Als u ’t geluk toelacht,
En gij niet hoeft te klagen,
Dan word gij hoog geacht
Van Vrienden, en van Magen*,
Maar zo dat* rad eens wendt,
En d’Hemel u verliende*
Het alderminst ellend’,
Adieu dan hulp van Vrienden.
Z’aanzien u met de nek,
En omgekeerde* ogen,
Wie heeft met uw gebrek*
Dan enig mededogen?
Niemand, elk vriend is vreemd*,
Zo haast* men maar wordt ziende*,
Dat rouw uw vreugd beneemt,
Adieu dan hulp van Vrienden.
Van die uw roem, uw eer,
U deugd, uw wetenschappen,
Verhieven eerst zo zeer,
Tot lofs verheven trappen
Word gij zo afgemaald*
Dat het nauw slimmer diende*,
Ach! als u voorspoed faalt*,
Adieu dan hulp van Vrienden.
Men vindt dan nauwelijks een;
Dus* is des noods bedroeven*
Allenig de toetsteen,
Om Vrienden op te proeven*,
Dan ziet men door die bril
Hoe zij haar vriendschap mienden:*
Ach! als ’t geluk niet wil,
Adieu dan hulp van Vrienden.
Dus ieder stel zijn staat,*
Zijn handel* en zijn leven,
Dat* hij na* Vrienden baat*
Geenszins behoeft te geven,*
Elk help zich zo hij mag,*
Dat ’s beter op het tiende:*
Want komt gij met beklag,
Adieu dan hulp van Vrienden.
Jan Janszoon Starter (1593-1626)
uit: Friesche lusthof (1621)
magen = familie, verwanten
zo dat = als het
verlienden = verleende
vreemd = vervreemd
zo haast = zodra
wordt ziende = inziet, bemerkt
afgemaald = afgeschilderd
nau slimmer diende = nauwelijks erger kon
faalt = ontbeekt
dus = daarom
des noods bedroeven = de droefenis van de nood
proeven = beproeven, testen
mienden = bedoelden
stel zijn staat = stelle zijn toestand
handel = daden
dat = zodanig dat
na = naar
baat = hulp
geven na = zich bekommeren om, rekenen op
zo hij mag = zo goed hij kan
beter op het tiende = tien keer zo goed
- Jan Janszoon Starter: wikipedia • dbnl • literatuurgeschiedenis
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter