Door Henk Wolf
De Nederlandse Rijksoverheid heeft zichzelf ertoe verplicht zorg te dragen voor vijf kleine talen: het Fries, Nedersaksisch, Limburgs, Jiddisch en Romanes. Dat is gebeurd door het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden te ratificeren. Om de drie jaar onderzoekt een groep deskundigen (juristen, politici, onderzoekers) in opdracht van de Raad van Europa of Nederland z’n verplichtingen wel nakomt en om de paar jaar moet het Ministerie van binnenlandse zaken een zelfrapportage schrijven. De laatste is deze week verschenen en heel veel verantwoordelijkheidsbesef spreekt er niet uit.
In het document, waarin geen auteur wordt genoemd, gaat het ministerie vooral in op kritiek en suggesties van drie partijen: de genoemde groep deskundigen, het Comité van ministers van de Raad van Europa en het eigen adviesorgaan voor de Friese taal Dingtiid. Die zijn op diverse vlakken niet zo tevreden, maar de kritiek wordt luchtig weggewuifd.
Fries in het onderwijs
Alle drie leveren die kritiek op de positie van het Fries in het onderwijs. Hoewel het Handvest al ruim twintig jaar geleden geratificeerd is, voldoet Nederland volgens de Europese deskundigen nog steeds niet aan z’n zelfgekozen verplichtingen om die positie flink te verbeteren. Dat kritiekpunt is bij elke van hun visitaties tot nu toe geuit. En net als die vorige keren wijst het ministerie de kritiek nu zonder veel argumentatie van de hand. Voor zover er ambitie is, is die te lezen in een bestuursafspraak die het Rijk met de provincie Friesland heeft gemaakt. Het ministerie schrijft dat de provincie gaat proberen om het aandeel mensen die Fries kunnen spreken met tien procent te verhogen, net als het aandeel mensen die Fries kunnen schrijven. Er staat alleen niet bij hoe dat moet en welke rol het Rijk daarin denkt te spelen.
In het document wordt hoog opgegeven van het onderzoek van mijn collega’s Albert Walsweer en Nynke Anna Varkevisser, die elke school in Friesland hebben bezocht en heel precies hebben opgeschreven wat die scholen allemaal wel en niet aan het Fries doen. Er zijn heel goede scholen, iets minder goede scholen die ambitieus zijn en er is, zoals bij elk voorgaand onderzoek, een groep scholen die het slecht doet en niets wil veranderen. Klik hier voor een stukje dat ik daar vorig jaar over heb geschreven.
Hoewel het Rijk het Handvest heeft ondertekend, verwijst het voor alle concrete activiteiten naar lagere overheden, zoals provincies en gemeenten. Nu doet de provincie Friesland op allerlei manieren enorm haar best voor de Friese taal in het onderwijs, maar zij stuurt niet de onderwijsinspectie aan, die valt onder het Ministerie van onderwijs. En toen collega’s Walsweer en Varkevisser hun onderzoeksresultaten presenteerden, vertelde de hoogste baas van die inspectie dat ze niet van plan was scholen sancties op te leggen die het vak Fries niet op orde hadden. Als het ministerie die kwestie had aangeroerd, actieve kwaliteitsbewaking van het onderwijs had geregeld, dan had het Rijk z’n verantwoordelijkheid genomen.
Op dezelfde manier zou de Rijksoverheid ervoor kunnen zorgen dat de wet die de taal in de kinderopvang regelt aan de Friese situatie wordt aangepast. De Europese deskundigen vragen namelijk om meer tweetalige kinderopvang. Volgens het ministerie kan het Rijk zich niet bemoeien met de taal op de kinderopvang, maar het schrijft ook dat het gebruik van minimaal het Nederlands in de kinderopvang een wettelijke verplichting is.
Andere talen
Voor de andere kleine talen is ook niet veel ambitie in het stuk te lezen. Nederland krijgt de aanbeveling om op een structurele manier het gebruik van het Nedersaksisch in de media, het bedrijfsleven en de zorg te steunen. De ambtelijke reactie daarop is: “De ambitie is om lang termijn lijnen uit te zetten voor het Nedersaksisch op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs. Op de korte termijn is het doel gezamenlijk de vele initiatieven op het gebied van het Nedersaksisch beter zichtbaar te maken en zo ook de algemene zichtbaarheid van de taal in het gehele taalgebied.” Ik weet niet wat dat betekent, maar het heeft volgens mij niets met de aanbeveling te maken. Het ministerie verwijst verder naar het convenant dat Rijk en provincies vorig jaar hebben gesloten en waar ook niets concreets in staat. Hier een link naar een stukje daarover. Een aanbeveling om het Nedersaksisch en Limburgs op te waarderen tot reguliere schoolvakken, zoals Nederlands, Engels en Fries dat ook zijn, wordt in het stuk afgewezen met de mededeling dat dat niet bij het Nederlandse onderwijsbeleid past en dat scholen al de mogelijkheid hebben om iets aan streektalen te doen, als ze dat willen.
Het valt me verder op dat de Rijksoverheid in het document uitgebreid pronkt met andermans veren, of dat nou Limburgse festivals zijn, onderzoek van een Friese hogeschool of lessen Jiddisch op een Amsterdamse school, het is allemaal prachtig en het laat allemaal zien hoe goed Nederland z’n best doet.
Het ziet er niet naar uit dat Nederland nog andere talen erkent onder het Handvest. Het ministerie schrijft dat het van mening is al genoeg te doen voor de talen Jiddisch en Romanes en daarom de suggesties niet opvolgt om de inspanningen voor die talen te vergroten. Verder schrijft het ministerie dat de Rijksoverheid niet van plan is de talen Papiaments, Bildts en Nederlandse Gebarentaal als Handvesttalen te erkennen.
Een iets langer Friestalig stuk over deze materie staat hier.
Marc van Oostendorp zegt
Met name de passage die zogenaamd over het Roma/Sinti moet gaan is schokkend. Van alles en nog wat wordt erbij gehaald dat niets met de taal te maken heeft – beleid om ervoor te zorgen dat meer Roma-meisjes hun school afmaken, vestigingsbeleid, enz.–en alleen in een tussenzin wordt vermeld dat Roma zelf in het kader van subsidies iets hebben aangevraagd voor een cursus Romanes. Dat dit niet geweigerd is, dat is dus kennelijk een voorbeeld van de enorme dadendrang van het ministerie.