De 16-jarige Gerard K. van het Reve liet in 1940 een bundeltje gedichten maken (bespreking hier) in een oplage van 50, bij Copieerinrichting “De Kameel” in Amsterdam. Daaruit twee gedichten:
Alleen
Ver weg het donkre water op
Ging ik eens in een kleine boot;
De wind lag stil en zonder stoot
Van golfslag voer ik zwijgend voort
En schouwde om mij heen:
Een vis die door het water schoof
Een vogel die de lucht in stoof
En ik zat in mijn boot en dacht:
Een vis die door het water schuift
Een vogel die de lucht in stuift
En ik hier in mijn boot.
*
Terugkeer
Breed waren de wateren der oceanen
Die mijn schip droegen over de einder heen
En zonden het in ongekende banen
Naar landen vreemd bevolkt, waarvan nog geen
Ooit had gehoord. De stalen zonnegloed
Schroeide des daags het dak. De maan des nachts
Schoof door de touwen en schonk vriendlijk moed
Aan iedereen die haar aan boord beschouwde.
Zo voer ons vaartuig voort, maar ieder land
Hoe nieuw bezocht, was reeds door mij gekend
Nog eer ik ging aan wal en door het gele zand
Mijn dorre ruitersporen stuivend achterliet.
Ginds ligt mijn merend schip. Ge kunt het zien
Hoe het de natte wimpels hangen laat. Ach ziet,
Nu blijft een mens niets anders over dan misschien
Het kleine, vaste huis, de kachel en kanariepiet.
Gerard K. van het Reve (1923-2006)
uit: Terugkeer (1940)
———————————–
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Jos Houtsma zegt
Niet veel soeps hè. Die rare spelfouten, staan die in het origineel?
Jos Houtsma zegt
Ha, verbeterd!