Door Marc van Oostendorp
Als kind vond ik naslagwerken al het fijnst. Nooit ben ik gelukkiger geweest – nooit, in al die jaren niet, terwijl ik daarin toch af en toe ook heus gelukkig was – dan toen ik zomaar ineens voor mijn verjaardag een driedelige encyclopedie kreeg, helemaal voor mij alleen: al die kennis! Al die afbeeldingen! Allemaal op mijn boekenplank! Maar ook de Bosatlas koesterde ik, en het woordenboek.
Toen ik de Atlas van de Nederlandse taal in handen had, voelde ik me ineens weer kind. Wat werd ik jaloers – nog niet eens op het sterrenteam van auteurs, Mathilde Jansen, Fieke van der Gucht, Nicoline van der Sijs en Johan De Caluwé – als wel op de mensen die nog niet zo veel van onze taal weten en dit in handen krijgen.
In 60 hoofdstukken wordt de lezer kort en duidelijk ingeleid in van alles: de geschiedenis van de spelling, de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen, de talloze woorden die we aan andere talen hebben uitgeleend, de vraag wie bepaalt hoe je je kroost mag noemen, de Indo-Europese taalfamilie, taalverwerving door kinderen, het Poldernederlands. Het is een atlas, maar niet in de zin dat er alleen maar kaarten in staan: er zijn wel wat landkaarten, maar dat is niet de hoofdmoot. Wel zijn er heel veel illustraties, in een stijl waarvan je misschien moet houden (hiernaast staat een voorbeeld), maar die het boek in ieder geval enorm verlevendigen.
Als ik 17 was, had ik van dit boek gesmuld.
Een curieus aspect is dat er twee verschillende edities van dit werk worden uitgebracht: een voor Nederland en een voor Vlaanderen. Dat is natuurlijk op zich een veelzeggend teken hoe het ervoor staat met onze taal: zelfs een boek over de gezamelijke taal kan niet op dezelfde manier in twee landen worden verkocht. Heel veel hoofdstukjes gaan over dezelfde materie, maar zijn dan toch aangepast in stijl of woordkeus.
(Gek genoeg is dat dan weer niet helemaal consequent gebeurd. Zo vind ik het fonologische hoofdstuk in het Nederlandse boek nogal Vlaams, met relatief veel aandacht voor de Vlaamse dialecten en op niets af de mededeling ‘Italianen en Spanjaarden hoor je daarom bijvoorbeeld zeggen dat de ‘zom[ɛ]rs’ (en niet: ‘zom[ə]rs’) in België ‘w[ɪ]ss[ɛ]vall[ɪ]g’ (en niet: ‘w[ɪ]ss[ə]vall[ə]g’) zijn.’ In België? Bovendien wordt er volkomen vanzelfsprekend vanuit gegaan dat de stemhebbende en de stemloze g verschillende klanken zijn. Ik geef de laatste weken college fonologie in Nijmegen en zelfs daar hebben studenten moeite met dat idee.
Maar goed, dat zijn natuurlijk allemaal details, een kniesoor die erop let. Dit boek heeft, juist omdat het als een naslagwerk is, allerlei informatie die verder niet zo makkelijk in druk te vinden is (in het fonologie-hoofdstuk bijvoorbeeld een klinkerdriehoek en een fijne tabel met alle Nederlandse medeklinkers). Het is een rijkdom – fijn dat het er is. Nu nog een 17-jarige vinden om het aan te schenken.
Ludo Permentier zegt
“Bovendien wordt er volkomen vanzelfsprekend vanuit gegaan dat de stemhebbende en de stemloze g verschillende klanken zijn.” Hoor je dan geen verschil tussen de eerste en de tweede g als een Vlaming ‘genoeg’ zegt?
Marc van Oostendorp zegt
Ik wel, maar veel Nederlanders dus niet. Inclusief Limburgers die het verschil zelf wel maken. En ik zou daar als bewerker voor Nederland rekening mee hebben gehouden.
Ludo Permentier zegt
Er is dus wel degelijk een verschil, alleen spreken de meeste Nederlanders bijna altijd de stemloze variant uit.
Marc van Oostendorp zegt
Dat ontken ik dus niet, het gaat mij om het didactische aspect. Mijn ervaring is dat je dat aan Nederlanders eigenlijk altijd moet uitleggen.
Gerrit Berveling zegt
wat grappig! toen ik 17 was, leerde ik me juist verbazen over de verschillen tussen het vroegere Latijn van Catullus en het latere van Augustinus! helemaal verbaasd over flarden Middeleeuws Latijn die ik tegen kwam – en die ik in mijn eerste gedichtjes imiteerde!
Jona Lendering zegt
Ik ken nog steeds het lijstje A-Amor, Amos-Baat… van de twintig delen van de Winkler Prins Encylopedie. Elke Bos-atlas heb ik volgetekend met reizen die ik wilde maken.
De boekenliefde van sommige adolescenten zou een boek waard zijn.
Frans Daems zegt
Zowel principieel als praktisch vind ik het onbegrijpelijk dat er twee versies van de Atlas van de Nederlandse taal uitgebracht worden.
Hoewel er natuurlijk nationale verschillen bestaan (overigens ook regionale), zie ik niet in waarom er dan twee aparte boeken uitgebracht zouden dienen te worden. Waarom zou je als lezer niet in één enkel boek over het geheel mogen worden geïnformeerd?
En praktisch, moet je dan beide versies kopen als je het geheel wilt overzien? Of is het bestaan van twee versies vooral commercieel gedacht?
Jan Stroop zegt
Eens!
Walter Haeseryn zegt
Ik kan het alleen maar volmondig eens zijn met Frans Daems en Jan Stroop. Op de website van de NOS wordt een van de auteurs van de boeken geciteerd: “Het Belgisch Nederlands is volwassen geworden. Het Nederlands is een pluricentrische taal geworden en de atlas is daar een uitgroei van. Waarom zou droogkuis fout zijn en stomerij goed?”. Dat is allemaal waar, maar dat lijkt me nog geen valabel argument om twee aparte boeken te laten verschijnen. Het is een gemiste kans om Nederlanders en Vlamingen over en weer meer begrip van en waardering voor taalvariatie in noord en zuid bij te brengen. Heel erg jammer.
Liesbeth Lemmens zegt
Idem dito! Of zou ” het brede publiek” nu echt niets willen weten van de buren?
Ludo Permentier zegt
Mag ik dit even aanvullen ter nuancering? Van de 60 hoofdstukken zijn er 52 identiek, soms op de voorbeelden na (bv als opvallende plaatsnamen of persoonsnamen worden uitgelegd). Daarnaast is er in de Vlaamse editie meer aandacht voor de kwestie AN – NN/BN – tussentaal, in de Nederlandse komt Poldernederlands ter sprake. En sommige hoofdstukken over dialecten verschillen. Dus: moet je beide versies kopen? Nee, je koopt grotendeels tweemaal hetzelfde. Geeft deze ‘splitsing’ een signaal over de eenheid van het taalgebied? Daar zal ieder volgens zijn eigen opvattingen over oordelen. Je kunt het boek als een gemiste kans zien om die eenheid in het licht te zetten; je kunt het als een signaal zien dat het Nederlands in Vlaanderen een eigen ‘verhaal’ verdient.
HC zegt
Mooie nuance, Ludo, daar niet van, maar “grotendeels (…) hetzelfde” betekent dat ik de beide versies moet kopen als ik ook wil weten wat er in de andere uitgave staat over dingen die in ‘mijn’ versie ‘beknopter’, ‘summier’ of helemaal niet worden behandeld. Dat ‘men’ (uitgever, auteurs …) in mijn plaats wil bepalen dat ik maar geen interesse heb of hoef te hebben over een aantal specifieke aspecten van de taal in het Noorden, of de Nederlander geen boodschap zal hebben aan een grondiger kijk op de taal in het Zuiden, vind ik nogal kras. Natuurlijk verdient het Nederlands in Vlaanderen een eigen verhaal, maar dat verhaal moet niet alleen voor de Vlamingen worden verteld, en mijn interesse gaat ook zeer zeker uit naar het verhaal in het Noorden. Ik vind het dus eigenlijk meer een signaal van: ieder moet zijn eigen gang maar gaan, met wat aan de andere kant gebeurt hebben we niet veel te maken en/of het is onze zaak niet. Jammer!
rudyheijnen zegt
gezamenlijk