Door Peter-Arno Coppen
Op zijn eigen blog, doorgeplaatst in Neerlandistiek, opent Marten van der Meulen maar weer eens de aanval op mensen die klagen over taalverloedering (wat hij en passant kernachtig samenvat met de mooie term taalzeuren). Met genadeloze wetenschappelijke precisie legt hij enkele mechanismen bloot die ten grondslag liggen aan het feit dat mensen door de eeuwen heen voortdurend het idee hebben dat de taal verloedert: cognitieve biases, cultuuridealisering en het ontbreken van kennis in de historische dimensie van de taal. Daar komt dan nog eens bij dat het hele begrip ‘verloedering’ niet eens fatsoenlijk te definiëren is, en er (waarschijnlijk mede als gevolg daarvan) geen behoorlijk kwantitatief onderzoek bestaat dat de mate van verloederdheid ooit longitudinaal in kaart heeft gebracht.
Wanneer de taalzeurders aldus murw geslagen in de touwen liggen, komt de slotconclusie een beetje als een anticlimax: en nou ophouden over taalverloedering! (“Laten we maar lekker ophouden over taalverloedering.”) Repressie, ja dat is de oplossing! Dat we daar niet eerder aan gedacht hebben.
Hoezeer de kritiek op ongefundeerde klachten over taalverloedering mij ook uit het hart gegrepen is, ik geloof niet dat verkettering ervan iets uithaalt. Wetenschappelijk gezien spreekt die zichzelf ook enigszins tegen. Je hebt net omstandig een verschijnsel verklaard vanuit een aantal oorzaken, en zonder iets aan die oorzaken te doen denk je dat je het domweg kunt afschaffen. Dat kan natuurlijk niet. Eigenlijk is zo’n oproep om het niet meer te hebben over taalverloedering van dezelfde orde als de oproep van taalzeurders om de verloedering tegen te gaan. Je zou het meta-taalzeuren kunnen noemen.
De wetenschappelijke analyse is helder, en laat maar een conclusie toe: in de gegeven omstandigheden (en die omstandigheden zijn in de afgelopen eeuwen niet wezenlijk veranderd) hoort taalzeuren er gewoon bij. Het is het gevolg van oorzaken die door de jaren heen in ons denken en onze cultuur bestaan. En, haast ik mij erbij te zeggen: het taalkundige meta-taalzeuren volgt daar weer uit, omdat een nadere reflectie de betrekkelijkheid van de vermeende verloedering al snel aan het licht brengt.
Is er dan niets tegen te doen? Jazeker wel. Als je vindt dat de taal op een bepaald punt verloedert, kun je proberen daar specifiek onderwijs op in te zetten. Dat kan onzinnig zijn (zoals het streven om ‘omdat’ alleen voor reden te gebruiken en ‘doordat’ alleen voor oorzaak), maar het is natuurlijk wel mogelijk. Je kunt best proberen om mensen te dwingen om bepaalde taalvormen te vermijden of juist te gebruiken. Tot op zekere hoogte zal dat ook zeker effect hebben, afhankelijk van de kracht die je achter die dwang kunt zetten.
Maar ook als je klaagt dat mensen te veel zeuren over taalverloedering kun je proberen daar iets aan te doen. Je kunt namelijk, in het verlengde van waar Marten al de aanzetten voor geeft voordat hij in de valkuil van het meta-taalzeuren trapt, onderwijs ontwikkelen waarin je leerlingen bewust maakt van al die mechanismen. Daardoor wordt het klagen over taalverloedering een bewuste keuze in plaats van een reflex. Dat zou in elk geval de discussie uittillen boven het zeurniveau waar hij nu vaak in blijft steken.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van de Taalprof.
Wouter van der Land zegt
De kop boven dit stuk luidt ‘Mega-taalzeuren’, terwijl het bij de taalprof nog ‘Meta-taalzeuren’ heet. Dat lijkt op zijn minst een bewijs van microverloedering.
Verbruggen etc. zetten ook inderdaad in op ontloederend onderwijs waar weer ouderwets regels en rijtjes erin gestampt worden. Het lijkt mij dat je in het onderwijs ook kunt kiezen voor een veel hoger niveau van taalvaardigheden, bijvoorbeeld door meer tijd uit te trekken voor stijlfiguren, compositie e.d. Dat is in het verleden ook gebeurd. In de Spinoza-biografie van Nader verbaast een 17de-eeuwse buitenlandse bezoeker aan Amsterdam zich erover dat kindjes van rond de 10 al feilloos metrische Latijnse gedichten schrijven. Kom daar nu maar eens om, dat lukt de meeste Gymnasiasten in de zesde klas nog niet en hun docenten ook niet.
Peter-Arno Coppen zegt
Allereerst mijn excuses voor die kop, want dat was niet de bedoeling. Ik heb de fout meteen verbeterd. Zelf wijt ik hem aan ongeconcentreerdheid of dikke vingers (de g zit net onder de t), maar het staat je natuurlijk vrij om er een Freudiaanse uitleg aan te geven, die ik echter met klem van de hand wijs.
Ik ben het helemaal eens met het streven om in te zetten op een ‘hoger niveau van taalvaardigheden.’ Ik zou zelf eerder spreken van ‘hogere-orde-taalvaardigheden’ (zoals ook in de term ‘bewuste taalvaardigheid’ of ‘bewuste geletterdheid’ uitgedrukt is), maar ik neem aan dat je hetzelfde bedoelt.
Ik ben overigens wel sceptisch over het idee dat in het 17e-eeuwse onderwijs een structurele aandacht voor die hogere-orde-taalvaardigheden bestond. Vooral dat ‘feilloos’ maakt mij een beetje argwanend. De opmerking lijkt mij eerder congruent met de algemene buitenlandse bewondering voor de taalvaardigheid in vreemde talen van de Nederlander.
Wouter van der Land zegt
@Peter-Arno Coppen, MSvdMeulen,
Ik heb het citaat opgezocht, ik was abuis wat betreft het Latijn, maar het niveau was wel degelijk hoog:
‘In de scholen van de sefardiem zag ik reuzen van geleerdheid: jonge kinderen zo klein als sprinkhanen, geitenjongen die bokken zijn geworden. Zij waren wonderen in mijn ogen, vanwege hun ongewone vertrouwdheid met de Bijbel en de wetenschap der grammatica. Zij waren in staat metrische versregels en gedichten te maken en onvervalst Hebreeuws te spreken. Gelukkig hij wiens ogen deze dingen hebben aanschouwd.’ (Steven Nadler, Spinoza, p. 86)
Citaat van de Poolse geleerde Sjabtai Bass, die een joodse school nabij de Stopera bezocht, dus een ‘zwarte’ school van die tijd. Spinoza werd op zijn 24ste al verbannen. Dat was deels omdat hij godslasterlijk werd gevonden, maar vooral om de manier waarop. Hij kende de Hebreeuwse geschriften net zo goed als de godsdienstige leiders en kon zo hun autoriteit bedreigen. Dat wijst op degelijk onderwijs.
Voor de vergelijking met onze tijd, zou het uiteraard nu om Engels moeten gaan.@MSvdMeulen: bij het schrijven van gedichten maak je intensief kennis met stijlfiguren. Een opiniestuk of recensie kan stilistisch vlak zijn.
msvandermeulen zegt
Ik ben een voorstander van kennis-om-kennis, en niet alleen maar kennis-waar-je-iets-aan-hebt, maar het kunnen schrijven van metrische Latijnse gedichten, daar zie ik geen heil in. Waarom zou je dat willen? Laat ze maar eens een opiniestuk schrijven, of een goede recensie.
Jos Houtsma zegt
Meta-meta-taalzeuren
Als iemand redenen noemt van taalzeuren, dan doet hij dat waarschijnlijk om taalzeurders tot inzicht te brengen waarom ze zeuren. En als dat gelukt is, hoef je het er niet meer over te hebben. Wetenschappelijk gezien is daar weinig mis mee.
Peter-Arno Coppen zegt
Het zeuren heeft inderdaad iets recursiefs, dat ben ik graag met je eens. Eigenlijk ben ik alles met je eens, want ik beweer ook niet dat er wetenschappelijk iets mis is. Ik zeg alleen dat het een zekere tegenstrijdigheid heeft om een verschijnsel te verklaren uit oorzaken, en dan te zeggen: en nou is het dus afgelopen. Daar zou je dan op zijn minst bij moeten zeggen dat dat inzicht ertoe zou moeten leiden dat mensen dat vanzelf niet meer doen.
Nog los van het feit dat het retorisch niet handig is. Als je tegen mensen zegt “Zal ik jullie eens haarfijn uitleggen waarom jullie zeuren?” dan lijkt me dat geen garantie dat ze je huilend in de armen vallen van dankbaarheid voor deze verlichting.
msvandermeulen zegt
Nee, dat zou wat zijn. Mocht je mensen tegenkomen: mijn schouder is tijdens werkuren beschikbaar voor uithuilen.
Maar zonder gekheid, en zoals ik elders ook zei: alleen omdat je weet dat iets waarschijnlijk geen effect heeft betekent het niet dat je het niet moet proberen. En ook: het gaat me vooral om het betrekken van taalverloedering op zaken waar dat er niet toe doet (taalquiz, minder Engels onderwijs).
Peter-Arno Coppen zegt
‘Alleen omdat je weet dat iets waarschijnlijk geen effect heeft betekent het niet dat je het niet moet proberen.’ Dat ben ik niet met je eens. Ik zou eerder zeggen dat die inschatting gevolgen zou moeten hebben voor de manier waarop je het probeert. Het kan zelfs contraproductief zijn om van alles te doen wat geen effect heeft, omdat je daarmee bijvoorbeeld de afstand tussen taalkundigen en taalergeraars vergroot. Je bevestigt het cliché dat taalkundigen altijd alles maar goedpraten en alleen maar zeggen dat taalergeraars zeurders zijn. Daarmee breng je mensen niet bij elkaar maar zet je ze in de hoek.
msvandermeulen zegt
Ik zou zeker niet alles willen goedpraten: ik zeg daarom niet (zoals het cliché wil, en zoals sommige lezers van het stuk meteen dachten) “taalverloedering bestaat niet”. Ik wil alleen zeggen: je weet het niet, zolang je er geen onderzoek naar doet.
Wat betreft taalergeraars als zeurders, dat is interessant. Kun je je eigenlijk ergeren zonder te zeuren? Misschien kan dat überhaupt wel niet. Stel dat ik me erger aan iets wat enorm waarneembaar is voor iedereen, bijvoorbeeld het warme weer. Ben ik geen zeur direct als ik mijn ergernis daarover uitspreek?
Jos Houtsma zegt
Haha, ja dat is natuurlijk zo.
Peter-Arno Coppen zegt
@msvandermeulen: Het woord ‘zeuren’ heeft een moreel aspect (zeuren is moreel onwenselijk). Ergernis betreft in elk geval een persoonlijk gevoel. Als je je ergert aan een algemeen geaccepteerde maatschappelijke misstand, dan hoeft dat geen zeuren te zijn. Ik heb wel het idee dat er voor ergernis vaak een of andere bezielde oorzaak aanwezig is. Je ergeren aan het warme weer vind ik gekker dan je ergeren aan het feit dat iemand het raam heeft opengelaten.
Lucas Seuren zegt
Ik vraag me af, moet ergeren een reactie op een levend of zelfs iets menselijke zijn? Dat weer ben ik namelijk met je eens, en als ik zeg dat ik me erger aan de schapen die wekelijks door de straat lopen of de hond van de buurman die blaft, dan is volgens mij standaard de betekenis dat ik boos ben op de eigenaar.
En ik denk inderdaad dat ergeren en zeuren prima zonder elkaar kunnen. Als ik me erger aan een groepje homofobe racisten twee tafels verderop, dan ben ik nog niet aan het zeuren als ik er wat van zeg. Zeuren suggereert dat het ergeren onterecht is.
msvandermeulen zegt
Ik zat er ook mee te worstelen. Maar: “Zeuren suggereert dat het ergeren onterecht is.” Tsja, voor die homofobe rascist is dat ergeren waarschijnlijk juist onterecht. Allemaal in het oog van de aanschouwer…
@Peter-Arno Coppen: misschien speelt inderdaad bezieldheid wel een rol bij ergernis. Bij onmin met levenloze objecten is de emotie vaker (bij mij in ieder geval) woede, razernij of haat…
Lucas zegt
Ja, maar dat is dus nu net het punt. Die racist noemt het zeuren, mijn tafelgenoten niet. In beide gevallen is het ergeren. Kortom, ergeren en zeuren zijn verschillende dingen.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zat er nog even op door te denken, maar voelen jullie een verschil tussen ergeren en irriteren op dit punt? Ik vind bijvoorbeeld ‘Het warme weer irriteert me’ beter dan ‘Het warme weer ergert me’. En die is weer beter dan ‘Ik erger me aan het warme weer.’ Of zie ik nu spoken?
Wouter van der Land zegt
Peter-Arno Copen schreef: ‘Ik zat er nog even op door te denken, maar voelen jullie een verschil tussen ergeren en irriteren op dit punt? Ik vind bijvoorbeeld ‘Het warme weer irriteert me’ beter dan ‘Het warme weer ergert me’. En die is weer beter dan ‘Ik erger me aan het warme weer.’ Of zie ik nu spoken?’
‘Ergeren’ impliceert iets geestelijks, lijkt me, terwijl warm weer puur fysiek ongemak oplevert. Vergelijkbaar is het gek om te zeggen: ‘Ik heb eerbied voor jouw grijze haren’. Het gaat niet puur om een gevoel, maar om een enigszins geestelijk verwerkt gevoel. Ook speelt denk ik mee dat ergernis verholpen kan worden, wat bij warm weer onmogelijk is.
DirkJan zegt
Ik schreef eerder dat er lieden zijn die vinden dat taalverloedering niet bestaat. Ik denk dat ze er zijn omdat ze vinden dat structurele taalverloedering hoe dan ook een uiting is van taalverandering. Daarom verwacht ik ook niet heel veel van de interpretaties van een onderzoek naar taalverloedering, tenminste als die meer inhoudt dan spellingsvergelijkingen.Taalliberalen zullen veranderingen in grammatica, spraak- en woordgebruik niet beschouwen als verloedering, maar als natuurlijke verandering, terwijl de anti-verloederaars zullen concluderen dat – zie je wel – alles vroeger beter was.
(overigens verbaast het me dat met al die talloze taalonderzoeken hier nog nooit onderzoek naar is gedaan, geen onderzoek naar taalverloedering, cq. taalverandering onder jongeren)
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, daar zat ik laatst ook over na te denken
DirkJan zegt
De link die je geeft werkt niet, hier de correcte:
http://taalprof.blogspot.com/2018/08/kun-je-taalverloedering-wel-onderzoeken.html
En inderdaad er zitten veel haken en ogen aan een onderzoek naar taalverloedering. Maar je kan het dus ook een onderzoek noemen naar taalverandering en dan zou ik me niet alleen beperken tot schriftelijke taalbeheersing, maar ook om spreekvaardigheid. Genoeg te doen.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik heb die link nu verbeterd. Historisch onderzoek naar de ontwikkeling van spreekvaardigheid lijkt me nog lastiger. Waar ga je je data uit 1958 vandaan halen bijvoorbeeld? Dat wordt dan al gauw een subjectief oordeel over die spreekvaardigheid uit die tijd. Nog afgezien van het feit dat de criteria voor spreekvaardigheid toentertijd waarschijnlijk anders waren dan nu. Dus wat zit je daar dan mee te vergelijken?
Je kunt natuurlijk wel onderzoek doen naar taalverandering (al is dat ook niet helemaal zonder problemen), maar onderzoek naar taalbeheersing is veel lastiger.
DirkJan zegt
… En als je taalverloedering onderzoekt dan zou je opstellen, dictees en andere teksten van leerlingen van vroeger – niet al te lang geleden – weer opnieuw kunnen voorlezen als een dictee aan leerlingen van nu. En dan de verschillen analyseren.
Peter-Arno Coppen zegt
Interessante gedachte, maar ik heb geen idee wat je dan met elkaar zit te vergelijken. Dan is het verschil in omstandigheden waaronder de beide teksten tot stand zijn gekomen nog groter.