Door Marc van Oostendorp
De genitief-s is al lange tijd op zijn retour in het Nederlands. We zeggen liever de stoel van mijn vader dan mijn vaders stoel en sowieso is die s eigenlijk alleen voorbehouden aan personen: mijn wagens wielen is raar. (Ik documenteerde hier en hier al andere problemen met deze vorm.)
Onlangs wees iemand me op nóg een eigenaardigheid. Wanneer je deze vorm in het meervoud gebruikt, schrijf je in de spelling een apostrof achter de slot-s:
- Mijn jongens’ fietsen
Je schrijft die apostrof, zeggen we dan, omdat je nu eenmaal een meervouds-s hebt en een genitief-s, en je die niet allebei kunt uitschrijven, want het Nederlands houdt niet van een dubbele s aan het eind. Je schrijft dus niet mijn jongens’s fietsen of mijn jongenss fietsen.
Het rare is nu dat meervouden die niet op een –s eindigen ook geen genitief vorm hebben. De volgende constructie zal nooit iemand zeggen en iedereen afkeuren:
- Mijn mannens fietsen
Het Taalportaal zegt dat daarom mijn jongens’ fietsen alleen schrijftaal is, en dat je eigenlijk alleen mijn jongens fietsen kunt bedoelen. Het is een beetje vreemd, dat geef ik toe, en als ik geen context heb zal ik mijn jongens fietsen ook wel als enkelvoud beschouwen, maar de meervoudige interpretatie is toch niet helemaal uitgesloten.
Weekheid
Mijn goede vriendin Roos de Bruyn (die bij de Taaladviesdienst van Onze Taal werkt, goeie mensen werken daar) gaf me bovendien het voorbeeld mijn ouders’ fietsen. Dat lijkt me ook in spreektaal bij voorkeur de interpretatie te hebben van ‘de damesfiets van mijn moeder en de herenfiets van mijn vader’ en níét ‘de twee fietsen van een van mijn ouders’. Dat komt natuurlijk doordat ouders meestal in het meervoud staat en je tegen een enkele ouder meestal ‘vader’ of ‘moeder’ zegt, maar het laat ook zien dat de constructie met het meervoud kennelijk wel kan.
Als dat meervoud maar wel op –s eindigt, want ook een woord met een enkelvoudige betekenis en een meervoudige vorm op –en kan niet met de genitief samengaan: mijn hersenens weekheid klinkt raar.
Lucas zegt
In spreektaal en soms in schrijftaal zie ik vaak dat dit wordt opgelost door een bezittelijk voornaamwoord: mijn ouders hun fietsen. En niet alleen als de genitieff-s niet kan: mijn broer z’n fiets.
Ik heb niet het idee dat in spreektaal veel mensen iets zeggen als ‘mijn ouders’ fietsen’. Dat lijkt me projectie van schrijftaal.
Peter Wouters zegt
Naar aanleiding van uw verwijzing naar “Speurtocht: de oudste naam der koning!” en de reacties daarop vraag ik mij af of “der” niet bepaald is door de pluralis majestatis van het begrip Koning.
Marc van Oostendorp zegt
Projectie van schrijftaal is natuurlijk óók nog steeds taal. Het punt is dat er een intuïtief verschil is tussen ‘mijn ouders’ fietsen’ en ‘mijn hersenens weekheid’ dat verklaring behoeft.
Over een interessante draai aan die ‘hun/z’n’-constructie in het Twents heb ik ook weleens geschreven.