Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (116)
Het Nederlandse sonnet bestaat 452 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
Het wordt tijd dat ik iets beken over deze reeks. De afgelopen maanden heb ik een aantal gedichten gecensureerd. Ik had er wel iets over te zeggen, maar ik zei het niet omdat ik het sonnet onacceptabel vond, maar omdat de dichter iets deed waarvan ik dacht dat het zijn of haar gedicht onaanvaardbaar maakte.
Er stonden woorden midden in een zin met hoofdletters.
Dat mag niet: hè bah, woorden met hoofdletters! In proza kom je ze al nauwelijks meer tegen; ik heb zelfs het gevoel dat je zo ongeveer op de rand van een psychose moet verkeren om zoiets te zeggen als “’t was alles hoogste Werkelijkheid.”
Maar nu kan ik er niet meer om heen, want een taalgeschiedenis aan de hand van Nederlandse sonnetten moet natuurlijk J.A. Dèr Mouw aandoen:
En nu ‘k mijn mensenleed heb weggeschreid,
En weer, en weer, en weer – nu ‘leer ik rijzen
Uit slik van werelddwarrel met gepeizen’,
En ‘k zie, ’t was alles hoogste Werklijkheid.Zo wil ik dan, genezen voor altijd,
Mij zalig om mijn grootste droefheid prijzen,
Die aan ’t verganklijk Ik het Zelf kwam wijzen
In vergezicht op de een’ge Wezenheid.Geen stilte is zo diep, als die volgt op tranen;
En, weggevlucht voor lach, komt dichterbij
De schuwe wijsheid van vred’ge brahmanen:Schijnbaar gescheiden lijdt, die sloeg, in mij.
En ’t is, als hoorde ik Iets zichzelf vermanen:
‘Mijn liefde was ikzelf’. – Zo werd ik vrij.
Sommige woorden (Werklijkheid, Ik, Zelf, Wezenheid) zijn met een hoofdletter geschreven en andere (mensenleed, wijsheid, stilte, liefde) niet. Die laatste worden zijn natuurlijk ook abstract maar niet zo platonisch-abstract als de woorden die wél een hoofdletter krijgen.
Er verandert onherroepelijk iets als de de hoofd- in kleine letters verandert. Er gaat iets teloor aan de betekenis:
Die aan ’t verganklijk ik het zelf kwam wijzen
Wij, hier in onze 21e eeuw, hebben er ook nog wel gevoel voor, maar we willen het alleen niet meer over zulke dingen hebben. Mark Boog – de lievelingsdichter van dit blog – schreef ooit een ‘Encyclopedie van grote woorden‘, maar dat was provocerend bedoeld en hoe groot die woorden ook waren, met een hoofdletter schreef Boog ze niet.
Als een taalmiddel uit de gratie raakt, gaat er altijd iets verloren. We willen alleen nog over concrete dingen praten en schrijven, misschien is dat beter, show, don’t tell, misschien moeten gedichten alleen zingen. Maar dat betekent dat sommige dingen dus niet meer gezegd kunnen worden. Dat alles hoogste Werkelijkheid is, bijvoorbeeld.
Laat een reactie achter