O, ‘t guitje in uw ziel is een oolijk guitje,
En danst soms in kleed van sleepend fluweel,
Met sierlijk beweeg, maar fiertjes de keel
In ‘t strotje rondend tot een bruusk geluidje,
Waar ‘k zoet van schrik, tot ik roep : „O, wat muit je,
Mijn Lief, toch zoo, of lief-welige veel,
Midden in diep-harmonieus gespeel,
Pots op ging kaboutren als hoog-klaar fluitje?”
O, ‘k heb u zoo lief, en ik weet het wel:
Zoo geeft ook een bronnetje, zacht-luid ruischend,
Melodische echo van ‘t zangerig spel
Der nimf, in ‘t diepste van ‘t watertje huizend, —
Op eenmaal een hoog-uitspringend toontje misschien,
Als een zij-straaltje valt op een steentje, ongezien.
Willem Kloos (1859-1938)
- Willem Kloos: wikipedia • dbnl • wat gedichten • nieuwe biografie
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter