Door Marten van der Meulen
Gisteren stond er op Neerlandistiek.nl een interessant stuk van Marc van Oostendorp over een tweet van Geert Wilders, waarin deze het woord ‘difficulteren’ gebruikte. Van Oostendorp ontkracht een aantal misverstanden rond dit werkwoord. Zo is het waarschijnlijk niet afkomstig uit het Engels, want het werd al gebruikt in een tijd waarin de invloed van het Engels klein was. Daarnaast is het aantoonbaar géén neologisme dat door Ruud Lubbers is geïntroduceerd. Deze observaties zijn op zich al geweldig: ze laten zien hoe (taal)mythes blijven rondzingen, en hoe snel er naar Engelse invloed wordt verwezen, ook als dat onterecht is. Maar het boeiendste staat in de slotalinea van het stuk:
Wel is het een taalkundige aanwijzing dat Geert Wilders diep ingebed zit in een eeuwenlange traditie van bestuur en politiek, die de rest van het volk maar niet heeft weten te bereiken.
Eerder noemt Van Oostendorp dit ook al: het woord difficulteren wordt al lang gebruikt in de politiek, maar komt daarbuiten niet voor. Dat is toetsbaar: we hebben grote collecties taalgebruik van binnen en buiten de politiek tot onze beschikking. Hierbij dus een taalkundige fact check: wordt het werkwoord dfficulteren inderdaad uitsluitend in de politiek gebruikt?
Corpusonderzoek
Een vraag als deze valt methodologisch gezien binnen de corpustaalkunde. Dat is een veld binnen de taalwetenschap waarin onderzoek wordt gedaan op basis van verzamelingen taal. Die verzamelingen kunnen allerlei taalvarianten omvatten: gesproken of geschreven, uit kranten of dagboeken, informeel of formeel etc. Zie hier of hier voor meer uitleg over corpustaalkunde. Voor het Nederlands zijn er al flink wat corpora beschikbaar. Van bijzonder belang in eerste instantie is Staten Generaal Digitaal. Dit corpus, dat beschikbaar is binnen Nederlab, bevat alle Kamerverslagen, Kamerstukken en Kamervragen van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer voor de periode 1814-2014. Een schitterende verzameling teksten om te kijken naar het gebruik van een woord binnen de politiek.
Difficulteren in de politiek
Allereerst is het natuurlijk zo dat dit corpus niet alle politieke taal van Nederland omvat. De tweet van Wilders zou er bijvoorbeeld niet instaan. Toch kan deze verzameling volgens mij een mooi antwoord geven op de vraag of dit woord voorkomt in de politiek of niet. Het antwoord daarop is ja, enigszins. Het lemma difficulteren (dus alle vormen van dat werkwoord) komt sinds 1814 namelijk slechts 84 keer voor. Op bijna 900 miljoen woorden is dat bepaald marginaal te noemen. Lubbers heeft het woord in de Kamer nooit gebruikt, anderen deden dat wel. Er lijkt een toename te zijn van het gebruik van het woord sinds de jaren ’90: 23 van de voorkomens worden in sindsdien gevonden. De ‘piek’ zit in 2014, als het woord 4 keer wordt gebruikt.
Er is een duidelijke voorkeur voor de infinitief en het voltooid deelwoord: die komen respectievelijk 35 en 36 keer voor. Als vervoegd werkwoord komt slechts de derde persoon enkelvoud voor: difficulteerde (8 keer) en difficulteert (5 keer). Ik weet niet in hoeverre dit typisch is voor Nederlandse werkwoorden, maar het lijkt mij ongebruikelijk dat een infinitief vaker voorkomt dan de vervoegde vormen. Sowieso weten we dat werkwoordsvormen zeker niet allemaal even vaak voorkomen (zie bijvoorbeeld hier).
Difficulteren in andere corpora
Om te kijken of difficulteren ook buiten de politiek wordt gebruikt zijn er verschillende corpora beschikbaar. Die bevestigen in eerste instantie wat Marc stelt: het komt niet voor. Niet in het Corpus Gesproken Nederlands, niet in het Corpus Hedendaags Nederlands, niet in het Brieven als Buit Corpus. In Sonar komt het twee keer voor, in tweets die beiden met politiek te maken hebben. In de corpora van Nederlab komt het echter wél voor: 1337 keer maar liefst. 1058 hits daarvan vallen binnen het genre ‘politiek’. Dat laat toch zien dat het woord een aantal keer voorkomt buiten de politiek. Deze voorkomens lijken zich echter te beperken tot het Early Dutch Books Online (EDBO) corpus, een verzameling teksten uit de periode 1781-1800. De voorkomens in die teksten zijn deels politiek, maar bevinden zich ook in andere genres, zoals de rechtswetenschap en andere wat formelere non-fictieteksten.
Er zijn drie laatste manieren om het woord te zoeken, en die hebben allemaal met internet te maken. Allereerst kun je simpelweg googlen. Dat levert meer dan 3500 hits op: teveel om nu te analyseren. Een snelle blik lijkt er wel op te wijzen dat het woord vooral in politieke context wordt gebruikt. Vervolgens kunnen we op Twitter zoeken. Het woord difficulteren (dus niet het lemma) komt 99 keer voor; difficulteert komt 14 keer voor. Gedifficulteerd en difficulteerde komen niet voor. Op dit totaal van 113 voorkomen staan er 17 in relatie tot de tweet van Wilders. De andere voorkomens lijken (waar dat herleidbaar is) allemaal betrekking te hebben tot een politiek onderwerp. Ten slotte kunnen we nog één ander corpus bekijken: het Corpus of the Web (COW). Dat bevat een grote verzameling online beschikbare teksten. Het is met 7 miljard woorden behoorlijk fors, maar overzichtelijker dan het hele internet. COW sluit aan bij de eerdere corpora: het woord difficulteren komt 21 keer voor, waarvan 18 keer in politieke context (en drie keer op de site van Onze Taal). De andere vormen komen nog minder vaak voor: difficulteert één keer, difficulteerde drie keer, difficulteerden één keer, en gedifficulteerd ook éen keer.
Conclusie
In dit geval bevestigt corpusonderzoek het vermoeden van Marc van Oostendorp: het lemma difficulteren lijkt de laatste 200 jaar vrijwel uitsluitend te worden gebruikt in politieke context. Zeker weten doen we het niet: de data uit EDBO suggereert dat het ook in andere formelere of wetenschappelijke teksten gebruikelijk was. Dit laat zien hoe interessant en belangrijk het is om dit soort vermoedens te toetsen: er is altijd meer over een woord te zeggen. Bovendien kunnen intuïties fout zijn, door bijvoorbeeld de recency illusion, de frequency illusion en andere cognitieve biases. Maar nu difficulteer ik de zaak misschien te veel, dat komt een andere keer wel.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Marten van der Meulen.
Jos Van Hecke zegt
Wie of welke sociale groepen in welk verband en in welke mate of om welke redenen exotische woorden als ‘difficulteren’ (= bemoeilijken) en uiteraard dan ook ‘faciliteren’ (= vergemakkelijken) gebruiken interesseert mij als gewone taalgebruiker (van het Nederlands) helemaal niet. Het is natuurlijk mogelijk dat taalwetenschappers / neerlandici dat wel zeer interessant en belangrijk vinden maar ik dus alvast niet. Misschien zijn er ergens wel mensen die taal exoten zoals ‘penseren’ of ‘cogiteren’ boven gewoon ‘denken’ ‘prefereren’ (= verkiezen)? Wat ik persoonlijk wél interessant en belangrijk vind is het meer algemene sociologische taalverschijnsel dat de eigen, oorspronkelijke woordenschat van het Nederlands – en dus de kern en het hart van de Nederlandse taal – in alle sociale lagen meer en meer onder druk komt te staan en zelfs (onnodig) verdrongen wordt door woorden of verbasterde woorden uit andere talen, vroeger eerder uit het Frans (zoals wellicht ook ‘difficulteren’ en ‘faciliteren’) maar thans vooral en overheersend uit het Engels. Men kan dit uiteraard zien als een natuurlijk / sociologisch proces van taalevolutie maar juist daarom vind ik het belangrijk dat daar – vooral door neerlandici of door hen die de toestand en de status van de Nederlandse taal ter harte willen nemen – ernstig over nagedacht wordt, m.a.w. nadenken of er wel dan niet nood is aan een taalbeleid die deze evolutie in de gepaste / gewenste banen leidt of begeleidt.
msvandermeulen zegt
“het meer algemene sociologische taalverschijnsel dat de eigen, oorspronkelijke woordenschat van het Nederlands (…) in alle sociale lagen meer en meer onder druk komt te staan en zelfs (onnodig) verdrongen wordt door woorden of verbasterde woorden uit andere talen”. Dit wordt gepresenteerd als voldongen feit, maar er is geen enkel bewijs voor. Pure speculatie, gevoed door die cognitieve biases waar ik het al over had. Zie bv. artikeltje van Van der Sijs hieronder. Ironisch genoeg zou dit artikel je juist moeten interesseren, omdat mijn punt is dat je aannames moet toetsen. Dat heb je duidelijk niet begrepen.
https://pure.knaw.nl/ws/files/459248/2012_leenwoordtelling_in_Onze_Taal.pdf.
Jos Van Hecke zegt
Ik had het artikeltje in ‘onze taal’ nog niet gelezen maar nu dus wel. Het besluit van het artikeltje – na het nauwgezet tellen van het gebruik van ‘vreemde’ woorden en uitdrukkingen in enkele bronnen – luidt: het valt allemaal nog best mee en doorgaans waait het vanzelf wel over. Ik ben geen wetenschapper en geen onderzoeker maar ik vermoed dat deze eenvoudige ’telling’ en dit al even eenvoudige besluit niet volstaat om een volledig beeld te krijgen van de ontwikkelingen die zich in en in het gebruik en de status de Nederlandse taal voordoen. Als – en ik zeg wel als – men enig belang wil hechten aan het voeren van een taalbeleid m.b.t. het gebruik en de status van de Nederlandse taal dan zal er méér nodig zijn dan ‘woordjes tellen’. Ik geef hier enkele voorbeelden en aanzetten onder de vorm van – in mijn ogen – belangrijke maatschappelijke ‘vragen’: wat is (nog) de betekenis en de zin van het in stand houden, ontwikkelen en bevorderen van het gebruik van een (uiteraard genormeerde) standaard (schrijf/spreek)taal? Wat is (nog) de zin, de rol en de taak van een landen overkoepelende gemeenschappelijke taal ondersteunende organisatie zoals de ‘Nederlandse Taalunie’? Is er nood aan een weldoordacht en weloverwogen taalbeleid in het onderwijs en in het bijzonder in het hoger onderwijs en – bijkomend – op het vlak van wetenschappelijk onderzoek, technologische ontwikkelingen en toepassingen? Is er nood aan een even weldoordacht en weloverwogen taalbeleid in de media en in de openbare communicatiekanalen in het algemeen? En ten slotte maar op deze webplaats niet in het minst deze vraag: wat is (nog) de zin, de maatschappelijk-culturele taak, de opdracht, het maatschappelijk-cultureel doel en de toekomst van een academische opleiding tot ‘neerlandicus’ of – meer algemeen – tot ‘onderwijzer/onderwijzeres Nederlands’?
ik zou willen eindigen met een (aangepast) zinnetje – in vraagvorm – uit voornoemd artikeltje : wordt het geen tijd voor een kleine (niet statistische) denk ‘exercitie’ (= denkoefening)?