Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (153)
Het Nederlandse sonnet bestaat 452 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
In de decembermaand houdt Neerlandistiek een crowdfunding-actie. Lees je graag Neerlandistiek? Help ons een hartewens van onze hoofdredacteur te verwerkelijken.
Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht,
die aan de tralies van den al-dag rukt;
weest om uw tijdlijk lot geenszins bedrukt,
al zijn de kluisters hard, de muren hecht.Want in den aanvang werd het u voor-zegd,
dat het aan enkelen steeds is gelukt
het juk te breken, dat hun schouders drukt,
laat dus niet af maar vecht en vecht en vecht.Breekt uit en blaast de doove sintels aan,
die zijn verdoken onder ’t rookend puin;
vaart stormgelijk over den lagen tuin,die Holland heet; slaat doodlijk toe en snel,
opdat het kwaad schrikk’lijk zal ondergaan,
o hart, mijn hart, o bloedroode rebel.(Jan Campert)
Wat is het nut van literaire tradities? Er is geen sterker pleidooi denkbaar dan dit beroemde sonnet van Jan Campert.
Het is een gedicht dat zich uitspreekt tegen kerkering en knechting, dat vol overtuiging zegt dat het juk gebroken moet worden, en uitgebroken. En dat dit alles doet in de klassiekste vorm die we hebben – een vorm die toen dit gedicht geschreven werd al zeker tweehonderd jaar af en toe verafschuwd werd omdat het een knechtende kerker was, een juk waar je uit moest breken.
Klankrijk
Dat waren praatjes van mensen die het te gemakkelijk hadden. Zoals onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog teruggrepen op de klassieke literatuur om niet ten onder te gaan in de barbarij, zo grepen sommige dichters juist terug op de klassieke vormen. (Het is zo bezien niet zó vreemd dat een van hen, Bertus Aafjes, na de oorlog vond dat met de experimentele poëzie ‘de ss de poëzie binnen kwam marcheren’.)
Het rebelse hart moest wel regelmatig blijven kloppen, het moest laten zien dat het zelf de échte traditie van Europa vertegenwoordigde, de traditie van humanisme waar nu misschien ‘rokend puin’ op lag, maar waarvan het hart toch bleef kloppen.
Rebel, mijn hart is bovendien ook nog eens een heel klankrijk gedicht, met alliteraties (gekerkerd en geknecht, breekt uit en blaas) en binnenrijm (het juk te breken, dat hun schouders drukt), maar dat werkt allemaal niet lieflijk, maar opwekkend.
Urgentie
Het belangrijkste stijlmiddel om onrust uit te drukken is echter de herhaling: vecht en vecht en vecht, o hart, mijn hart. Je zou logisch en vanachter je studeerkamertafel kunnen denken dat herhaling saaiheid genereert, maar zo werkt het volgens mij zelden. Ik denk dat het komt doordat het een versnelling in het ritme geeft: je leest het automatisch sneller. Bovendien associeren we herhaling nu eenmaal met urgentie.
Als iemand een woord in het dagelijks leven herhaalt en ‘vecht en vecht en vecht’ zegt, dan wil hij ook echt vechten. En hoe gestileerd een sonnet ook kan zijn, de spreektaalmanieren barsten er toch doorheen.
Wouter Steenbeek zegt
De opmerking van Aafjes is wel ironisch als je bedenkt wat een hekel de nazi’s aan moderne kunst hadden. En niet alleen dat: ze deden ook moeite om juist de traditionele kunstwaarden in ere te houden. Ik denk dat Bertus Aafjes flink ruzie had kunnen krijgen met Theodor W. Adorno, voor wie het loslaten van vormschema’s vrijwel gelijkstond aan vooruitgang…
Frans Woortmeijer zegt
Beste Marc,
Met veel plezier heb ik de meeste van de eerste 153 sonnetten die je gepubliceerd hebt in de serie “Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten” gelezen. Prachtig te zien hoe de meest gebruikte versvorm in Nederland zich in een paar honderd jaar ontwikkeld heeft. Nu we in de laatste vijftig jaar zijn aangekomen, ben ik benieuwd welke keuzes je maakt voor de resterende 50 sonnetten, en of je ook er voor kiest om light verse op te nemen, de populaire poëzievorm waarin ambachtelijkheid aan humor wordt gepaard, door de navolgers van Drs P.
Ook wil ik je wijzen op mijn twee websites over versvormen in gebonden poëzie: versvormen (https://sites.google.com/site/versvormen/) en sonnetvormen (https://sites.google.com/site/versvormensonnetten/). Zij worden met name door light verse dichters met enige regelmaat geraadpleegd. Misschien aardig hier eens aandacht aan te besteden in Neerlandistiek.
Marc van Oostendorp zegt
Dank je wel! De laatste 14 worden hopelijk gevuld door dichters met nieuwe gedichten, die ze met onze crowdfunding kunnen schrijven. Daarvoor wil ik zeker ook een keer aandacht besteden aan het fenomeen ‘light verse’ en de vele experimentele vormen die het sonnet in ‘jullie’ kringen heeft gekregen. Ik zal daarbij zeker ook gebruik maken van je site.
DirkJan zegt
Spelen bij de komende, recentere keuzes ook nog de auteursrechten een rol, bij gedichten die korter dan zeventig jaar geleden zijn gepubliceerd en waar dan toestemming voor nodig is?
Een andere vraag die ik heb is dat ik bij een sonnet naast de vaste rijmvorm ook altijd gelijk moet denken aan de inhoudelijke vergelijking of wending die wordt gemaakt. Kun je een gedicht dat niet vormvast volgens de sonnetregels is gecomponeerd nog een sonnet noemen als er wel sprake is van een vergelijking? Wellicht komt dat de komende tijd nog aan de orde.
eggels zegt
Na mijn sonnet schreef ik over experimentele vormen: In: Passionate: Eindrijm leest als een kasteelroman. Over de toekomst van de poezie. 2000. Was te vroeg, geloof ik, als ik de sonnettenpolitie mag geloven.
http://www.eggels.com/publicaties/eindrijm.pdf
Na-apen mag. Hoef niet geciteerd te worden,…
Willem Kranendonk zegt
“… binnenruim (het juk te breken, dat hun schouders drukt)”: bedoeld is ‘binnenrijm’?