Op donderdag 20 april (19-21u) organiseren de Vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie van de Universiteit Gent, de onderzoeksgroep MULTIPLES (Research Centre for Multilingual Practices and Language Learning in Society) en het tijdschrift ‘Over taal’ de studieavond ‘Welke (moeder)taal in de (multiculturele) klas?’
Actueler kan het thema niet zijn. Welke taal gebruiken we in de klas? Welke taal voor moedertaalsprekers van het ‘Nederlands’ of voor vreemdetaalleerders van het ‘Nederlands’? Jarenlang was er geen twijfel over het antwoord: ‘Standaardnederlands, natuurlijk!’. Anno 2017, en in een context van een multiculturele samenleving en van aandacht voor variëteiten van het ‘Nederlands’, is dat antwoord allicht aan herziening toe.
Verdere info in bijlage en op de website van de vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie.
Jos Van Hecke zegt
Het programma van deze thema-avond brengt alvast meer onduidelijkheid dan duidelijkheid. Er is een groot verschil tussen (gelijkwaardig) meertalige leerlingen – waarvan er bijzonder bitter weinig zijn omdat échte meertaligheid geen vanzelfsprekendheid en zeker geen fluitje van een cent maar een uniek en zeer uitzonderlijk, om niet te zeggen een elitair fenomeen is – en veeltalige klassen waarvan er almaar meer zijn en komen. Voor de eerste (leerling) maakt het in principe niet uit in welke van de door hem/haar gekende talen hij/zij onderwezen wordt. In het tweede geval heeft elke (volwaardig) ééntalige (moedertaal) leerling in principe maar één betrachting en één belang, zijnde onderwezen te worden in zijn of haar (moeder)taal. Mijns inziens is het totaal onmogelijk en zeker ondoenbaar om in één veeltalige klas aan elke leerling (degelijk) onderwijs te verstrekken in zijn/haar eigen (moeder)taal.
Derhalve zie ik maar twee oplossingen: ofwel wordt het onderwijs in Vlaanderen en Nederland verder aan elke leerling unisono in het Nederlands verstrekt (en worden anderstaligen extra ‘bijgespijkerd’ in de kennis van het Nederlands) ofwel wordt er in Nederland en Vlaanderen voorzien in apart onderwijs/klassen/leraren voor X soorten moedertaalsprekers in X aantal talen. Dit laatste is dan wel X maal de meerprijs voor (degelijk) ‘multicultureel’ onderwijs.
Een derde optie is om het hele onderwijs in Nederland en Vlaanderen ineens maar volledig in het Engels te laten verlopen waarmee iedereen dan aan dezelfde democratische meet en voor hetzelfde democratisch obstakel zou staan. Uiteraard zou men dan nog moeilijk kunnen spreken van een ‘multiculturele’ samenleving. In het leven en vooral in het samenleven moet men keuzes kunnen en durven maken. Dit komt niet toe aan (visionaire) taalgeleerden maar aan de politiek, aan de politici, aan de verkozenen des volks die verantwoordelijkheid dragen voor en ook verantwoording verschuldigd zijn aan het ‘volk’.
Men hoeft geen taalgeleerde te zijn om te weten dat er veel, zéér veel ‘variëteiten’ van het Nederlands bestaan en in omloop zijn, de ene al bekender dan de andere, de ene al meer dan de andere genietend van ‘aandacht’ of ‘aanzien’. Er kan echter – per definitie – maar één standaard Nederlands bestaan waaraan men (de hele Nederlandstalige gemeenschap) al dan niet waarde hecht, de nodige ‘aandacht’ schenkt en ook het gepaste ‘aanzien’ geeft. Ook dit is fundamenteel een kwestie van keuzes maken, niet door taalgeleerden maar door de politici, door de verkozenen des volks die verantwoordelijkheid dragen voor en ook verantwoording verschuldigd zijn aan het ‘volk’.
Het hedendaags geleuter over ‘aandacht voor variëteiten van het Nederlands’ (in het onderwijs) bestempel ik als tegelijk naast de taalpot én naast de onderwijspot pissen.