Door Marc van Oostendorp
Het is maar goed dat Neerlandistiek een blog is, zo kan ik jullie tenminste in real time op de hoogte houden van de nieuwste voortschrijdingen in mijn inzicht. Ik had het stukje van gisteren nog niet geschreven, of er diende zich alweer een nieuw artikel aan, dat een nieuw licht wierp op de zaak. En wel een Frans licht.
Waar komen taalnormen vandaan? Een wat simpele versie zegt: van de machthebbers. Dat het standaard-Nederlands meer lijkt op Hollands dan op Limburgs komt doordat Holland al eeuwen lang een politiek-cultureel centrum van de Lage Landen is. “Netjes praten” is praten als de baas.
Gisteren besprak ik een artikel waaruit al bleek dat het iets ingewikkelder is. Zo’n norm kan oorspronkelijk van hogerhand komen, maar op zeker moment kan hij in handen vallen van wat Geoff Nunberg treffend pedanten noemt. Dat zijn mensen die helemaal niet zelf per se macht hebben, maar wel kennis hebben van hoe het bijvoorbeeld ‘vroeger’ was (dus hoe de rijken van vroeger het wilden) en die nu iedereen lastig beginnen te vallen die zich daar niet aan houdt. Met als gevolg dat taaladviesboeken adviseren om niet te doen wat die betweters afkeuren.
Maitresse
In Language Policy blijkt nu een nieuw artikel <€> te staan dat een interessant Frans geval bespreekt.
Frankrijk is van oudsher het paradijs voor wie van taalnormen houdt. Je hebt daar immers de Académie française, zo’n eerbiedwaardig instituut dat de taal bewaakt! En alle Fransen luisteren daar dan naar! Waar wij Nederlanders de hele tijd de spelling veranderen, schrijven ze in Frankrijk nog hetzelfde als Molière! Zodat ze Molière nog kunnen lezen! Wat ze dan ook van de banlieues tot de campagne ijverig doen!
Iedere taalmopperaar streeft ernaar om te leven als een prescriptivist in Frankrijk.
Helaas heeft de Franse regering, na advies van de Académie, een paar jaar geleden een spellingverandering doorgevoerd. Een van de belangrijkste punten was: het accent circonflexe wordt niet langer geschreven als het niet nodig is om homoniemen te onderscheiden. Maîtresse wordt dus maitresse (maar mûr blijft mûr omdat mur al bestaat).
Parijs
Hoewel de molens van de Académie langzaam draaien en dit dus al decennia geleden bedacht is, leverde het besluit in 2016 enorm kabaal op toen er een tv-programma aan gewijd werd. De onderzoekers onderzochten dat kabaal op Twitter, waar al snel een hashtag #jesuiscirconflexe begon te circuleren, want niet iedereen kan de gevoeligheid opbrengen om te begrijpen dat het afschaffen van een dakje misschien iets anders is dan het koelbloedig vermoorden van een groep journalisten.
Een interessant aspect was nu dat de mopperaars zich tegen de Académie française keerden. Het volk pikte het niet meer dat de hoger geplaatsten aan de touwtjes trok, als met die touwtjes de koers werd gewijzigd. De burgers wilden de huidige elite niet meer, ze wilden de elite van vroeger, en ze zagen zichzelf als de voortzetters van die elite. Je zou kunnen zeggen dat de eeuwenlange indoctrinatie heeft gewerkt. Die vertelde het volk dat het Frans van Parijs beter was – niet omdat Parijs nu eenmaal zo’n machtige stad was, maar omdat men in Parijs pas echt wist hoe het hoorde. Op een bepaald moment kan zelfs Parijs dan niets meer in het in de hoofden geplante idee veranderen.
Kunstmatig leven
Je ziet het in ons taalgebied ook wel – en dan vooral in Vlaanderen, waar de taalcultuur altijd al Franser is geweest dan in Nederland. Ik volg Ruud Hendrickx, die onder andere taaladviseur is van de VRT en de Vlaamse hoofdredacteur van Van Dale, al jarenlang op Facebook en op Twitter en ook hij komt regelmatig in aanvaring met mensen die hem verwijten dat hij geen ruggengraat heeft en zomaar alles goedkeurt. En dat enkel omdat hij niet de voorkeur van die mensen propageert. Hij moet strenger zijn, zeggen zij, maar daarbij bedoelen ze: niet strenger tegen hen, maar strenger tegen anderen. Hij moet hen niet komen vertellen hoe het moet, want dat weten ze al. Tegen anderen, die niet de regel toepassen zoals zij denken hem op school te hebben geleerd moet daarentegen worden opgetreden.
De norm is misschien ooit van bovenaf aan de lagere klassen opgelegd of opgedrongen, maar is een Frankenstein geworden: een van oorsprong kunstmatig leven dat door niemand meer gestopt kan worden. Ook niet door zijn makers.
Het is iets dat geloof ik een beetje ondergewaardeerd is in de wetenschap. De handboeken gaven wel toe dat de taalnorm werd gezien als iets dat dat buiten alle menselijke verhoudingen stond, maar dat zagen die handboeken als een ideologisch misverstand, misschien zelfs wel moedwillig opgelegd. De werkelijkheid onder dat misverstand was dat de taalnorm altijd te maken heeft met machtsverhoudingen. Maar in taalzaken kan – zoals dat vaker gaat in het menselijk leven – een misverstand uiteindelijk de werkelijkheid gaan bepalen. Het idee dat de taalnorm buiten de mensen staat kan door die mensen zelf tot waarheid worden gemaakt.
Marcel Plaatsman zegt
Maar is dit werkelijk iets van “tegenwoordig”, of was het vroeger eigenlijk ook al zo? Toen de Nederlandse spelling van “zoo” naar “zo” ging was daar ook het nodige om te doen. En de voorstellen van Kollewijn gingen eigenlijk veel verder, maar daar wilde buiten Zuid-Afrika en de toen nog niet geboren kritiese burgers uit de jaren 80 niemand aan. Ik zou zeggen dat ook dat conservatisme van alle tijden is. Mensen willen niet graag opgeven wat ze ooit als kind met veel moeite hebben geleerd.
In het geval van het Frans, ook ik vind het er zonder die dakjes toch maar gehavend uitzien. Het zijn malle dingen natuurlijk, die dakjes, en dan ben ik nog iemand die de etymologische info nog wel waarderen kan; maar hoe mal ook, ik heb ze ooit zo moeten leren en heb dus met enige moeite het inzicht verworven dat Franse woorden zónder dakjes kaal zijn. Het nieuwe inzicht dat ze nu mét veels te tierelantijnderig zijn, en dus fout, conflicteert daar natuurlijk mee. En ik vind dat niet eens heel onhebbelijk, pedant of anit-elitair van mezelf.
Henk zegt
Dat taal- en spellingsvoorschriften vaak in leven worden gehouden door ‘pedanten’, dat herken ik. Dat er conservatieve, verkeerd begrepen en nauwelijks meer functionerende versies van die voorschriften blijven rouleren, dat herken ik zeker ook.
Maar ik denk dat er bij de ‘pedanten’ nog iets meespeelt, namelijk behoefte aan het beperken van variatie. Ze hebben een afkeer van mogelijkheden om iets op twee manieren te kunnen zeggen. Dat staat los van het willen handhaven van (vermeende) voorschriften uit het verleden. Zelfs als een voorschrift om te snijden in een aantal varianten overduidelijk nieuw is, is er bij ‘pedanten’ steun voor.
Ik had dat eerder moeten beseffen. Ik ken natuurlijk het principe van Von Humboldt. En ik hoor jaar op jaar vragen van studenten die willen weten welk van twee synoniemen of twee dialectvormen ‘juist’ is. Een deel van de mensen wil blijkbaar dolgraag dat een ander hun keuzevrijheid beperkt, hoe dan ook maar. En toch zag ik het heel lang niet.
Toen de Fryske Akademy een paar jaar geleden besloot het veel minder gestandaardiseerde Fries een nieuwe norm te geven, begon het te dagen. In de praktijk komen in de Friese spreektaal en in de schrijftaal allerlei dialectische varianten voor: ‘witte’-‘wite’ (weten), ‘romte’-‘rûmte’ (ruimte), ‘ljedder’-‘leider’ (ladder), noem maar op. Voor het vaststellen van de nieuwe norm werd gemeten welke vorm het meest in een corpus voorkwam. Die werd dan als standaardvorm bestempeld. Dat alternatieven soms ook gebruikelijk waren, maar niet iets minder, deed er niet toe, die werden niet-standaard. Daar was verzet tegen, onder anderen van mij. De universitaire frisisten moesten er ook niet veel van weten. Maar in kringen van taalbewegers was juist veel enthousiasten.
Die enthousiasten zijn typisch van die ‘pedanten’, mensen die boze reacties schrijven als iemand zich niet houdt aan een echt of vermeend taal- of spellingsvoorschrift. De nieuwe norm was ook voor die mensen nieuw, ze kenden hem niet. Toch omarmden ze hem, omdat ie de variatie beperkte, keuzeruimte of keuzedwang wegnam, een knoop doorhakte.
Het plan om de standaardvormen verplicht te stellen in het onderwijs en in de ambtenarij is gelukkig (vind ik) al snel vervallen, maar cursusorganisatie Afûk volgt de nieuwe norm wel in het nieuwe leermateriaal. Ook zijn uitsluitend de uitgekozen vormen opgenomen in de Friese tegenhanger van het Groene Boekje, die eerst Standertwurdlist zou gaan heten en – als toegeving aan het protest – nu Foarkarswurdlist heet. Dat betekent dat het opzoeken van de schrijfwijze van niet geselecteerde woorden erin niet mogelijk is. Dat beperkt de bruikbaarheid ervan in mijn ogen enorm. Ook merk ik nu al dat een aantal ‘pedanten’ anderen (waaronder mij) ‘corrigeren’ als ze een vorm gebruiken die niet in die lijst staat.
Wouter van der Land zegt
Over het Molière-argument. Als je bij nl.bol.com zoekt naar ‘Multatuli verzameld werk’ krijg je NUL resultaat, maar zoek je naar ‘Molière oeuvres’ krijg je maar liefst 247 titels. Het Shakespearehuis in conservatief spellend Engeland is een nationale trots en een miljoenenbedrijf, terwijl hier de kleinste Bredero-rondleiding op de grachten te maken krijgt met ‘rode hoofden uit de ramen’ (bron: Neerlandistiek).
Spelling is een detail, maar telt denk ik toch mee in de waardering voor de voorlopers van onze cultuur. Het Franse dakje was een eerbetoon aan de Romeinen, dat is toch een mooie erkenning dat je ergens vandaan komt…
Jos Van Hecke zegt
Voor wie de Franse taal en haar Académie Française kan smaken: dat Franse ‘dakje’ is helemaal niet afgeschaft, het ‘leeft’ zoals het vroeger ‘leefde’ behalve en uitsluitend dan op de klinkers i en u. Maar zelfs op die ‘algemene regel’ waarbij het ‘dakje’ niet meer moet (maar wel nog steeds mag) worden geplaatst op de klinkers i en u, zijn er tal van uitzonderingen waarbij het dakje op de i of de u wél voorgeschreven blijft, nl. in het geval van gelijk geschreven woorden, in het geval van een vrij grote groep van werkwoordvormen of van andere woorden waarin het ‘dakje’ op de i of de u een fonetische of grammaticale functie heeft en in het geval van geijkte eigennamen (bv de stad NÎmes). Voor het overige blijft bv. être être, côtelette côtelette en âme âme.
Al met al dus op dit vlak als een zéér beperkte en bovendien letterlijk als een niet ‘ingrijpende’ spelling hervorming te beschouwen aangezien de taalgebruikers de in de tijd onbeperkte vrijheid hebben om het ‘dakje’ op de i of de u in de hun vertrouwde gevallen ongestoord en ‘ongestraft’ verder te blijven zetten, ook al ‘moet’ het in die gevallen niet meer.
Voor zover het hierboven beschreven ’twitterkabaal’ representatief zou kunnen zijn voor een significant ‘protest’ vanuit de Franse taalgemeenschap lijkt dit ‘kabaal’ dus een hoogst onredelijk, onwezenlijk en onbegrijpelijk karakter te hebben. Hoewel het buiten kijf staat dat de Académie Française met deze spelling hervorming enkel voor ogen had de taalgebruiker te ontlasten van enkele onnuttige schrijfregels en dus het schrijfleven van de taalgebruiker enigszins eenvoudiger en gemakkelijker te willen maken, valt het niet uit te sluiten dat zij hiermee juist het omgekeerde effect heeft opgewekt. Immers, door de regel van het weglaten van het ‘dakje’ op de i en de u niet konsekwent door te trekken naar alle dergelijke gevallen voor de i en de u, ontstaan er in de geest van de taalgebruiker in verhouding méér (te onthouden) ‘uitzonderingen’ dan er voorheen waren. Hierdoor kan er in die geesten ook een soort ‘kortsluiting’ ontstaan die het protestant ‘kabaal’, althans voor een deel, verklaarbaar en ook begrijpelijk kan maken. Uiteraard vindt men overal wel enkele verstokte taalnationalisten die de ‘spelling’ van ‘hun’ taal enkel kunnen zien als gebeiteld in stenen tafelen in het licht van een duizendjarig bestaan. Aan de mening van die lui of lieden is echter bitter weinig gelegen, vind ik.
Dit alles doet echter niets af aan het blote feit dat het gebruik van bijzondere grafische tekens, naast de gewone ‘leestekens’, in geschreven taalbronnen een bijzonder nuttig en welkom hulpmiddel kan zijn voor de lezer van die taalbronnen, niet alleen om de (juiste) uitspraak(klank) van de gelezen woorden weer te geven en in herinnering te brengen maar veelal ook om betekenis gevende klemtonen aan te duiden en/of grammaticale functies en betekenissen te merken en/of onderscheiden in woordbetekenis duidelijk te maken. Voor de Franse taal ligt het nut hiervan bijna uitsluitend in het aangeven van de uitspraak(klank) maar voor andere talen kan dit veel ruimer en communicatief veel fundamenteler liggen. Deze bijzondere lees hulpmiddelen zijn en blijven nuttig voor het op peil houden of verscherpen van het ’taalniveau’ van elke ‘moedertaal lezer’ maar ze zijn vooral ook bijzonder nuttig voor elke ‘externe taalleerder’ die in de meeste gevallen enkel of vooral op geschreven taalbronnen is aangewezen. Het feit dat onder meer in het geschreven Nederlands geen bijzondere grafische (fonetische) tekens (systematisch) worden gebruikt, terwijl die taal toch een vrij grote verscheidenheid van wel dan niet wezenlijk betekenis gevende klanken en klemtonen kent, verklaart voor een deel mede dat het Nederlands door heel wat volwassen ‘externe taalleerders’ eerder als een ‘moeilijke’ dan wel als een schijnbaar voor de hand liggende ‘eenvoudige’ taal wordt ervaren.
Spelling in het algemeen en het Franse ‘dakje’ in het bijzonder zo maar afdoen als een onbeduidend detail dat eigenlijk niets méér voorstelt dan een protserig teken van een barok “eerbetoon aan de Romeinen” (zie commentaar hierboven) vind ik dan ook een beetje aan de neerlandistieke ‘flauw-lauwe’ kant.
Frans zegt
Ik denk dat er met spellingwijzigingen nog iets anders aan de hand is. Uit veel psycholinguïstisch onderzoek is gebleken dat wij vooral spellen vanuit ons geheugen: we schrijven woordvormen op zoals die in ons geheugen gegrift zitten, of naar analogie van vergelijkbare woordvormen. Dat verklaart trouwens het voorkomen van tal van dt-fouten.
Als taalgebruikers de verkleinvorm ‘dineetje’ in hun geheugen hebben zitten en een spellingwijziging zegt hun dat ze vanaf nu ‘dinertje’ moeten gaan schrijven (spelling 1995), dan is het alsof een buitenstaander hun geheugen, en dus hun persoon, gaat aantasten . En daar gaan ze zich tegen verzetten. Dat mogen we niet zomaar afdoen als conservatisme.
Mient Adema zegt
Daar zit wel iets in. Grappig dat bij dat “voorkomen van tal van dt-fouten” de grafische tekens zijn weggelaten. Kun je wel voorkómen dat ze vóórkomen?
Gerard van der Leeuw zegt
Dat accent sir con dakje staat er meestal niet voor niets: het geeft aan dat er in de loop van de tijd een ‘s’ is verdwenen… Neem nu maitraisse…. met dakje zie je de verwantschap met mistress, zonder wschl. niet. Als je hôtel spelt, weet je dat je in Spanje naar een hostal moet…. En in het Nederlands zijn goôn zijn goden……. Ook iets verdwenen dus. .Niets eigenwijzers dan spelling-adviseurs en -seuzes.