‘L’ nou voor staat, terwijl ik mezelf als ‘Mark’ voorstel. 🙂
Overigens is dit wel lastig in voornamelijk Amerikaanse formulieren, waar gevraagd wordt om een ‘first’ en ‘middle name’: dan moet ik altijd een keuze maken: óf alleen mijn roepnaam, óf mijn paspoortnamen. Met weer als gevolg dat ik verkeerd word aangesproken of mijn naam ‘verkeerd’ wordt geschreven: ik schrijf zelf namelijk nóóit ‘M. Bruurmijn’.
Met al jouw naam-expertise: weet jij misschien of deze ‘niet-afgeleide roepnaam’ ook een bekend verschijnsel is, of tijdgebonden? Ik ken nog één iemand anders in dezelfde situatie: mijn broer. 🙂 Maar dat lijkt me niet echt een onafhankelijke waarneming. 😉
Groet,
Mark (“L.C.M.”; die laatste staat natuurlijk voor ‘Maria’)
Tijn Vellekoop zegt
Een Gouds apotheker had zes voornamen. Zijn verklaring: ‘Zodat mijn moeder er zeker van was dat de naam van de vader ook was vertegenwoordigd.’ Zou ook dat een aanwijzing kunnen zijn voor het gebruik van meerdere voornamen?
leo bijl (@LeoBijl) zegt
Is er ook een relatie tussen meernamigheid en soc.-econ. positie? Begint het ‘boven’ en sijpelt het door naar ‘beneden’ ? Imiteren de hogere lagen bijv. de adel? Net zoals het ‘vivre noblement’ dat in rijke koopmanskringen werd nagebootst door het bouwen van kasteel-achtige landhuizen.
Marc zegt
Ook ik heben maar een naam, Marc, maar heet voluit wél Marcus 😉
Jacco Vermeulen zegt
Ik Cornelis Jan Pieter ben vernoemd naar mijn vaders vader, moeders vader en moeders moeders vader. Maar roepnaam is Jacco, compleet anders. Mijn zus is vernoemd naar moeders moeder, vaders moeder en moeders moeders moeder maar ook haar roepnaam wijkt compleet af van al die namen. Geen idee waarom mijn moeders kant meer invloed had, wellicht omdat mjin overgrootmoeder van moeders kant toen nog leefde.
Mijn zus heeft haar twee kinderen anders behandeld. De eerste heeft maar één naam die gelijk ook roepnaam is. Bij de tweede is de eerste naam gelijk aan de roepnaam, de tweede naam is mijn moeders vader naam en derde is gebaseerd op de naam van de vader van mijn neefje.
Ik snap wel waarom ze dat gedaan heeft, het is onhandig als je roepnaam niks te maken heeft met je eerste naam.
Onze afkomst is Zeeuws ongelovig met een vleugje protestante invloed en mijn beide grootvaders waren arbeidersklasse. (Beiden werkzaam op de scheepswerf te Vlissingen.)
Toen mijn zus en ik geboren werden waren mijn ouders dat ook.
De term doopnaam bezorgde mij toen ik kind was verwarring want ik was (en ben) niet gedoopt.
Ik heb geen kinderen, maar ik zou gelijksoortig als mijn zus kiezen voor een unieke roepnaam gelijk aan de eerste naam en daarna twee namen met vernoemingen en desnoods een vierde als dat opportuun is.
Paul zegt
Ik heb 4 namen: bij de tweede en derde naam ben ik vernoemd naar beide grootvaders, bij de vierde naam naar mijn peetoom (de katholieke component) en als eerste naam heb ik mijn eigen naam gekregen; dát was (begin jaren zestig) modern, want eigenlijk had ik als oudste kleinkind rechtstreeks naar mijn grootvader genoemd moeten worden. Bij mijn zus werd dezelfde systematiek aangehouden, maar mijn broer heeft ‘maar’ 2 namen, omdat de namen van de grootouders al gebruikt waren.
Anja Geesink-Kuipers zegt
Ik ben niet katholiek en ik heb 2 namen, Anja en Gerda, deze laatste naam is de eerste naam van mijn moeder.
Anja is een samentrekking van delen van namen van mijn beide grootmoeders, Anna en Jantje.
Jantje was mijn grootmoeder van moeders kant, en zij was beledigd dat de andere grootmoeder eerst vernoemd was, het had volgens haar andersom gemoeten: Jaan. Gelukkig hebben mijn ouders zich daar niets van aangetrokken.
Steef Pas zegt
Ik (1937)heet Stephanus Nivardus (naar mijn heeroom) Nicolaas Cornelis (naar twee opa’s) Maria. Mogelijk ter compensatie van mijn korte achternaam: Pas
Maria Kranendonk zegt
Ja hoor ik kan dat bevestigen!
Mijn moeder – die uit 1916 was- heeft herhaaldelijk verteld waarom zij maar 1 voornaam had. Er moest bijbetaald worden en dat vond haar vader te gek! De overigen van de 6 kinderen van het (katholieke!) gezin hadden er allemaal meer.
Ikzelf ben van een katholiek gezin van 8 kinderen met allemaal 3 voornamen, waarvan 1 Maria was, ook bij alle jongens.
Het verhaal is dus heel herkenbaar!
Linda van Beilen zegt
Mijn ouders hebben ieder twee namen. Dit vonden zij voor hun kinderen overbodig omdat je de tweede naam eigenlijk niet gebruikt. Daarom kreeg ik (geboren 1970) 1 naam: Linda. Mijn zusjes na mij kregen er ieder ook 2.alleen letten mijn ouders niet zo goed op. Tweede dochter kreeg de naam “Laura” (vonden ze een mooie naam) en bij de derde dochter leek het ze leuk die ook een naam beginnend met “L” te geven. Gevolg op latere leeftijd was dat er met regelmaat onduidelijkheid was voor welke “L” de afschriften van de bank bedoeld waren. We hebben hier met moeite bij de bank wel wat creatieve oplossingen voor gevonden, maar handig was anders. Vandaar dat mijn kinderen meerdere namen hebben. Eerste naam = roepnaam, tweede (en derde) naam is vernoeming van de oma’s (eerste twee kinderen van mijn eerste echtgenoot, die geadopteerd was, dus zijn adoptief moeder vernoemd bij oudste, en bij tweede dochter mijn moeder en zijn bil-moeder vernoemd). Derder dochter van mijn tweede echtgenoot, in tweede en derde naam vernoemd naar zijn beide ouders).