Jan Campert (1902) is de dichter van één gedicht, De achttien dooden (‘Een cel is maar één meter lang / en nauw twee meter breed’). Maaike Meijer analyseert het in het nieuwe nummer van Nederlandse letterkunde. Dat nummer is helemaal gewijd aan mannelijkheid‘ en Meijers artikel gaat specifiek over de rol van mannelijkheid in drie ’telsten’: behalve dat gedicht van Campert ook De donkere kamer van Damokles en de film Casablanca.
Het interessante van Meijers aanpak is dat ze haar smaak altijd laat meewegen. Ja, Nederlandse letterkunde is een wetenschappelijk tijdschrift; maar voor Meijer is dat geen belemmering om te vermelden dat de laatste strofe van De achttien dooden haar ontroert:
Ik zie hoe ‘t eerste morgenlicht
door ’t hoge venster draalt –
Mijn God, maak mij het sterven licht,
en zoo ik heb gefaald,
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan uw genâ,
opdat ik heenga als een man
als ‘k voor de loopen sta…
Ik weet niet hoe vaak ik De achttien dooden heb gelezen – vele, vele keren. Maar nooit was me die een na laatste regel opgevallen: ‘opdat ik heenga als een man’. Als een man? Meijer wijst er terecht op dat het vreemd is om te willen sterven als een man: net als je dood bent, doet het er natuurlijk allemaal niet meer toe.
Ze zegt dan dat mannelijkheid staat voor waarden als “heelheid, activiteit, productie, coherentie, controle, kracht, subjectiviteit” en dat dit allerlei zaken zijn die “lijnrecht” tegenover de dood staan. “Mannelijkheid wordt op die manier in deze laatste strofe een scherm tegen de dood: het allerlaatste scherm, het allerlaatste poneren van iets dat futiel is geworden omdat het je onverbiddelijk wordt afgenomen: coherentie, beheersing, kracht.”
Ik zou de regel overigens net wat anders interpreteren. Meijer wijst er zelf op dat een ander element in het gedicht de herinneringscultuur is. De voorlaatste strofe luidt:
Gedenkt, die deze woorden leest
mijn makkers in den nood,
en die hen nastaan ’t allermeest,
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk –
Het gedicht is hiermee een oproep aan de overlevenden om de achttien doden te herinneren. Dat gebeurt volgens de eerste strofe overigens wel anoniem (‘wel kleiner nog is het stuk grond / dat ik nu nog niet weet, / maar waar ik naamloos rusten zal’), maar dat alles is geloof ik nu juist de mannelijke waarde die in dit gevecht gevierd worden, maar die Meijer niet noemt: moed en onbaatzuchtige opoffering.
‘Heengaan als een man’ betekent naar mijn idee: tot op het laatste dapper zijn, niet omdat dit een vergeefs schild tegen de dood zou zijn, maar omdat het nageslacht dan deze dapperheid zich kan herinneren, ‘gelijk ook wij hebben gedacht aan eigen land en volk’. Met andere woorden, niet aan specifieke individuen, maar aan overkoepelende collectieven. De ik wil helemaal niet om zijn bijzondere kwaliteiten worden herinnerd, vandaar dat het gedicht ook in algemeenheden spreekt, bijvoorbeeld in een andere door Meijer behandelde strofe:
Wat kan een man, oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijd’len strijd.
Meijer wijst er terecht op dat in dit gedicht automatisch de man degene is die ten strijde trekt en de vrouw het thuisfront vormt. Voor vrouwen is de al dan niet ijdele strijd niet weggelegd. Mij valt op dat beide in het gedicht heel algemeen zijn, ‘een man’ en ‘zijn vrouw’.
Maar wat beide rollen gemeen hebben is die van onbaatzuchtige opoffering. Het enige wat er toe doet is je rol – of die nu die van man is of van vrouw.
Gerrit Moens zegt
Een zijdelingse, en – ik weet het – erg naïeve verzuchting. Ik lees graag en veel, maar heb geen Nederlands gestudeerd en ben geen academicus. Ik lees ook graag oudere literatuur (en bij ons hoort alles wat langer dan tien jaar geleden werd gepubliceerd daar al bij) en ontdek graag wat ervaren en professionele lezers daar over te melden te hebben. Dat wordt me erg moeilijk gemaakt. Ofwel zit het verborgen achter een hoge betaalmuur (zoals dit artikel van Maaike Meijer, dat 15 euro kost), ofwel wordt het in het Engels geschreven, voor een volgens mij grotendeels imaginair publiek van internationale specialisten (zoals het pleidooi van Bram Ieven en Esther Van de Beek voor de “lasting relevance of the tradition of critique”, dat hier op 4 okt. werd voorgesteld en dat verscheen in – ha, ha, ha – The Journal of Dutch Literature). Soms irriteert me dat, soms moet ik er ook wel om lachen. Men is kritisch en politiek bewust, stelt graag allerlei vormen van uitsluiting aan de kaak, legt de vinger op masculiene en andere toxische privileges, is links tot zeer links, pleit voor maatschappelijk relevante neerlandistiek, maar verstopt dat allemaal op plaatsen die zo irrelevant mogelijk willen zijn.
Truus Pinkster zegt
Mooi dat je aan het eind benoemt: de onbaatzuchtige opoffering van zowel: man als vrouw.
Leuk bedacht, denk ik dan.
Mar die van de vrouw in deze situaties wordt nooit publiekelijk geroemd, echt niet.
Het is de aloude rolverdeling de man in het publieke domein, de vrouw, in het privé-domein.
En die laatste doet er niet toe in wetenschap en de publieke opinie. Niet in het openbaar althans.
Ik weet nog heel goed dat de Jong ( ja, de beroemde) vond dat het promotie-onderzoek dat Barbarba Henkes wou doen (titel publieke publicatie: Kaatje, ben je boven), en dat ze ook gedaan heeft en dat gaat over Duitse dienstmeisjes in Nederlandse gezinnen in de jaren voor de oorlog, geen voorwerp kon zijn van wetenschappelijk onderzoek. Dat was onbenullig, huishoudelijk, privé-terrein.
Deze opvatting van de Jong heeft ook in sterke mate beïnvloed dat alle verzetsdaden die vrouwen gepleegd hebben (oa koeriersdiensten) niet als verzet gekenmerkt werden door hem. Verzet was pas verzet als er ook (mogelijk) wapens aan te pas komen. Kortom opnieuw: alleen het publieke domein telt. Marjan Schwegman heeft deze visie definitief terzijde gelegd en een geheel ander perspectief op het verzet van vrouwen in WO II geopend.
Marc, je doet hetzelfde, wijst naar de rol en zegt dat het er niet toe doet of het een man of een vrouw is.
Voor vrouwen telt dat wel !!!
En voor de waardering, publiek ook !!.
(Realiseer je je dat je precies hetzelfde zegt als wat de SGP beweert: vrouwen en mannen zijn gelijkwaardig maar ze hebben andere rollen. In dit geval wil ik toch wel graag gelijkheid en geen gelijkwaardigheid )
Harry Reintjes zegt
mag ik marc en truus wijzen op mijn interpretatie van ….”heenga als een man”. als mijn vader zei “gedraag je als een MAN” bedoelde hij echt niet “gedraag je niet als een meisje, je zus (ik had helemaal geen zus) of als je moeder”, maar “nu moet je je even niet als een bang KIND gedragen”.
m.a.w. de vergelijking is vlgs. mij niet man-vrouw, maar man-kind.
n.b. al in 1977 werkte ik half-half met echtgenote thuis-buitenshuis met 3 kinderen. en, truus, de sgp heeft niet voor niets al jarenlang slechts 2 zetels, dus vrees niet