Door Henk Wolf
Misschien herinnert u zich nog de aflevering van De wereld draait door uit 2012 waarin taalkundige Helen de Hoop en toenmalig minister van onderwijs Ronald Plasterk spraken over het voornaamwoord hun. Bij m’n collega’s en mij op NHL Stenden Hogeschool is het een populaire onderwijsvideo. Ik gebruik ‘m zelf om studenten te laten zien hoe mensen gesprekstechnieken toepassen om derden te overtuigen.
De video illustreert hoe twee mensen wel aan dezelfde tafel kunnen zitten en ogenschijnlijk over hetzelfde onderwerp spreken, maar toch finaal aan elkaar voorbij praten. Ik heb bij het zien van de video altijd wat medelijden met Helen de Hoop, die probeert iets inhoudelijk interessants te vertellen, maar daar nauwelijks de ruimte voor krijgt en ook nog erg weinig respect krijgt van zowel Plasterk als de presentator.
Hun als menselijk voornaamwoord
Wat De Hoop wilde vertellen, is dat ze met een aantal collega’s heeft onderzocht hoe het voornaamwoord hun in de praktijk wordt gebruikt en dan met name wanneer het het onderwerp van de zin is, zoals in het volgende voorbeeld:
- Hun hangen aan de kapstok.
Iedereen die een zin als de bovenstaande uitspreekt of hoort, is het er volgens De Hoop c.s. over eens dat er mensen aan de kapstok hangen, geen jassen, hoeden of jonge hondjes. Hun is een exclusief menselijk voornaamwoord.
De Hoop en haar collega’s laten met tellingen in grote databanken overtuigend zien dat het zo werkt. Mijn taalgevoel sluit daar naadloos bij aan. Ik ben alleen niet zo overtuigd van de verklaring die ze geven voor het in gebruik komen van het onderwerps-hun. Het kan overigens best zo zijn dat iemand anders dat al eens eerder heeft gezegd, in dat geval excuus voor het dubbelopje.
Hun als leverancier van iets nieuws: menselijkheid
De hun-onderzoekers wijzen er terecht op dat het Nederlands voor mensen en niet-mensen soms verschillende woorden hanteert. Het opvallendste paar met dat verschil is wie – wat. De vraag ‘Wie staat daar in de kast?’ suggereert dat de spreker een persoon in de kast verwacht, terwijl de steller van de vraag ‘Wat staat daar in de kast?’ er een voorwerp veronderstelt. Met dieren weten we trouwens niet zo goed raad bij deze keuze, maar dat terzijde.
Hun zou het grote voordeel hebben dat het het Nederlands verrijkt met iets nieuws, wat in een behoefte voorziet, namelijk een exclusief menselijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud. Dat zou best kunnen, er is wel meer onderzoek dat erop wijst dat we graag aparte voornaamwoorden voor mensen hebben. Dat is mogelijk ook een van de onbewuste motieven voor het opkomende gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord die voor personen, zoals in ‘mijn neefje die jarig is’.
Is hun wel die grote vernieuwer?
Ik geloof alleen niet dat we daar hun voor nodig hadden. Het beklemtoonde zij had dat exclusief menselijke namelijk ook al en dat is als onderwerp van de zin veel ouder dan hun. Kijk maar naar de volgende zin:
- Zij hangen aan de kapstok.
Wie die zin hoort, gaat er ook niet van uit dat er jassen, hoeden of jonge hondjes aan de kapstok hangen. Ook daar zijn dat mensen.
In een artikel dat de onderzoekers in 2011 in het tijdschrift Nederlandse taalkunde hebben gepubliceerd, laten ze dat zelf ook zien. Ze hebben in een databank van gesproken Nederlands geteld en vonden in een steekproef van vijfhonderd zinnen slechts drie voorkomens van zij voor niet-mensen. Op basis van die drie gevallen nemen ze een slag om de arm wat de exclusieve menselijkheid van zij betreft. Ten onrechte, zou ik zeggen; drie gevallen op vijfhonderd, dat is 0,6 procent, daar kun je statistisch niks mee.
Dan kijken de onderzoekers naar het geschreven Nederlands in een andere databank en daar vinden ze iets heel anders. In de schrijftaal is zij voor niet-mensen namelijk wel heel gebruikelijk. Die constatering levert het bewijs voor hun idee dat hun als onderwerp dat blijkbaar zo vurig gewenste nieuwe voornaamwoord met z’n exclusief menselijke verwijzing was.
Spreektaal
En dat overtuigt me niet. Want hun als onderwerp concurreert in de schrijftaal nauwelijks met zij, dat in de telling van de onderzoekers 372 keer zo vaak voorkomt als hun als onderwerp. De schrijftaal met d’r zij voor jassen, hoeden en jonge hondjes is hogelijk kunstmatig, doordat bepaalde vormen in strijd met de intuïties worden gebruikt of gemeden. Waar hun opgeld doet, is in de spreektaal, die een eigen, intuïtieve systematiek heeft. En daar voorzag het nieuwe onderwerp hun niet in een brandende behoefte, zij was daar immers ook al exclusief menselijk.
Ik vermoed dat er een ander mechanisme aan het werk is, dat de onderzoekers zelf ook al noemen, namelijk dat we de laatste restjes naamval onbewust uit de taal aan het wegwerken zijn. Zulke naamvalsvormen hebben we eigenlijk alleen nog bij de voornaamwoorden, bijvoorbeeld hij voor het onderwerp en hem voor voorwerpen en na voorzetsels.
Opruiming in de naamvalsvormen
Om redenen die ik niet ken, kiezen taalgemeenschappen die opruiming houden in hun naamvalsvormen doorgaans niet voor het behoud van de onderwerpsvorm van voornaamwoorden. We zien dat op allerlei plaatsen in het Nederlands en verwante talen. Om een paar voorbeelden te noemen: er zijn dialecten die hij door hem hebben vervangen, er zijn dialecten die wij door ons hebben vervangen (het Afrikaans heeft dat ook gedaan). Ook de vorm u was een niet-onderwerpsvorm bij gij. In het Gronings komt de niet-onderwerpsvorm joe steeds meer ook als onderwerp voor en verdringt daarbij langzaam de oude onderwerpsvorm ie. In het Fries heeft jo al lang het oude jy als onderwerpsvorm verdrongen, zoals het Engelse you dat met ye/ge heeft gedaan. En er zijn nog wel meer van dat soort voorbeelden te bedenken. Die voorkeur voor niet-onderwerpsvormen zien we ook in het kromme Nederlands dat indianen in kinderboeken vroeger spraken (‘Mij daar heel graag mee willen spelen’).
Waarschijnlijk sluiten de Nederlandstaligen die ‘hun hangen aan de kapstok’ zeggen bij die trend aan: ze gaan een oorspronkelijke niet-onderwerpsvorm als onderwerp gebruiken. Waarom ze dat doen, blijft een open vraag.
Historische verklaring
Wat ik in het artikel en discussies daarover ook niet ben tegengekomen, is wat anders – een vanzelfsprekendheid, misschien, maar wel eentje die eigenlijk niet vergeten mag worden als je praat over taalverandering. ‘Hun hangen aan de kapstok’ gaat namelijk al weer een behoorlijke poos mee in het Nederlands, in 1911 werd er al over geschreven. Er moeten heel wat mensen rondlopen die zij helemaal niet door hun hebben vervangen, maar die zijn opgegroeid met hun als onderwerp. Hun ouders zeiden ook al ‘hun hangen aan de kapstok’ en misschien hun grootouders ook wel. Dat neemt een kind over. Ik kan me herinneren dat ik bij een van m’n eerste grammaticalessen op de lagere school protesteerde toen de meester zei dat het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud als onderwerp in het Nederlands zij zou zijn. Iedereen zei immers hun! Rond 1911 is er met zij en hun iets gebeurd wat om een verklaring vraagt, maar rond 2019 is de keuze voor de onderwerpsvorm hun net zo onopmerkelijk als de keuze voor bami of pizza als avondeten.
DirkJan zegt
Ligt de verklaring voor hun als onderwerp niet in die exclusieve aanduiding van mensen en niet voor levenloze dingen waar we zij en ze voor hebben? Het is geen taalarmoede, maar juist een extra nuance waar mensen dan een voorkeur voor hebben. Ik dacht dat onderzoek had uitgewezen dat jonge kinderen al vanzelf een natuurlijke voorkeur voor hun als onderwerp hebben, maar dat dit vaak/soms wordt afgeleerd.
Vroeg ik me wel of dit een taalverandering is van pas zo’n honderd jaar. Waar is dat op gebaseerd? We kennen van langer geleden alleen maar bronnen uit de schrijftaal en daar zou hun mogelijk veel minder of niet worden gebruikt door formele taalregels die ze en zij voorschrijven. Was hun misschien niet al onderwerp in de gesproken taal in de middeleeuwen?
[ Hun hebben wordt nog steeds gezien als een verschrikkelijke taalfout – ook door Onze Taal – en hoewel ik het zelf niet gebruik ben ik ervan overtuigd geraakt dat het toch een heel gewone natuurlijke variatie is. Wen er maar aan. ]
Ik eet overigens vanavond bami.
Harry Reintjes zegt
wegwerken naamvalsvormen? ben inderdaad bang van wel, m.n. in mondeling taalgebruik. schriftelijk gelukkig nog niet (helemaal): genitief -s- (mondeling het boek van piet of (bah) piet z’n boek), staande uitdrukkingen: spelenderwijs, in groten getale, onverrichter zake etc.. de haren rijzen me te berge, ik vind het uit den boze en het ergert me in hoge mate als e.e.a. zou verdwijnen. alleen al ten behoeve van de link met de vreemde talen pleit ik voor het in ere houden hiervan.
DirkJan zegt
Opvallend dat iemand die geen zin heeft om kapitalen in zijn reacties te zetten, wel vindt dat van alles in de taal in ere zou moeten worden gehouden.
Harry Reintjes zegt
DIRKJAN (INMIDDELS MINDER ANONIEM HEB IK GEZIEN) IK HEB ME AL EENS ELDERS VERONTSCHULDIGD VOOR HET NIET GEBRUIKEN VAN HOOFDLETTERS MET DE VOLGENDE SMOEZEN: LUIHEID, CAPSLOCKFOBIE EN TROTS OP DIT KENMERK VAN MIJ BIJ ALLE DIGITALE COMMUNICATIE. EN WAT DACHT JE WAT: HET IS ZOWAAR OPGEMERKT DOOR ENE DIRKJAN.
maar alle gekheid op…: jij zou er dus niet voor pleiten? ik doe dat wel, m.n. vanuit mijn onderwijshart en ik zou het met hoofdletters van de daken schreeuwen, maar ja, als gepensioneerde met etalagebenen waag ik me niet meer op het dak.