Door Jos Joosten
Hoe je blik met je aan de haal gaat.
Als student werkte ik bij Albert Heijn. In die tijd – om precies te zijn in 1987 – vierde het bedrijf zijn 100-jarig bestaan. De directie had ter viering (werkelijk) een prachtplan opgevat. Het bedrijf zocht 25 Nederlandse beeldend kunstenaars aan die elk vier werken maakten voor AH. 100 in totaal, voor elk jubileumjaar één. Het voltallige personeel kreeg een fraaie catalogus met al deze kunstwerken en mocht er vervolgens één uitkiezen.
Mijn keus was snel gemaakt. Ook Lucebert nam deel en mijn oog viel acuut op een litho met in het midden een zelfportret als jonge dichter in een spiegel. Het hangt al weer vele jaren tamelijk onopgemerkt bij ons in de gang. Na alle recente nieuws keek ik er vanochtend vroeg plotseling weer eens wat langer naar.
Het leverde prompt een bizarre associatie op.
Dit deed me ineens toch wel heel erg denken aan de omslagtekening van een wel zeer – to say the least – curieuze poëziebloemlezing. Een plaatje dat ik als illustratie gebruikte bij een lemma over die bundel in ons boek De Leeslijst. Het gaat om Gelaat der dichters van Henri Bruning, een in 1944 verschenen verzameling ‘Revolutionaire Poëzie’. In De Leeslijst vatte ik het drie jaar geleden aldus bondig samen: ‘Dit is in alle objectiviteit een ‘foute’ bundel te noemen: de twaalf in 1945 nog levende Nederlandse contribuanten waren na de oorlog bij elkaar goed voor 90 jaar schrijfverbod, opgelegd door de Eereraad voor de Letterkunde. Georges Kettman, Steven Barends, Ernst Michel en Gerard Wijdeveld kregen het maximum van tien jaar publicatieverbod.’
Het is, denk ik, totaal uitgesloten dat (de jonge) Lucebert deze bloemlezing kende, laat staan dat hij er meer dan veertig jaar later aan zou refereren. Opmerkelijk zou je kunnen noemen dat de litho uit ’87 als titel ‘De avonturen van Piet de Smeerpoets’ kreeg. Ik geloof niettemin niet in een bewuste (verhulde) verwijzing van Lucebert.
Of beter: ik weet het niet. De gelijkenis springt toch in het oog. Of moet ik gewoon zeggen: in mijn oog?
Peter-Arno Coppen zegt
Er zit natuurlijk wel de helft van deze tekening in. Dat is in elk geval wel bewust, getuige de titel (‘Piet de Smeerpoets’ is de vertaling van het Duitse ‘Struwwelpeter’),
Wouter van der Land zegt
Als je toch bezig bent: op de panden van opdrachtgever Albert Heijn staan in grote lichtbakletters de initialen van Adolf Hitler. Dat was mogelijk de trigger waardoor Lucebert zich met Piet de Smeerpoets associeerde, een spreekwoordelijke jeugdzondaar. Bedenk ook dat Heinrich Hoffmann, de auteur van Struwwelpeter, een naamgenoot is van de huisfotograaf van Hitler. En een foto is in feite een spiegelbeeld.
Dat zou kunnen betekenen dat Wim Hazeu gelijk heeft en dat hij er inderdaad onder de oppervlakte steeds mee bezig was. Een systematisch onderzoek van Luceberts werk zou dat aannemelijk kunnen maken.
Jos Houtsma zegt
Nou, nou, ik zou zeggen (tegen een aspirant onderzoeker) ga eerst maar eens na of je die bloemlezing met Lucebert in verband kunt brengen. Als niet, dan heb je eigenlijk niets.