Door Henk Wolf
Wie geen streektalen kent, vindt soms andere dingen normaal dan wie er wel een spreekt. De standaardtaalspreker heeft bijvoorbeeld een veel overzichtelijker visie op aardrijkskunde dan de streektaalspreker.
Een paar dagen geleden schreef ik een stukje over het gebruik van lidwoorden in aardrijkskundige namen. In het Standaardnederlands bestaan wel namen van landen, eilanden, plaatsen enz. met lidwoorden, maar ze zijn ongewoon. Veel van die lidwoorden zijn bovendien ‘opgeslokt’ in de naam en geen echt lidwoord meer. In veel Nederlandse streektalen, misschien wel in alle, is dat anders. Daar zijn lidwoorden voor aardrijkskundige namen juist heel gewoon. Lemmer is in het Fries de Lemmer en Ameland is it Amelân. Leek is in het Gronings de Laik en Schiermonnikoog wordt in het Gronings vaak t Ailaand genoemd. Marcel Plaatsman schreef hier dat op Texel ’t Skil voor Oudeschild werd gezegd, Wikipedia vertelt me dat Meterik in het Limburgs De Mieëterik en België ’t Belsj wordt genoemd en zo zijn er nog talloze andere voorbeelden te bedenken.
Voorzetsels
De streektaalprater is niet alleen gewend aan een bonte verscheidenheid van aardrijkskundige namen mét en zónder lidwoord, hij is het ook gewend om de juiste voorzetsels te onthouden die bij een plaats horen. In het Standaardnederlands is bij plaatsnamen doorgaans zowel in als te mogelijk, maar verder niets (een enkele uitzondering als op Urk daargelaten). Onderstaande voorbeelden illustreren hoeveel complexer het Fries op dat vlak is:
- in Groningen yn Grins
- in Oranjewoud yn it Oranjewâld
- in Farebuorren op Farebuorren
- in Joure op ‘e Jouwer
- in Het Schoor oan ’t Skoar
- in Quatrebras by Quatrebras
- in West-Terschelling om West
- uit Drachten út Drachten
- uit Oostmahorn fan ‘e Skâns
Daarbij is trouwens allerlei persoonlijke en regionale variatie, er zijn ongetwijfeld Friezen die het anders doen dan hier staat. Waarom de ene plaats wel een lidwoord krijgt en de andere niet, en waarom de voorzetselkeuze is zoals ze is, is lang niet altijd na te gaan. Op hoort soms bij hooggelegen plaatsen, maar lang niet altijd, terwijl er ook hooggelegen plaatsen zijn die in krijgen. Lidwoorden staan soms bij herkenbare zelfstandige naamwoorden zoals Fean (‘veen’), maar lang niet altijd (de Jouwer). Toeval heeft een chaos geschapen waar de streektaalspreker niet over nadenkt.
Categorieën
Niet alleen is de omgang van het Standaardnederlands met plaatsnamen veel uniformer dan die in streektalen, het Standaardnederlands heeft ook vrij scherp gescheiden regels voor wat mag en moet bij wegnamen (wonen aan de Heerenweg), bij wijknamen (wonen in de Vogelbuurt, in Zuiderburen) en bij plaatsnamen (wonen in Groningen, wonen te Groningen). De Standaardnederlandstalige spreker wordt gedwongen een bebouwde kern in zo’n categorie in te delen om erover te kunnen praten. En de Nederlandstalige luisteraar krijgt via de taal informatie over de categorie (weg, wijk, plaats) van een kern.
Zo’n driedeling in weg-wijk-plaats ligt alleen lang niet altijd voor de hand. Alleen in grote plaatsen is het verschil tussen die drie duidelijk, maar op het platteland zijn de grenzen ertussen glijdend en voor de streekbewoners niet zo relevant. Ik herinner me nog wel dat allerlei buurtschappen rond Dokkum, die uit een paar huizen bestaan, opeens plaatsnaambordjes kregen, terwijl ze het daarvoor met een straatnaambord deden. Omdat het gebruik van lidwoorden en voorzetsels bij aardrijkskundige namen toch chaotisch is, maakt dat niet zo veel uit.
Als een kern in de Standaardnederlandse mal moet passen, dan is dat soms problematisch. Het Friese Dearsum is bijvoorbeeld weinig meer dan een doodlopend weggetje met wat huizen eraan, maar het heeft een dorpsstatus, compleet met blauw bord. Het weggetje en Dearsum vallen bijna samen, dus als je in elke plaats wegen wilt onderscheiden, dan heb je in Dearsum een probleem. Je zou het weggetje een officiële naam kunnen geven, maar dat is niet gebeurd, waardoor veel inwoners van Dearsum het vakje ‘straatnaam’ leeg moeten laten als ze hun adres ergens invullen. Ze hebben alleen maar een huisnummer. De streektalen bewaren door hun chaotische omgang met aardrijkskundige namen een veel minder in ambtelijke categorieën geordende kijk op de wereld. De standaardtaal heeft gesnoeid in de natuurlijke variatie en schept een geordende werkelijkheid die in de ogen van streektaalsprekers niet bestond.
Bas Janssen zegt
Ik kan Wikipedia bevestigen wat betreft De Mieëterik. In dezelfde gemeente (Horst aan de Maas) komen ook nog D’n Haegelsum (Hegelsom) en De Melderse (Melderslo) voor en verder heb je nog plaatsen als De Kroeëneberg (Kronenberg) en De Ruiver (Reuver). Laatstgenoemde is de enige plaats die me zo gauw te binnen schiet waar je niet in maar op woont: op de Ruiver. Ik twijfel tussen in / op Steyl.
Van mij krijgt Bels (België) geen lidwoord, maar aan de -sj van Belsj te zien hanteert Wikipedia ook een dialect aan de overkant van de Panninger linie.
Jos Rombouts zegt
De Panninger linie heeft alleen met de uitspraak te maken en niets met het lidwoord. Ook aan de grens tussen de provincies Noord-Brabant en Antwerpen zegt men “oep ’t Hollaans” en “oep ’t Bels”.
Bas Janssen zegt
Het was ook niet mijn bedoeling te suggereren dat de Panninger linie met het lidwoord te maken heeft. Ik wilde alleen aangeven dat mijn dialect evident een ander is dan het geciteerde en dat een verschil in gebruik van het lidwoord dan natuurlijk ook goed mogelijk is.
Jos Rombouts zegt
Henk, je schrijft: “Op hoort soms bij hooggelegen plaatsen, maar lang niet altijd”. Dat klopt. Op heeft ook te maken met afgelegen en met klein. Dat verklaart ook plaatselijke taalveranderingen. Een voorbeeld uit de provincie Antwerpen. Toen de huidige gemeente Lint nog een gehucht was van Kontich, woonden er mensen “op Lint”. In 1870 werd Lint een gemeente en steeg het aantal inwoners van 800 naar 8.000. Nu zeggen alleen sommige heel oude bewoners nog dat ze “oep Lint” wonen; alle andere bewoners wonen “in Lint”.
Wie zowat alles weet over dit soort kwesties is prof. Hubert Cuyckens (KULeuven).
Jos Rombouts zegt
Nog eentje over taalverandering. Toen Oekraïne nog een deel was van de Sovjetunie, sprak iedereen van “de Oekraïne”. Toen het gebied een onafhankelijke staat werd, ging iedereen die “de” weglaten.
Maar het vroegere Belgisch-Congo wordt in de Nederlandse dialecten uit België nog altijd “de Congo” genoemd; de onafhankelijkheid van de vroegere kolonie heeft daar niets aan veranderd.
PEJORATIEF LIDWOORD
Het lidwoord heeft soms een pejoratieve connotatie. In de dialecten van de provincie Antwerpen wordt Belgisch-Limburg “de Limburg” genoemd. Belgisch-Limburgers vinden die “de” neerbuigend of meewarig. Er bestaat een mopje over;
Vraag: Waarom spreekt men van DE Limburg en nooit van DE Antwerpen of DE Brabant?
Antwoord: Men spreekt toch ook van DE Congo en DE brousse (jungle).
Die verklaring gaat kennelijk niet op voor de “de Kempen”: Hier ziet niemand iets pejoratiefs in.
Jos Rombouts zegt
Eigen aanvulling: Willy Van Langendonck heeft al meer dan dertig jaar geleden een mooi artikel geschreven dat deels gaat over het denigrerende gehalte van het DE in “De Limburg”: https://www.dbnl.org/tekst/_naa002198701_01/_naa002198701_01_0003.php
Gerard van der Leeuw zegt
DEARSUM MAG DAN KLEIN WEZEN, HET HEEFT WEL DEGELIJK EEN HARSTAWEI EN HET IS DE GEBOORTEPLAATS VAN WILLEM DOORENBOS, ZOALS IEDERE LIEGHEBBERS VAN DE BEWEGING VAN 80 WEET…… (HET BLIJFT KLOOIEN MET DE HOOFDLETTERS…)
Henk Wolf zegt
Die ligt buiten de bebouwde kom.
Gerard van der Leeuw zegt
D’a waar, maar wel binnen de grenzen van het overigens prachtige dorp.
Marcel Plaatsman zegt
“An” en “op” doen het ook in het noorden van Noord-Holland goed. Op Texel woon je “an Strend”, “an Skil”, “an de Hore”, “an de Burreg”, “an de Koog” en “an de Kosdurrep”. Vanouds ook “an die Helder”, wat je ook in oude kranten wel terugleest (en dus ook aan Den Helder zelf gebruikelijk was, nu evenwel niet meer is). Het gebruik is zeker oud: ook op de grafstenen in de kerk van Den Burg zie je het zo staan.
“Op” gaat in deze regio voor (ex-)eilanden op, maar ook voor hun eindpunten: “op Texel”, “op Wieringen”, “op Huisduinen” dus, maar ook “op Oost”, “op Oosterland”, “op Westerland”.
Lokale krantenredacties hebben het er moeilijk mee. “Op” wordt vaak wel geaccepteerd, “an” niet, dus: “de kerk op Oosterland” tegenover “de kerk in Den Burg”. Zelfs de onvolprezen Texelse Courant waagt zich niet aan “aan Oosterend”.In oudere uitgaven kun je zien dat men dat ooit wél aangedurfd heeft.
De vraag is natuurlijk ook in hoeverre dit nu dialect of regionaal taalgebruik is. Ook wie zelf geen dialect spreekt, wordt geacht “op Oost” te zeggen, daar is men precies op, terwijl een Oosterender de toerist die “in Oosterend” zegt niet zal verbeteren. Kennelijk word dit “an” inderdaad als dialect aangevoeld en “op” niet. Dat soort afwegingen zijn ook wel interessant om eens in kaart te brengen.