Uit Tot iemand eindelijk, de debuutbundel van Moya De Feyter.
In een poging de krantenkoppen te halen
de mooi oud geworden man trekt zijn broek op alsof
het een staatszaak is, zegt dat ik niet bang moet zijn
want de dagen komen een per een, zelfs als een stoel
een tafel wordt zal dat langzaam gaan
en wie zich te jong vindt voor het leven
is al te oud om er niet mee door te gaan
de man werkt aan een puzzel van duizend stukjes
zoals de meeste mensen gebruikt hij
het leven om tijd in spullen om te zetten
hij gaat daarna min of meer tevreden dood
toen zijn dagen als dominoblokjes tegen de aarde gingen
heb ik zijn lichaam op tafel gelegd, er bloemen ingestoken
de bloemen er weer uitgehaald, zijn huid werd
doorschijnend, zijn ogen zwart
omdat er elke twee minuten iets ontstaat
dat het lichaam van de man met mij verbindt
hang ik kleurloze vlaggen op, ze kunnen nog
niet wapperen maar er zijn zomers onderweg
hoe hij het ook hield het laatste stukje paste niet
Moya De Feyter (1993)
uit: Tot iemand eindelijk (2018)
———————————–
- Moya De Feyter: vrijdag • youtube • interview • voorproefje bundel
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter